Hoofdstuk 9 Handig rekenen 1
Vermenigvuldigen met nullen Paragraaf 9.1 Vermenigvuldigen met nullen
60 is eigenlijk 6 tientallen 6 × 10 = 60 60 × 10 = 600 Je zet hier een 0 aan het eind van het getal bij
64 × 10 = 640 432 × 10 = 4320
56 × 100 = 56 honderdtallen = 5600 15 × 40 = 15 × 4 tientallen = 60 tientallen
14 × 200 = 14 × 2 honderdtallen = 49 × 1000 = 49 duizendtallen =
Paragraaf 9.2 Delen met nullen
Je haalt hier de 0 aan het eind van het getal eraf. 2800 ÷ 10 = ? Hoeveel tientallen passen er in 2800? 2800 ÷ 10 = 280 Je haalt hier de 0 aan het eind van het getal eraf.
78 tientallen ÷ 2 tientallen = 78 ÷ 2 = 39
Paragraaf 9.3 Volgorde aanpassen
Het maakt niet uit of je 7 + 5 doet of 5 + 7, het antwoord blijft 12.
Hoeveel moet je betalen? € 275 € 25 € 13
Hoeveel is 25 + 300 + 50 + 75 + 150 samen? + + = Van links naar rechts OF handig samen nemen. + + =
Ook bij de keersom maakt de volgorde niet uit 3 + 3 + 3 + 3 + 3 5 × 3 5 + 5 + 5 3 × 5 Je kunt zelf kiezen welke volgorde je het handigst vindt
5 × 7 × 2 = (5 × 7) × 2 = 35 × 2 = 70 5 × 7 × 2 = (5 × 2) × 7 = 10 × 7 = 70
Hoofdstuk 9 Extra opgaveN
Vraag 1 100 × 60 =
Vraag 2 120 000 ÷ 1000 =
Emma koopt meubels voor haar kamer. Dit is het bonnetje: Vraag 3 Emma koopt meubels voor haar kamer. Dit is het bonnetje: Bank: € 109 Tafel: € 81 Lamp: € 23 Stoel: € 47 Hoeveel euro heeft Emma in totaal uitgegeven?
Vraag 4 49 + 26 + 31 =
Vraag 5 48 + 37 + 12 + 163 =
Vraag 6 8 × 210 × 25 =