Taal is het vervoermiddel van onze gedachten
1. Ontleden: onderwerp en gezegde 2. Tijden: tegenwoordig, verleden, voltooid 3. Regels die horen bij die tijden 4. Stijl
Ontleden: Wie doet wat? Onderwerp: Wie of wat Gezegde: Werkwoord dat de actie beschrijft
Zoek onderwerp en gezegde in de volgende zinnen De hond wandelt over het gras. Als genoeg mensen iets als aannemelijk beschouwen, dan wordt het ook vaak als de waarheid gezien.
Tijden: wanneer? Tegenwoordige tijd Dat wat nu aan de gang is Verleden tijd Dat wat eerder aan de gang was Voltooide tijd Dat wat is afgerond
Tegenwoordige tijd Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon een t achter de stam Stam is het hele werkwoord min en Bij een dubbele medeklinker vervalt één daarvan Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm fiets-en wandel-en ren-nen 1. ik fiets ik wandel ik ren 2. jij fietst jij wandelt jij rent 3. hij fietst hij wandelt hij rent
Uitzondering Als je of jij onderwerp is, en in de zin ná het gezegde staat, komt er na de stam géén t. Dus: Jij fietst morgen met mij mee Morgen fiets jij met mij mee Maar ook: Wordt je vader morgen al tachtig?
Als de stam eindigt op d Hier worden de meeste fouten gemaakt Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon een t achter de stam word-en antwoord-en brand-en 1. ik word ik antwoord ik brand 2. jij wordt jij antwoordt jij brandt 3. zij wordt zij antwoordt zij brandt
In verwarring? Ga te rade bij Grote Smurf. Is het in de tegenwoordige tijd nou: ‘Benschop vind het niet belangrijk’, of ‘Benschop vindt het niet belangrijk’? Probeer: ‘Benschop smurft het niet belangrijk’ Met een t dus!
Verleden tijd: ‘t kofschip Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de verleden tijd te erachter Zo niet, dan de stam verleden spiek spiekte brand brandde praat praatte antwoord antwoordde trap trapte 11
Voltooide tijd: ‘t kofschip Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de voltooide tijd een t erachter Zo niet, dan met een d Let op: in voltooide tijd géén dubbel d of dubbel t stam voltooid spiek gespiekt brand gebrand praat gepraat antwoord geantwoord trap getrapt
Pas op voor de vermomde v en z Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm. Dus: verbazen > verbaas, beloven > beloof Maar: Regel: bij het bepalen van de vervoeging in de verleden tijd en voltooide tijd, doen we net of die v en z uit het hele werkwoord de laatste letter van de stam zijn. Staan die in ‘t kofschip? Nee. Dus: stam vermomd verleden voltooid verbaas verbaaz verbaasde verbaasd beloof beloov beloofde beloofd
In verwarring? Wat is nou het gezegde? Maak er een vragende zin van door de volgorde te veranderen. Het gezegde komt dan vooraan. De inflatie vertekent de winst Vertekent de inflatie de winst? In de herfst nemen melancholieke buien Lieke in beslag. Nemen melancholieke buien in de herfst Lieke in beslag?
Voltooid als bijvoeglijk Bijvoeglijk naamwoord: voegt een kwalificatie toe aan een zelfstandig naamwoord. Dus: De groene bank, de lange wandeling, een verrassende wending, het laatste koekje. En ook: de beantwoorde vraag Soms is een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord. Regel: Eindigt het voltooid deelwoord op t of d, dan komt er simpelweg een e achter, nooit te of de. Dus: De gefietste afstand, de teleurgestelde student Zij beantwoordde zijn onbeantwoorde liefde 16
Voltooid als bijvoeglijk (2) We behandelen de spelling van deze bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden net als andere woorden. Regel: ‘Schrijf de lange klinkers /aa/, /ee/, /oo/ en /uu/ in een gesloten lettergreep dubbel en in een open lettergreep enkel’. De fiets is rood, het is een rode fiets. Eén o vervalt. Dus ook: De foto is vergroot, het is een vergrote foto De zin is ontleed, het is een ontlede zin 17
In verwarring? Ga te rade bij Grote Smurf. Is het nou voltooide tijd of een bijvoeglijk naamwoord? Zet er smurfig of smurfige voor in de plaats. Zij beantwoordde zijn onbeantwoorde liefde. Zij beantwoordde zijn smurfige liefde. ‘onbeantwoorde’ is dus een bijvoeglijk naamwoord!
