Vraag stellen A. Zonder vraagwoord De punt vervangen door een vraagteken. voorbeeld Tu as treize ans? 2. Est-ce que voor de zin zetten. voorbeeld Est-ce que tu as treize ans?
3. inversie : onderwerp en persoonsvorm omdraaien 3. inversie : onderwerp en persoonsvorm omdraaien. Let op : gebruik een koppelstreepje! voorbeeld As-tu treize ans?
B. Met vraagwoord Vraagwoord aan het eind van de zin. voorbeeld Tu t’appelles comment? Vraagwoord aan het begin van de zin. voorbeeld Comment tu t’appelles? Vraagwoord + est-ce que + rest van de zin. voorbeeld Comment est-ce que tu t’appelles?
Vraagwoorden waar où waarom pourquoi wanneer quand hoe comment hoeveel combien wie qui/qui est-ce qui wat que/qu’est-ce que welk quel/quelle/quels/quelles wat is quel(le) est wat zijn quel(le)s sont