De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien
Stappenplan ontleden STAP 1 De persoonsvorm Hoe vind je de pv? Verander de zin van tijd (verleden tijd/tegenwoordige tijd) Verander de zin van getal (enkelvoud/meervoud)
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Kregen krijgen De apen kregen de aap kreeg
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Pv = kregen
Stappenplan ontleden STAP 2 Zinsdelen Hoe verdeel je de zin in zinsdelen? Elke woordgroep die je voor de pv kunt zetten, is een zinsdeel.
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien GOED: Vandaag kregen de apen…. Heel wat grappige mensen kregen de apen… FOUT: Grappige mensen kregen de apen heel wat … Van het hek kregen de apen…
De apen aan de andere kant van het hek / kregen / vandaag / heel wat grappige mensen / te zien Pv = kregen
Stappenplan ontleden STAP 3 Het onderwerp Het onderwerp is datgene of diegene die de handeling uitvoert Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag: wie of wat + pv Als de pv van getal verandert, verandert het onderwerp mee Let op: het onderwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, voor, in, op, etc.!)
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Vraag: Wie of wat kregen? Antwoord: De apen aan de andere kant van het hek OF De apen kregen kreeg de aap kreeg
De apen aan de andere kant van het hek / kregen / vandaag / heel wat grappige mensen / te zien Pv = kregen O = De apen aan de andere kant van het hek
Stappenplan ontleden STAP 4 Het werkwoordelijk gezegde Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit: Alle werkwoorden te
De apen aan de andere kant van het hek / kregen / vandaag / heel wat grappige mensen / te zien Pv = kregen O = De apen aan de andere kant van het hek Wg = kregen te zien
Stappenplan ontleden STAP 5 Het lijdend voorwerp Het lijdend voorwerp = diegene of datgene die/dat de handeling ondergaat Hoe vind je het lijdend voorwerp: - Stel de vraag: wie/wat + pv + ond + rest wg Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Wie of wat kregen de apen aan de andere kant van het hek te zien? Antwoord: heel wat grappige mensen
De apen aan de andere kant van het hek / kregen / vandaag / heel wat grappige mensen / te zien Pv = kregen O = De apen aan de andere kant van het hek Wg = kregen te zien Lv = heel wat grappige mensen
Stappenplan ontleden STAP 6 Het meewerkend voorwerp Het meewerkend voorwerp is de ontvanger in de zin Controle: Aan moet je kunnen vervangen door: gericht aan *Er hangt een stukje kauwgom aan je trui. *Marie stuurt een verjaardagskaart aan haar oma. Voor moet je kunnen vervangen door: bestemd voor *Er staat een groepje Hell’s Angels voor de school *Marie heeft een taart gebakken voor haar moeder. Let op: aan kan weggelaten zijn; als het een mv is, moet je aan kunnen toevoegen: *Marie stuurt haar oma een verjaardagskaart
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Aan of voor wie kregen de apen mensen te zien? Op deze vraag komt geen antwoord Controle: de apen gericht aan de andere kant van het hek… Aan kan niet vervangen worden door gericht aan In deze zin staat geen meewerkend voorwerp!
Stappenplan ontleden STAP 7 De bijwoordelijke bepaling Het zinsdeel bijwoordelijke bepaling vertelt iets meer over het gezegde: bijvoorbeeld waar, wanneer, hoe of waarom iets wordt gedaan of gebeurt. Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling? Stel de vragen: Waar? Wanneer? Hoe? Waarom? etc. Voorbeelden 1. Karel tekent in zijn schrift. (waar?) 2. Karel tekent vandaag. (wanneer?) 3. Karel tekent heel mooi. (hoe?) 4. Karel tekent uit verveling. (waarom?)
De bijwoordelijke bepaling Zinsdelen die je makkelijk kunt weglaten als: ook, misschien, wel, niet, toch zijn ook bijwoordelijke bepalingen. * Joost wil ook een scooter hebben. Als een bijwoordelijke bepaling uit meerdere woorden bestaat, begint het vaak dus niet altijd!) met een voorzetsel. * Ik ben uit de klas gestuurd door die docent. * Het regent elke dag.
De bijwoordelijke bepaling Als de woorden waar, wanneer, hoe etc. (maar niet: wie en wat) aparte zinsdelen zijn, dan zijn het bijwoordelijke bepalingen. * Waar ben jij de hele avond geweest? Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin voorkomen. * Met een schroevendraaier brak de jongen het fietsslot handig open.
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien Bwb = vandaag Vandaag zegt wat over WANNEER
Zaterdag geven wij DWS geen kans tegen het OVV.
Zaterdag / geven / wij / DWS / geen kans / tegen het OVV. Pv = geven O = wij Wg = geven Lv = geen kans Mv = DWS Bwb = tegen het OVV Bwb = Zaterdag