LATIJN
Quiz Latijnse woorden
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 1. Wat betekent flumen A. Zee B. Rivier C. Stroming ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 2. Wat betekent rex A. Koning B. Prins C. Koningin ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 3. Wat betekent venire A. Zien B. Gaan C. Komen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 4. Wat betekent necare A. Doden B. Opstaan C. Vertrekken ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 5. Wat betekent mandatum A. Toestemming B. Opdracht C. Missie ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 6. Wat betekent tamen A. in, naar B. toch C. daar ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 7. Wat betekent ibi A. daar B. in, naar C. tijdens ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 8. Wat betekent recusare A. Weigeren B. Doden C. Optillen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 9. Wat betekent aqua A. Zand B. Zee C. Water ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 10. Wat betekent portare A. Optillen B. Dragen C. Bevelen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
Quiz Latijnse woorden Antwoorden
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 1. Wat betekent flumen A. Zee B. Rivier C. Stroming ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 1. Wat betekent flumen A. Zee B. Rivier C. Stroming ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 2. Wat betekent rex A. Koning B. Prins C. Koningin ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 2. Wat betekent rex A. Koning B. Prins C. Koningin ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 3. Wat betekent venire A. Zien B. Gaan C. Komen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 3. Wat betekent venire A. Zien B. Gaan C. Komen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 4. Wat betekent necare A. Doden B. Opstaan C. Vertrekken ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 4. Wat betekent necare A. Doden B. Opstaan C. Vertrekken ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 5. Wat betekent mandatum A. Toestemming B. Opdracht C. Missie ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 5. Wat betekent mandatum A. Toestemming B. Opdracht C. Missie ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 6. Wat betekent tamen A. in, naar B. toch C. daar ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 6. Wat betekent tamen A. in, naar B. toch C. daar ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 7. Wat betekent ibi A. daar B. in, naar C. tijdens ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 7. Wat betekent ibi A. daar B. in, naar C. tijdens ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 8. Wat betekent recusare A. Weigeren B. Doden C. Optillen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 8. Wat betekent recusare A. Weigeren B. Doden C. Optillen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 9. Wat betekent aqua A. Zand B. Zee C. Water ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 9. Wat betekent aqua A. Zand B. Zee C. Water ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 10. Wat betekent portare A. Optillen B. Dragen C. Bevelen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1 10. Wat betekent portare A. Optillen B. Dragen C. Bevelen ► ARGO GRAMMATICA HULPBOEK 1
THEMA 1 FORUM - GRAMMATICA §1.1 - §1.5 – - Werkwoord - Zelfstandig naamwoord: nom. + acc. - Zelfstandig naamwoord: dat. - De zin – persoonlijk voornaamwoord - Zelfstandig naamwoord - ablativus 1.7-1.8
Werkwoordvervoegingen Stam Vervoeging Veni Esse Vemit (hij/zij/het ligt) Venint (zij komen) Venire (komen) INF Est (hij/zij/het is) Sunt (zij zijn) Esse (zijn) INF