Hoofdstuk Hoofdstuk 4 Elektriciteit Wat gaan we vandaag doen? Opening Terugblik Doel Nieuwe stof Aan de slag Einde les
Doel Aan het einde van de les weet je wat vermogen is en kun je het vermogen van een apparaat uitrekenen.
Terugblik Hoe ging het sprookje ook alweer? Geleider/isolator?
Schakelingen tekenen Wat was serie en wat was parallel? Waar moest je op letten?
Stroomsterkte en spanning Stroom meten we in Ampère (A) Stroom is hoeveel stroom er per seconde door de draad gaat. Hoeveel dwergen Spanning is hoeveel energie de stroom levert Hoeveel boterhammen Spanning meten we in Volt (V)
U en I Aantal boterhammen: = spanning in Volt geven we de letter U. Raakt op: wordt dus verdeeld over de lampjes die tegengekomen worden Aantal dwergen = stroomsterkte in Ampere geven we de letter I Raakt niet op: verdeeld zich wel over een parallelschakeling Waarom?
P, U en I Hoe groter de draak, des te groter het vermogen (in Watt) Vermogen kun je uitrekenen: Vermogen = spanning (in volt) x stroomsterkte (in ampere) P = U x I Hoe ziet het driehoekje er dan uit? P = Vermogen (in Watt) U = Spanning (in Volt) I = Stroomsterkte (in Ampère)
Einde les Maken: paragraaf 4 hoofdstuk 4 Klaar? Nakijken. Einde les? Even terug naar het doel