3 DOMEINEN Uit door endosymbiose Par. 5 blz. 112) ontstaan cellen hebben zich de huidige organismen ontwikkeld die we kunnen onderbrengen in 3 domeinen:

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
Advertisements

ORDENING THEMA 2.
Ordening en evolutie Thema 5.
B3 Glucose als grondstof
Examentraining Biologie
BS4 Schimmels.
In cyanobacteriën en planten
Kringloop producent-consument-reducent………
Relaties in de natuur Planten produceren zuurstofgas
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Ordening: Indeling in de 4 rijken
ASSIMILATIE Basisstof 3 en 4.
Systematiek De eerste die probeerde een systematische indeling te maken was Aristoteles ( voor Christus). Bijna alle wetenschappers uit zijn tijd.
Orde scheppen in een verscheidenheid aan soorten
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Schimmels.
BACTERIËN.
LEVENSKENMERKEN.
Vijfrijkensysteem volgens Whittaker.
Systematiek LEVENDE WEZENS WORDEN GEORDEND IN VIJF RIJKEN
Bacteriën Heil en onheil.
Organische stoffen Anorganische stoffen.
Basisstof 9: Autotroof en Heterotroof
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Havo 5 Bas 1: Wat is stofwisseling Bas 2: Enzymen.
Thema 5: Erfelijkheid en evolutie
413 – ECOLOGIE.
Par. 25 t/m 25.2 Ordening: het 2-rijkensysteem
B. Stof 4 Ordening van organismen
Ordening en Evolutie ‘Het is een teken van een geschoolde geest als iemand kan nadenken over een gedachte zonder ze te aanvaarden’  Aristoteles.
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
STOFWISSELING Opbouw en afbraak.
Hoofdstuk 2 De cel.
Hoofdstuk 43: Biodiversiteit: ordening en evolutie Nieuw: F2 in het CE, mag in SE; ook F3, dat moet in het SE. Lieveheersbeestjes: Aaibaar zijn ze zeker,
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Thema 1: Ordening Boek: biologie voor jou Vwo B2 deel 1
Stofwisseling Thema 1.
Ecologie Thema1.
12.2 Stofwisselingsprocessen Autotroof: Organismen die uit anorganische moleculen hun benodigde organische moleculen kunnen maken Naam van dat proces:
H7 Celstofwisseling.
ORDENING. celwand rijk van bacteriën rijk van de schimmels rijk van de planten rijk van de dieren celwand celkern bladgroen celwand celkern Celkern.
PP Thema 2 ZW klas 3. §1 Organismen ordenen Een organisme is een levend wezen. Ordenen is organismen in groepen indelen. Je doet dit door naar de kenmerken.
Voortgezette assimilatie 1
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Bouw, functie, onderdelen, transport
Ecologie' 17 .
Waar gaan we het vandaag over hebben denk je?
Ecologie Hoofdstuk 6.
Thema 5: : Evolutie (en ordening) ook wel biodiversiteit genoemd B
Thema 4. Ordening Blz 80.
Thema 3 ecologie.
Voeren en verzorgen Periode 1 – Taxonomie, rasgroepen en rassen
413 – ECOLOGIE.
Organische stoffen Anorganische stoffen.
Voorbereiding op de biologie toets
12.2 Stofwisselingsprocessen
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Thema 5, evolutie.
B. Stof 2 Prokaryoten B. Stof 3 Eukaryoten
Organen en cellen.
Voortgezette assimilatie 1
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Organische stoffen Anorganische stoffen.
Havo 5 Stofwisseling: Koolstofkringloop
Transcript van de presentatie:

3 DOMEINEN Uit door endosymbiose Par. 5 blz. 112) ontstaan cellen hebben zich de huidige organismen ontwikkeld die we kunnen onderbrengen in 3 domeinen: Eukaryoten Bacteriën (zijn prokaryoot) Archaea (zijn prokaruoot) De laatste groep leeft onder extreme omstandigheden waardoor zij als een aparte groep worden beschouwd

EUKARYOTEN Dit domein wordt onderverdeeld in 1. schimels 2. Planten 3. Dieren 4. Protisten * * staat nog ter discussie (eencellig of meercellig) Te denken valt aan algen

EUKARYOTEN Kenmerken: Altijd een celkern Eencellig of meercellig Voedingswijze (autotroof of heterotroof) Wel of geen celwand N.B. Virussen vallen buiten deze ordening.

Organische stoffen. Organische stoffen Anorganische stoffen Door organismen gemaakt Bevatten altijd C, Daarnaast: H, O, N, P, S Eiwitten óók N = stikstof Grote(re) moleculen Bevatten veel energie - Koolhydraten, -vetten, -eiwitten, -nucleïnezuren Anorganische stoffen Vrij in de niet-levende natuur aanwezig. Bestaan uit alle soorten atomen. Kleine moleculen Bevatten weinig energie. Bijvoorbeeld: H2O, O2, CO2, NaCl

Belangrijke termen: Autotroof: organisme dat zelf zijn voedsel maakt. Heterotroof: organisme die via voeding aan de nodige organische stoffen komt. Fotosynthese: groene planten maken m.b.v. anorganische stof organische stof. Dissimilatie: alle organismen halen energie uit organische stof (er ontstaat anorganische stof). Assimilatie: opbouw organische stoffen ontstaan grotere organische moleculen.

Ordening naar verwantschap: R-A-K-O-F-G-S: Alle levende wezens op aarde  Rijken  Met Afdelingen  met Klassen  met Ordes  met Families  Met Geslachten  met Soorten Alleen belangrijk: Geslachten en Soorten

Wat is een soort? Soort: Groep organismen die Veel dezelfde kenmerken hebben Zich onderling kunnen voortplanten En vruchtbare nakomelingen krijgen.  Dezelfde soort?

Paard X ezel  muilezel. Paard en ezel vormen één soort?

De wetenschappelijke naamgeving = binaire naamgeving Agapornis = GESLACHTsnaam Personatus = SOORTnaam Een derde naam geeft het RAS aan: Agapornis personatus Fischerie

Binaire naamgeving = internationaal Geslachts- en soortnaam

Het madeliefje, Bellis perennis L. De L Het madeliefje, Bellis perennis L. De L. staat voor de naamgever: Linnaeus.

Prokaryoten: Bacteriën. Kleine cellen 1-10 µm. ( 1 µm = 1/1000 mm) Géén kern, één chromosoom Sommigen hebben plasmiden Celwand aanwezig. Géén mitochondriën en ER. Deling (mitose) ongeslachtelijk Meeste heterotroof enkele autotroof.

Voortplanting: Deling: Uitwisselen van DNA:

Meeste bacteriën bezitten geen chlorofyl Reducenten Meeste bacteriën bezitten geen chlorofyl Cyanobacteriën vormen aparte groep binnen domein bacteriën Bevatten chlorofyl en blauwe pigmenten Vandaar blauwalgen genoemd Blauwgroene kleur in water? Waterbloei Voeden zich met dode resten van organismen Daarbij zetten ze organische stoffen om in anorganische stoffen

Grotere kans op overleven: uitwisselen DNA: Conjugatie afb. 66 blz Grotere kans op overleven: uitwisselen DNA: Conjugatie afb. 66 blz. 119 Vorming van sporen:

Voorbeelden van Bacteriën: Coccen: Stafylococcen:

Schadelijk en nuttig. Bacteriën zijn reducenten. Het zijn ziekteverwekkers. Ze kunnen gifstoffen maken (botuline). Bestrijden met antibiotica. MRSA = ziekenhuisbacterie. Vleesetende bacteriën.