Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefentoets Duits Voorzetsels Leerjaar 2 START Door M. Wittwer.
Advertisements

naamwoordelijk gezegde
Taaloefeningen.
Voorzetsels.
Voorzetsels Voorzetsels staan meestal vóór een zelfstandig naamwoord
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
QUIZ hoofdstuk 1.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
2. Grammatica en spelling
Hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Hij,ze,hem,haar,zijn,deze,dit,die,dat
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Woordsoorten Maud Hutten.
Taaloefeningen.
Woordsoorten benoemen
Woordsoorten benoemen
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Eindtoets taal Oefenreeks 11 Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Grammatica woordsoorten Aanwijzend en vragend voornaamwoord.
Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Voorzetsels. Wat is een voorzetsel? Voorbeelden: achter, binnen, boven, in, langs, naast, onder. Een voorzetsel kun.
SPELLING Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Wat een persoonsvorm t.t. (pv t.t.)is en hoe je deze uit een zin haalt. Welke spellingsregels er zijn.
Tangconstructies ‘Tangconstructie: grote afstand tussen delen die eigenlijk bij elkaar horen. Hierdoor wordt de zin minder goed leesbaar. ‘ De meest gemaakte.
PERSOONLIJK EN BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD Hoofdstuk 3 Grammatica woordsoorten © Noordhoff Uitgevers bv havo/vwo 2E.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Hoofdstuk 5 Grammatica zinsdelen Meewerkend voorwerp.
lopen, vallen, gamen, nadenken
Grammatica voorzetselvoorwerp.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Woordenschat H4 In deze powerpoint: Opfrissen: Wat is een voorzetsel?
Werkwoordelijk gezegde en werkwoordelijke uitdrukking
Hoofdstuk 4 Grammatica woordsoorten
Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bepaling
Hij,ze,hem,haar,zijn,deze,dit,die,dat
Hoofdstuk 3 Grammatica woordsoorten
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Taal en woordenschat h3 Werkwoorden met vaste voorzetsels
voorzetselvoorwerpszin
Lijdende en bedrijvende vorm
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Onbepaald voornaamwoord
Zinsdelen Verdelen in zinsdelen.
Woorden/uitdrukkingen met een vast voorzetsel
Instructie geven en uitvoeren
Lezen samenvatten.
Soorten zinnen en verbindingswoorden
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Grammatica woordsoorten
Aan elkaar of los? Schrijven zonder fouten
Interview verslag schrijven
Betrouwbaarheid van teksten: kritisch lezen
Zinsdelen Uitleg met voorbeelden
lezen Feiten, meningen en argumenten
Hoofdstuk 2 Taalverzorging
Hoofdstuk 2 Taalverzorging
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Voorzetsels

Aan het einde van deze les weet je/ kun je Wat een voorzetsel is. Wat de functie van een voorzetsel is. Hoe je een voorzetsel uit een zin haalt.

Wat gaan we doen? Lezen/journaal (10m) Startopdracht: blz 188 (10m) Instructie theorie: MAAK AANTEKENINGEN (10m) Zelfstandig werken: opdr 2,3,5,6 (30m) Afsluiting les (5m)

Wat is een voorzetsel? Voorbeelden: achter, binnen, boven, in, langs, naast, onder. Een voorzetsel kun je meestal voor een lidwoord zetten. Voorbeeld: op de rode fiets Ezelsbrug: een voorzetsel kun je voor 'het kooitje' of voor 'het feest' zetten. Voorbeeld: De papegaai vloog uit het kooitje. Tijdens het feest waren alle winkels gesloten.

Wat doet een voorzetsel? Een voorzetsel geeft aan een: plaats De kat ligt naast de hond. tijd In mei gaan wij vijf dagen naar Berlijn. reden De toptennisser heeft vanwege een zere knie afgezegd. oorzaak De baby kraaide van plezier.

Meneer Vrancken kijkt de proefwerken na. LET OP! Een voorzetsel staat nooit alleen in de zin, maar hoort altijd bij een ander woord. Zinnen met een splitsbaar werkwoord: het stukje dat ergens achter in de zin staat lijkt op een voorzetsel, maar hoort bij het werkwoord: Voorbeeld Meneer Vrancken kijkt de proefwerken na. Mijn mentor belde mij gisteren op.

Vul zo veel mogelijk verschillende voorzetsels in. VB: 1. De papegaai zit het kooitje. 2. De papegaai zit het kooitje. 3. De papegaai zit het kooitje. 4. De papegaai zit het kooitje. 5. De papegaai zit het kooitje enz. achter bij in tegenover voor

Vul het juiste voorzetsel in. Chloë is verliefd Joris. Ik ben benieuwd mijn cijfer voor de so Frans. Houd jij niet witlof? Feyenoord speelt komende zaterdag FC Twente. Op het dorpsplein kun je spinnen het goede doel. op naar van tegen voor

Wat is het voorzetsel? Tijdens mijn verjaardag werd veel gedanst op goede muziek Loop je even naar mijn tafel toe en zet dat kopje er maar op. Wil je dat papier even in het prullenbakje doen dat op mijn bureau staat.

Wat is het voorzetsel? Tijdens mijn verjaardag werd veel gedanst op goede muziek Loop je even naar mijn tafel toe en zet dat kopje er maar op. Wil je dat papier even in het prullenbakje doen dat op mijn bureau staat.

Lastige voorzetsels Meestal staat een vz voor het zn: Voorbeeld Hij gaat naar het feest De hond ligt in de mand. De stoel staat achter de tafel. Soms staat het vz achter het zn. Het geeft dan vaak een richting aan. We fietsen de berg op. We renden de school in.