Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd. Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Kan je de betekenis van de afkortingen in s = v x t benoemen
Advertisements

M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Cirkels…omtrek en oppervlakte
M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Snelheid.
Rekenen met snelheid Een probleem oplossen
Bewegen Bewegen (c) Ing. W.Tomassen.
BEWEGING – GROOTHEDEN EN EENHEDEN
De eenparige beweging..
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Hoofdstuk 2: Verbranden en verwarmen
Kilometer per uur.
Goedemorgen.
Tijd, afstand, snelheid.
Mercurius..
Drie soorten vragen over geluid door lucht
Rekentijd Schrijf de letter van het juiste antwoord op. Als je alles goed hebt, krijg je een woord.
Rekenen.
Presentatie titel Kennisbasis Rekenen
Standaardvormen Standaardnotatie Wetenschappelijke notatie
Zoek de het juiste antwoord 100 cm1 meter 100 meter1000 centimeter100 decimeter 1000 meter2000 meter meter next.
Het land van de lieveheersbeestjes. In een bos hier ver vandaan, leven 100 lieveheersbeestjes. Ze doen allerlei dingen samen. Binnen het land geldt 1.
Rekenquiz. Vraag 1. Decimale getallen Zet de decimale getallen van groot naar klein. Welk getal komt er in het rode vak? 7,431,684,295,051,667,493,49.
Meten en meetkunde in het verkeer
Meten en meetkunde in het verkeer
Les 4: SAMENGESTELDE GROOTHEDEN
Les 4: SAMENGESTELDE GROOTHEDEN
Vandaag: Restant les 3 Verhoudingen
Herhalen schaal Schaal is een verhouding.
Herhalen schaal Schaal is een verhouding.
1 VMBO-KGT deel Grafieken tekenen 1 1.
Metend rekenen 5de leerjaar.
6.4 Verhoudingstabel en grafiek Verhoudingstabel en grafiek
TECHNISCHE FICHE : De schaal berekenen.
Les 3volgorde van bewerkingen
Rekenen Verbanden les 1: gegevens verwerken Verbanden les 2: gegeven in tabellen.
Snelheid Module 3 Basisstof 3.
Rekenen Les 6 Meten en Meetkunde in het verkeer Les 7 Meten in recepten Les 5 figuren slaan we over!
Rekenen periode 3 Meten en meetkunde les 6: Meten en meetkunde in het verkeer (Les 5 figuren slaan we over)
Hoofdstuk 21 Metriek stelsel. Hoofdstuk 21 Metriek stelsel.
Hoofdstuk 14 Rekenen met tijd. Hoofdstuk 14 Rekenen met tijd.
Meten en meetkunde les 4: samengestelde grootheden
Hoofdstuk 13 klokkijken. Hoofdstuk 13 klokkijken.
Rekenen Verbanden les 3: Rekenen met tabellen 1 Verbanden les 5: Rekenen met grafieken, diagrammen en tabellen.
Rekenen met kommagetallen
Rekenen met grote getallen
GROOTHEDEN EN EENHEDEN
Hoofdstuk 31 Verbanden - basis. Hoofdstuk 31 Verbanden - basis.
Les 3 verhoudingen Verhoudingen.
Rekenen Meten en Meetkunde 2f Les 3 Omtrek, oppervlakte en inhoud
Les 9: meten en meetkunde in de tuin
Hoe snel is geluid? Aan het einde van de les moet je in staat zijn om:
Bewegen Bewegen (c) Ing. W.Tomassen.
Geluid Test jezelf.
Rekenen Les 6 Meten en Meetkunde in het verkeer Les 7 Meten in recepten Les 5 figuren slaan we over!
1 Twee grafieken van temperatuur en dagen.
Les 7: woordformules gebruiken
Rekenen Meten en Meetkunde 2f Les 3 Omtrek, oppervlakte en inhoud
Rekenen Verbanden les 1: gegevens verwerken Verbanden les 2: gegeven in tabellen.
Hoofdstuk 10 – les 4 Eenparig vertraagd.
Hoofdstuk 10 – les 3 Eenparig versneld.
G13 2 Recht en omgekeerd evenredige grootheden M A R T X I
Hoofdstuk 21 PROBLEEMOPLOSSEN. Hoofdstuk 21 PROBLEEMOPLOSSEN.
Hoofdstuk 12 schaal. Hoofdstuk 12 schaal Paragraaf 12.1 Schaalverdeling.
Rekenen met verhoudingen
Hoofdstuk 6 Metriek stelsel. Hoofdstuk 6 Metriek stelsel.
Basis 7 Tijd. Basis 7 Tijd Paragraaf B7.1 Wijzers van de klok.
Hoofdstuk 20 Grafieken en tabellen. Hoofdstuk 20 Grafieken en tabellen.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 28 Snelheid en tijd

Paragraaf 28.1 Snelheid en tijd

km/u en m/s 90 km/u betekent 90 kilometer per uur; in één uur leg je 90 kilometer af. 27 m/s betekent 27 meter per seconde; in één seconde leg je 27 meter af.

