Bloed Bloedgroepen Bloedstolling D17vab Medische kennis Bloed Bloedgroepen Bloedstolling D17vab
Waar gaan we vandaag mee bezig? Bloed (onderdelen van het bloed en functie) Bloedgroepen Bloedstolling Bezig met opdracht bloedgroepen
Bloed Bloed is een rode vloeistof die zich in de bloedvaten bevindt en door het gehele lichaam circuleert. Het bloed heeft belangrijke taken, namelijk: Uitwisseling van stoffen Vervoer van voedingsstoffen van de darm naar de weefsels; Vervoer van zuurstof van de longen naar de weefsels, en het vervoer van koolzuur van de weefsels naar de longen; Vervoer van afvalproducten van de stofwisseling; Vervoer van hormonen van de endocriene klieren naar de doelorganen. Afweer tegen binnengedrongen micro-organismen.
verdeling Bloedplasma (55%) Bloedcellen (45%) 90% water 95% rode bloedcellen (erytrocyten, ery’s) 7% plasma eiwitten 0,1% witte bloedcellen (leukocyten, leuko’s) 1% zouten 5% bloedplaatjes (trombocyten) 2% afvalstoffen, voedingsstoffen en hormonen
Functies bloedplasma Plasma is het vloeibare deel van het bloed (het bloed zonder bloedcellen). Je hebt met name plasma-eiwitten nodig voor: Uitwisseling van stoffen: Voedingsstoffen van de darmen naar de cellen; Koolzuur van de cellen naar de longen; Afbraakproducten van voedingsstoffen, water en diverse schadelijke stoffen van de cellen naar de nieren; Vitaminen en hormonen van de klieren met interne secretie (endocrien) naar de cellen. Bloedstolling door stollingsfactoren i.c.m. bloedplaatjes; Afweer (antilichamen in het plasma). Ieder mens heeft ongeveer 4% van zijn lichaamsgewicht aan plasma.
Functie bloedcellen Rode bloedcellen (erytrocyten): Transport van zuurstof; Transport van koolzuur. Rode kleur te danken aan hemoglobine (Hb). Het Hb- gehalte wordt uitgedrukt in millimol per liter bloed (mmol/l). Normaalwaarden Hb: Mannen: 8,5 – 10 mmol/l; Vrouwen: 7,5 – 10 mmol/l. Als het Hb-gehalte lager is dan de hier genoemde ondergrens, ontstaat per definitie anemie (bloedarmoede). Dit hoeft niet altijd te betekenen dat de persoon daar ook klinische verschijnselen van heeft.
Functie bloedcellen Witte bloedcellen (leukocyten): Witte bloedcellen kunnen worden onderverdeeld in: Granulocyten (drie soorten); Neutrofiele; Eosinofiele; Basofiele. Lymfocyten; Monocyten. Alle soorten leukocyten spelen een rol bij de afweer van het lichaam tegen bacteriën, virussen en lichaamsvreemde eiwitten.
Functie bloedplaatjes Bloedplaatjes (thrombocyten) zijn geen cellen, maar brokstukjes. Zij zorgen voor: Bloedstolling: ze dekken een opening in de vaatwand direct af en voorkomen daardoor verder bloedverlies. Bloedstolling: het proces dat ervoor zorgt dat een defect in de vaatwand weer wordt gesloten. Het is een samenwerking tussen de stollingsfactoren en de thrombocyten.
bloedstolling Als het endotheel van een bloedvat is beschadigd, trekken de gladde spiercellen in de vaatwand ter plaatse van de beschadiging zich samen. Door deze beschadiging van het endotheel, komt het bloed in contact met daaronder gelegen bindweefselvezels. Hieraan hechten zich de trombocyten. Die vormen vervolgens een prop op het lek en dichten de beschadiging. Deze thrombocytenprop wordt binnen enkele minuten na het ontstaan van de vaatwandbeschadiging gevormd.
Geneesmiddelen die de bloedstolling beïnvloeden Acenocoumarol (stollingsremmend, bloedverdunner); Streptokinase (acuut een stolsel oplossen bij een bloedvatafsluiting); Acetylsalicylzuur, clopidogrel (ter preventie van het ontstaan van stolsels in arterietakken van het hart en hersenen);
bloedgroepen We onderscheiden 4 bloedgroepen, namelijk A, B, AB en 0. 42% heeft bloedroep A; 9% heeft bloedgroep B; 45% heeft bloedgroep 0; 3% heeft bloedgroep AB. Wie heeft welke bloedgroep?
bloedgroepen Aan erytrocyten kunnen twee antigenen (A en B) gebonden zijn, en worden agglutinogenen genoemd (zij kunnen agglutinatie (klontering van bloedcellen) veroorzaken). In het plasma zijn agglutinines aanwezig, antilichamen die gericht zijn tegen de agglutinogenen die níet op de erytrocyten aanwezig zijn. Bloedgroep Agglutinogeen A Agglutinogeen A, agglutinine anti-B B Agglutinogeen B, agglutinine anti-A O Geen agglutinogeen A & B, maar heeft beide agglutinines (anti-A en anti-B) AB Agglutinogeen A & B, geen agglutinines (zowel anti-A als anti-B ontbreekt)
Opdracht Als je van jezelf weet welke bloedgroep je hebt, schrijf je dit op het schema. Mocht je dit niet weten, bedenk dan een bloedgroep. Ga in de klas bij iedereen langs om de bloedgroep te checken. Weet iemand zijn bloedgroep niet, ook dan bedenkt hij een bloedgroep. Vul in het volgende schema in van wie jij allemaal bloed kunt krijgen.