Het lymfatisch systeem Bouw: Lymfe Lymfevaten Lymfeknopen Lymfe-organen Lymfatisch weefsel Beenmerg
Functies: weefseldrainage vetabsorptie afweer
Betekenis van lymfe voor de homeostase
3. Immuniteit Pathogeen = ziekteverwekkend Besmetting / ev. infectie
3.1 Verdediging tegen lichaamsvreemde stoffen NIET-SPECIFIEKE AFWEER SPECIFIEKE AFWEER Steeds identieke reactie Aangeboren Snel Doelgerichte reactie Verworven Vraagt meer tijd antigeen
3.2 Niet-specifieke afweer lichaamsoppervlak fagocytose Neutrofiele granulocyt Macrofaag uit monocyt
complement-eiwitten
ontstekingsreactie - Bloedtoevoer - ophoping meer weefselvloeistof - migratie mestcellen en fagocyten naar ontstekingshaard
3.3 Specifieke afweer = immuniteitsysteem Cellulaire immuniteit: door T-lymfocyten Humorale immuniteit: door B-lymfocyten antistoffen
a) Humorale immuniteit B-lymfocyten: aanmaak specifieke antistoffen 2 types: plasmacellen B-geheugencellen
b) Cellulaire immuniteit T-lymfocyten dragen T-celreceptoren ontdekking antigeen 3 types: T-helpercellen T- ‘killer’cellen T- geheugencellen