Stijl 1. Tangconstructie Bij een tangconstructie staan er zo veel woorden tussen onderwerp en gezegde of tussen de twee delen van het werkwoordelijk gezegde, dat het verband onduidelijk wordt of je de zin op verschillende manieren kunt uitleggen. Het programma werd op diverse wijd verspreide locaties, waaronder het Justitiepaleis in Brussel, de Meir in Antwerpen, de Amsterdamse dierentuin Artis en het Waddeneiland Terschelling, opgenomen. 2. Passief/Actief De passief (ook wel lijdende vorm genoemd) is opgebouwd uit een vorm van de hulpwerkwoorden worden of zijn, in combinatie met een voltooid deelwoord. 3. Vaagheden Woorden zoals veel, vaak, soms, mensen, problemen, leuk, erg, men, meestal zijn vaag. Een goede schrijver vermijdt ze, en kiest voor meer specifieke termen die een nauwkeuriger beschrijving geven.
Stijl
Als of dan? Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je ‘dan’. Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je ‘als’. Zij is groter dan ik. Ik ben liever dan Sacha. Ik ben even groot als Yael. Bas is even slim als Mohammed. Mij? Nee: het is van mij. Nooit dán mij (of als mij).
Hen of hun? Aan hen gaf de Atilla de Hun niks Als je 'aan' voor hen kunt zetten, is het 'hun'. Ik gaf aan hen een boek = ik gaf hun een boek. Ik zag hen op het station. Daar past geen 'aan' voor, dus niet "Ik zag hun op het station".
Hen of hun? Moet hen? Of …? Dan past ‘ze’ of ‘zij’. ‘Hun hebben … nee, …’ ‘Hen hebben … nee, dat klinkt niet …’ ‘Zij hebben!’ Je gebruikt hen als het lijdend voorwerp is, en je gebruikt het ook na een voorzetsel. Je gebruikt hun wanneer het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.
Dat of wat? http://www.youtube.com/watch?v=GL_RGoJ7 PSw
Aantal = enkelvoud of meervoud? En het voltooid deelwoord http://www.youtube.com/watch?v=wf9CmGHa Qro&feature=related
Aanelkaar of los? “samenstellingen van twee of meer zelfstandige naamwoorden schrijven we altijd aan elkaar” (in het Engels juist niet …) Ligt de klemtoon op één woord van de woordgroep? Dan mag je er zeker van zijn dat het woord aan elkaar geschreven wordt. Openbaar vervoer en wegvervoer Een streepje om verwarring te voorkomen: Mede-inzittende, auto-ongeluk
Tips voor een goede webtekst Tip 1: Houd het kort Internetbezoekers lezen hoogstens 28% van de tekst Tip 2: Gebruik kopjes Lezers willen makkelijk navigeren, zorg voor goede vormgeving en logische opbouw: knip de tekst in blokjes en gebruik pakkende koppen. We scannen een webpagina in een F-vorm. Tip 3: Pak ze meteen Grijp je lezer bij de kladden met lekkere woorden (zoals lekker en kladden)
Tips voor een goede webtekst Tip 4: Wees ritmisch Ritme lijkt meer iets voor drummers, maar geldt ook voor tekstwerk. Wissel korte en lange zinnen af. Bouw een mooi ritme op. Wees stylish. Na deze korte zinnen volgt dus weer een langere zin, in dit geval met bijzin. Zo’n ritme leest lekker. Tip 5. Schrap het woord ‘kunnen’ ‘U kunt zich aanmelden via onze site.’ Oh? Kan dat? Of kan dat niet? ‘Meld u nu aan!’ En gebruik al helemaal geen passieve vorm! ‘Er kan op deze site gelezen worden over mooie dingen’.
Een goed verhaal? Denk aan je doelgroep Maak een tekstplan Maak een mindmap Schrijf op wat je hardop zou vertellen Laat iemand anders meelezen Lees je eigen tekst hardop voor Gebruik woorden die bij je passen Schrijf met je hart: zorg éérst voor de inhoud, dan pas voor de vorm.