Inwendig milieu – zit in bloed en cellen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Kennis van het menselijk lichaam
Advertisements

Bloedsomloop Rode kleur: met veel zuurstof = zuurstofrijk
Thema 3 Bloedsomloop.
Het hormoonstelsel Thema 6 Basisstof 8 blz
Je lichaam in balans suikerbalans waterbalans.
Bijnieren Nieren Urineleider Blaas Urine buis.
Noodzaak van uitscheiding
Samenhang tussen stelsels
kennismakig met boed / JoJo september 2006
Aanvoer bloed (zuurstofrijk) Afvoer bloed Afvoer
Transport Bs 1&2 Bloed en bloedsomloop. Transport van stoffen Klein afstanden: van cel tot cel –DIFFUSIE Bloedsomloop (mens) –Dubbele bloedsomloop Grote.
Transport Bloed en bloedsomloop Informatie en animaties over het bloed.
Het hormoonstelsel 4 havo.
Samenvatting Bloedsomloop
Uitscheiding 5H.
De Bloedsomloop Basisstof 6: Uitscheiding Basisstof 7: Weefselvloeistof en Lymfe Basisstof 8: Antistoffen.
Eilandjes van langerhans en bijnieren
Overzicht van de stofwisseling
Lever 10.5.
Paragraaf 10.4 Leven is regelen.
Inhoud les PWB: Woensdag 9 april Uitleg Film Opdrachten Oefentoets.
Antigenen – antistoffen - bloedtransfusies
Basisstof 7: Weefselvloeistof en Lymfe Basisstof 8: Antistoffen
Thema 4: Waarneming en Regeling
Les 4 het hormoonstelsel
TRANSPORT.
Hoofdstuk 8 Paragraaf 4 Paragraaf 5.
Regeling door Hormonen
Bloedsomloop.
Gaswisseling en uitscheiding
Hoofdstuk 10 Paragraaf 1: Goed geregeld. Wat gaan we doen vandaag?  Bespreken eerste deel paragraaf 1  Maken paragraaf 1.
Bloedvatenstelsel Functie Vervoer zuurstof en koolstofdioxide
Par Vaccineren Inenting tegen allerlei ziekten die gevaarlijk zijn Vaccin bevat: dode of verzwakte ziekteverwekker T-lymfocyten herkennen deze.
Regeling.
10.1 Goed geregeld Hst 10 Gezondheid 3 VWO.
Het hormoonstelsel.
10.5 Bloedtransfusie. Bloeddonoren? Bloed verloren  nieuw bloed via een bloedtransfusie Bloeddonor: Gezond bloed naar een persoon die bepaalde bestanddelen.
Johan Bugel Campus Winschoten. Hoeveelheid bloed Johan Bugel Campus Winschoten  Man 5 liter  Vrouw 4,5 liter.
College Anatomie/Fysiologie
Het uitscheidingsstelsel
TRANSPORT VO-CONTENT Leren voor SO1: Dia 2 t/m 14
OPSLAG UITSCHEIDING EN BESCHERMING.
Lever en Nieren Les 1 di 2de uur ’11 Uitleg lever en nieren en opdracht Les 2 wo 3de uur ’11 Uitleg bloedonderzoek formulier, maken.
De eilandjes van Langerhans en de bijnieren
Grote en kleine bloedsomloop Hart en bloedvaten
Thema Leven Dl 2 Les 3 Het Immuunsysteem.
Regeling.
Hormoontest.
Inhoud les Herhaling Uitleg Film Opdrachten/ huiswerk.
Voedingsstoffen Bouwstoffen
H10 Gezondheid.
Opslag, uitscheiding en bescherming
De bloedsomloop Hoofdstuk 3.
De bloedsomloop Hoofdstuk 3.
Digestie anatomie en fysiologie
Excretie of uitscheiding
Dissectie van de nieren
Het hormoonstelsel Thema 6 Basisstof 8 blz
Koolhydraten.
Thema 8 Opslag, uitscheiding en bescherming
Hormoonstelsel
Opdrachten 1 t/m 5: Bekijk het filmpje  (volg tot 12:05 min.).
4H ICT-les 6.5 Lever Nodig: pc met internet, oortjes, boek, Binas, aantekeningenschrift, pen … … (uit darm) lever … … (naar 12v-darm) … Aantekening over.
Bloed en afweer Bloed = weefsel: Cellen en tussencelstof (= plasma)
dierlijke cel en een plantaardige cel
Spijsvertering Bijgewerkt
Transcript van de presentatie:

