Thema 1 Cellen en Organen 3 TL Periode 1
Organismen Levensverschijnselen. Individu Elk organisme is een individu. Een individu kan zich met een ander individu voortplanten. Levensverschijnselen. Individu
Levensverschijnselen: Ademhalen, voeden en afvalstoffen uitscheiden Levensverschijnselen: Ademhalen, voeden en afvalstoffen uitscheiden. (stofwisseling) Stofwisseling zorgt voor : Groei en ontwikkeling
Levensverschijnselen. Ademhalen Voeden Uitscheiden Bewegen Groeien Voortplanten Ontwikkelen Dus alle levensverschijnselen even onder elkaar.
Organen, cellen en weefsels Middenrif Borstholte Buikholte Organenstelsel Middenrif scheidt de borsthole van de buikholte. Bortholte heeft organen zoals: Hart,Longen, slokdarm. Buikholte heeft organen zoals: Slokdarm, darmen, lever en nieren. Samenwerkende organen noemen we een organenstelsel. Spierstelsel, verteringsstelsel, beenstelsel, bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel
Organen, cellen en weefsels Verschillende soorten weefsels: Beenweefsel Spierweefsel Bindweefsel Blz. 11 Handboek
Organen, cellen en weefsels Verschillen tussen dierlijke cel en plantencel?: Dierlijke cel geen celwand. Plantencel wel een celwand.
Plantaardige cellen Plantencellen bestaan uit de volgende onderdelen: Cytoplasma, Celmembraam, Celkern Kernmembraam, Vacuolen, Celwand Intercellulaire ruimten en plastiden. Plastiden zijn: Bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels.
Dierlijke cellen. Dierlijke cellen bestaan uit: Ctyplasma Celmembraam Kernmembraam Dierlijke cellen hebben geen plastiden en celwand.
Organellen in dierlijke cellen. Organellen hebben functies in de cel. Mitochondrieen helpen bijvoorbeeld bij energieopwekking
Chromosoom DNA Eiwit Erfelijke eigenschappen Chromosomen zijn te vinden in de celkern. Chromosomen zijn lang en dun en zijn alleen te zien bij deling van de cel.(komt doordat DNA moleculen erg lang zijn.) Chromosomen netjes bij elkaar gerangschikt noemen we een chromosomenportret. Chromosomen komen altijd in paren voor. Chromosomen komen in alle lichaamscellen voor. ( dus elke cel heeft 23 paar chromosomen).
DNA Chromosomen bestaan uit lange DNA strengen. Dna is opgebouwd uit Nucleotiden.
Nucleotiden Adenine, Cytosyne, thymine en Guanine AC en TG De Nucleotiden zitten vast aan een fosfaatgroep.
Celdeling Celkern deel zich eerst(Noemen we Kerndeling) Daarna deelt de cel zich in tweeën. Waarna de moedercel zich opdeelt in 2 dochtercellen. Dit is gewone celdeling of ook wel genoemd(Mitose) Chromosomen spiraliseren voordat ze zich delen. Chromosomen verdelen zich even over beide nieuwe cellen.