Monniken en ridders 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren Hoofdstuk 5 Monniken en ridders 5.3 Machtige heren, halfvrije boeren
In deze presentatie leer je over Het hofstelsel Een domein Herendiensten Standenmaatschappij Heerlijk recht Dorestad Kenmerkend aspect de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch- urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Begrippen Autarkisch: zelfvoorzienend Domein: gebied van een edelman Heerlijke rechten: speciale rechten van edelen Herendienst: onbetaald werk dat gedaan moet worden voor een heer Hoeve: boerderij Hof: woning van de edelman op een domein Horige: onvrije boer die zijn land niet zonder toestemming mag verlaten Horigheid: onvrijheid van de horigen Privilege: voorrecht, speciaal recht dat een persoon of groep mensen heeft. Rentmeester: iemand die voor de eigenaar een landgoed beheert Stand: groep mensen met dezelfde rechten en dezelfde vaste positie in de maatschappij
Samenvatting Van 500 tot 1000 waren de meeste mensen in West – Europa boer en leefden ze in een landbouwsamenleving. Onveilige tijd, daarom leefden veel mensen als horigen op het domein van een heer of een klooster. Hofstelsel: Horigen woonden en werkten op domeinen van rijke edelen of kloosters. Dit waren onvrije boeren, zij moesten gehoorzaam zijn aan de heer. Zij mochten het domein niet verlaten. Het domein was het land van de heer.
Samenvatting Een domein was in tweeën verdeeld: Het ene deel hield de heer voor zichzelf Op het andere deel waren de boerderijen (hoeven) van horigen Middenin op het domein was het hof daar woonde de rentmeester. Daar stonden ook andere gebouwen, zoals een kerkje, molen, schuren etc. In ruil voor het gebruik van de grond, verrichten de horigen herendiensten (letterlijk, een dienst voor de landheer) en gaven een deel van de opbrengst aan de heer. ! Domeinen waren zelfvoorzienend (autarkisch), er was weinig handel. Landbouwsamenleving. De boeren maakten alles wat ze nodig hadden zelf of ruilden met elkaar. Herendiensten waren verplicht voor de horigen.
Standenmaatschappij 1e stand geestelijkheid (mensen van de kerk) 2e stand adel (edelen, ridders etc.) 3e stand Boeren en burgers. De meeste mensen behoorden tot deze stand. De 1e en 2e stand hadden voorrechten, privileges. Zij hadden speciale rechten die niet voor iedereen golden. Heerlijk recht speciale rechten van edelen, bijvoorbeeld rechtspreken, jachtrecht en molenrecht. Het molenrecht hield in dat boeren tegen betaling hun graan in de molen van de heer moesten malen. Door deze rechten werden edelen rijker en armen armer.
Dorestad In de haven kwamen kooplieden uit Duitsland, Frankrijk, Engeland en Scandinavië Bloeiende handel (zilveren munt) Handelden in wijn, aardewerk, zout, edelstenen en zelfs zwaarden en ivoor uit Afrika.