Inwendig milieu – zit in bloed en cellen Uitwendig milieu – alles daar buiten Opname zuurstof via longen Voedingsstoffen via darmen Opslag In de lever kan glucose worden opgeslagen In de botten kan vet worden opgeslagen in de huid kan vet worden opgeslagen Uitscheiding – afvalstoffen uit het lichaam brengenCo2 door de longen Zweet door huid Urine via de nieren

Het glucose gehalte wordt gemeten in de Eilandjes van Langerhans. Teveel glucose in het bloed  insuline Tekort glucose in het bloed  glucagon De lever en spieren zijn gevoelig voor de hormonen insuline en glucagon. Hier wordt dus het glucosegehalte van het bloed geregeld. Insuline  glucose uit het bloed halen en opslaan als glycogeen Glucagon  glycogeen afbreken tot glucose en afgeven aan het bloed

glucose Insuline glucagon Glycogeen In de lever en spieren wordt dus glucose opgeslagen Zitten de lever en de spieren vol met glycogeen, dan wordt glycogeen omgezet in vet Glycogeen

Glucose gehalte van het bloed 0,1 % Eil. van Langerh maken veel insuline In lever en spieren wordt glucose omgezet in glycogeen Glucose gehalte van het bloed daalt Glucose gehalte van het bloed 0,1 % In de lever en spieren wordt glycogeen omgezet in glucose Glucosgehalte van het bloed stijgt Eil van Langerh. maken veel glucagon Glucosegehalte van het bloed stijgt

Leverfuncties 1. Regelt glucosegehalte van het bloed 2. Maakt gal (emulgeert vetten in de darm) Ontgift het bloed van bijvoorbeeld alcohol en medicijnen Maakt ureum van overtollige eiwitten. Ureum is giftig, de lever gooit het in het bloed en de nieren scheiden ureum uit. Afbraak van dode rode bloedcellen (ijzer wordt hergebruikt) Maakt antistoffen

O.H. ader aorta nier urineleider blaas urinebuis

Nierschors niermerg Nierslagader nierbekken nierader urineleider

Te koud: warmafgifte verkleinen Bloedvaten nauwer minder zweten spiertjes gespannen (maken warmte) Te warm: warmafgifte vergroten Bloedvaten wijder meer zweten spiertjes ontspannen

Witte bloedcel antistof antigeen Een antigeen is “bobbeltje”op een bacterie dat de aanmaak van antistoffen door witte bloedcellen stimuleert. De antistoffen werken specifiek d.w.z. ze passen maar op een soort “bobbeltje” dus antistoffen tegen de tbc werken niet tegen mazelen

Immuniteit = onvatbaar voor een bepaalde ziekte natuurlijk ( je bent ziek geworden en je lichaam heeft antistoffen gemaakt) Immuniteit actief vaccin ( = verzwakte ziektekiemen, je maakt zelf antistoffen) kunstmatig Passief  serum (= kant en klare antistoffen)

Bloedfactor A Voor de transfusie Normaal bloed Na een verkeerde transfusie Anti B Gestold bloed Anti A

De “bobbeltjes” op de rode bloedcellen noemen we de bloedfactor De “bobbeltjes” op de rode bloedcellen noemen we de bloedfactor. In het bloedplasma zit antistof tegen het vijandige bloedfactor

A B AB Antistoffen Anti B Anti A - Anti A én Anti B +

Dit bloed bevat geen bloedfactoren, het is dus bloedgroep 0 = stolling = geen stolling Dit bloed bevat bloedfactor A en geen bloedfactor B, het is dus bloedgroep A Anti A Anti B Dit bloed bevat bloedfactor B en geen bloedfactor A het is dus bloedgroep B Anti A Anti B Dit bloed bevat bloedfactor A en bloedfactor B, het is dus bloedgroep AB Anti A Anti B Dit bloed bevat geen bloedfactoren, het is dus bloedgroep 0 Anti A Anti B

Anti A Anti B Anti Resus Dit is bloedgroep A resus positief

Glucose Glycogeen Glucagon Insuline Ureum infectie antigeen Vetopslag in…… Afstoting Seropositief Xenotransplantatie Bloedfactor Hepatitis A en B Kiemlaag Afkoelen Nierbekken Antibiotica Immuniteit Serum Vaccin Auto immuunziekte DKTPM Resusfactor Ken je de betekenis van deze woorden? Wat is het en wat is de functie?