Wat is je gemiddelde snelheid? Als je de afstand en de tijd weet, kun je de gemiddelde snelheid uitrekenen Wat is je gemiddelde snelheid? Geef je antwoord in km/u.

Tijd uitrekenen Je loopt 6 km/u Afstand uitrekenen Tijd Berekening Afstand 1 uur 6 km 3 uur 6 × 3 = 18 18 km 30 minuten 6 ÷ 2 = 3 3 km 20 minuten 6 ÷ 3 = 2 2 km Tijd uitrekenen Je loopt 6 km/u Afstand Berekening Tijd 6 km 1 uur 24 km 24 ÷ 6 = 4 4 uur 3 km 3 ÷ 6 = 0,5 0,5 uur = 30 minuten 1,5 km 1,5 ÷ 6 = 0,25 0,25 uur = 15 minuten

Afstand, tijd en snelheid zijn met elkaar verbonden. De volgende drie berekeningen horen bij elkaar: snelheid = afstand ÷ tijd afstand = tijd × snelheid tijd = afstand ÷ snelheid Let op: Gebruik dezelfde eenheden Als de snelheid in km/u is, dan is de afstand in km en de tijd in uren: 10 km/u = 15 km ÷ 1,5 uur 15 km = 1,5 uur × 10 km/u 1,5 uur = 15 km ÷ 10 km/u

Verder rekenen met tijd Paragraaf 28.2 Verder rekenen met tijd

dd-mm-jj d staat voor dag m staat voor maand j staat voor jaar

Uit hoeveel dagen bestaat een jaar? Elk jaar heeft 365 dagen, behalve de schrikkeljaren die hebben er 366. Elke 4 jaar hebben we een schrikkeljaar. Dat zijn de jaren die deelbaar zijn door 4. Eeuwjaren zijn een uitzondering, dat zijn geen schrikkeljaren.

De maanden van een jaar hebben een verschillend aantal dagen Ezelsbruggetje voor het aantal dagen in een maand: Op je knokkel tel je 31 dagen Ertussenin 30 dagen of in februari 28/29

Op welke datum is de controle? Lynn begint op 19 februari 2014 aan een pillenkuur. Op de laatste dag van de kuur moet ze terugkomen voor controle. Op welke datum is de controle?

Monique reist via station Moerwijk naar Delft Monique reist via station Moerwijk naar Delft. Ze stapt bij de halte Leyweg in de tram. Ze wil op station 5 minuten de tijd hebben om over te stappen op de trein. In Delft moet ze ook nog 10 minuten lopen. Ze wil voor 9 uur op haar bestemming zijn. Hoe laat neemt ze de tram?

Hoofdstuk 28 Extra opgaveN

Vraag 1 Bij de 'Shuttle run test' (of 'piepjestest') moeten deelnemers tussen twee lijnen heen en weer rennen. De lijnen zijn 20 meter van elkaar verwijderd. De test wordt vaak gebruikt tijdens de gymles. De leerlingen krijgen hiervoor een cijfer. Hoe sneller de leerling tussen de twee lijnen kan rennen, hoe hoger het cijfer. Fiona wil een 10 halen. Daarvoor moet zij tot trap 11 komen, dat houdt in dat zij binnen 5,33 seconden van de ene lijn naar de andere lijn rent. Hoeveel meter per seconde moet Fiona minimaal kunnen rennen om een 10 te halen? Rond af op 2 decimalen. m/s

Hoeveel kilometer legt de fietser af in 50 minuten? Vraag 2 Een fietser rijdt 21 km/u. Hoeveel kilometer legt de fietser af in 50 minuten? kilometer

Hoeveel kwartier doet de vrachtwagen over 120 kilometer? Vraag 3 Een vrachtauto rijdt precies 96 kilometer per uur. Hoeveel kwartier doet de vrachtwagen over 120 kilometer? kwartier

Hoeveel seconden doet de slak over 0,7 meter? Vraag 4 Een slak kruipt 0,7 centimeter per seconde. Hoeveel seconden doet de slak over 0,7 meter? seconden

Hoe heet deze koudste maand? Vraag 5 Met een gemiddelde temperatuur van 0,2 graden Celsius, is de tweede maand de koudste maand van het jaar in Nederland. Hoe heet deze koudste maand? Schrijf naam van de maand uit.

Vul 13 mei 1990 in volgens het gegeven format: Vraag 6 (dd-m-jjjj)

Hoeveel dagen heeft de maand juli? Vraag 7 dagen

Op welke dag van de week is hij geboren? Vraag 8 Harm wordt op woensdag 5 augustus 2015 vijf jaar. Op welke dag van de week is hij geboren?