Maatschappelijke zorg 2

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Geneesmiddelgebruik bij senioren
Advertisements

Slik geen medicatiefouten
Medicatietoediening op speciale manier
Hoe wordt alcohol door het lichaam opgenomen?
Masterchef de keuken van de trombosedienst
Medicatiebeleid en –veiligheid J.A.M.J. Soons stichtingsarts Radar
TLG Zaandam 2008 Henk Dick Bart
de medicinale randen van vergif: farmacodynamiek en -kinetiek
Make-up.
Nierfunctie.
Vergiftiging In dit hoofdstuk komt aan de orde: Achtergrondinformatie Behandeling van slachtoffers met een vergiftiging Vergiftigingen via het spijsverteringskanaal.
Medicijnen.
Cosmetische Ingrediënten Assen, 11 maart
H 3. Gevaarlijke stoffen.
Wat voedt jou deel 1..
Intramusculair injecteren
Veterinaire apotheek Farmacokinetiek.
Verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen
Voorbereiding geboortestage. Onderwerpen: Doel voeding Voedingsbestanddelen Voeding in de praktijk Voeding.
VPH Les 2.
VPH Les 3.
Wijs met medicijnen Voor ouderen die verschillende medicijnen tegelijk gebruiken.
DM wat vertel je de patiënt? S. Tamis 5 november 2015.
Op de afdeling Hemodialyse.  Inhoud: Medicatie: werking Medicatie: bijwerking Risico’s Juiste applicatie Vragen P.Leclaire.
Diëten Niet alleen om af te vallen!. Veel mensen volgen een dieet uit medische noodzaak Natriumbeperkt Energiebeperkt Vetarm Antiallergisch dieet Maagdieet.
Ons lichaam heeft energie en bouwstoffen nodig om te kunnen werken en in stand te blijven Bouwstoffen en energie halen we uit drinken en eten 1.Water.
Zgk-v. Wat is sondevoeding Indicaties voor sondevoeding Soorten sondevoeding, voedingssondes, toedieningssysteem Een voedingssonde inbrengen verzorgen.
Koffieochtend 3 november 2016 REGELS EN GRENZEN IN DE OPVOEDING
NIERFUNCTIE.
VHP Les 10.
Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten
Voeren en verzorgen Klas D21 MBO Doetinchem
Verschillen tussen inhalatoren
Astma en COPD.
Toedieningswegen medicatie
Voedingsstoffen Bouwstoffen
Toedieningswegen en toedieningsvormen
Uitscheidingsstelsel
Ouderen en medicijnen 75-plussers gebruiken ruim 5 x meer medicijnen dan een gemiddelde Nederlander.
Boek: Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten
Geneesmiddelenkennis voor doktersassistenten
Hoofdstuk 3. Werking, dosering en vergoeding
Smul gezond.
Meten van de bloeddruk.
Hoofdstuk 2. Doel en gebruik
Project geneesmiddelenkennis doktersassistentenopleiding
Geboorte regeling Anticonceptie/voorbehoedsmiddelen
INJECTEREN.
Medicijnen.
Intramusculair injecteren
Verzorgen van wonden: Gele & zwarte wonden
Voeding en vertering Hoofdstuk 2.
Ouderen en medicijnen 75-plussers gebruiken ruim 5 x meer medicijnen dan een gemiddelde Nederlander.
Geneesmiddelen.
Voeding Kenmerken van voeding.
Geneesmiddelen bij infectieziekten
Inleiding geneesmiddelenkennis
Toedieningswegen medicatie
Geneesmiddelen Hoofdstuk 12 IMK.
Verpleegtechnische Handelingen
Hoofdstuk 2 Wat gaan we doen? Terugblik Doel van vandaag Nieuwe stof
INJECTEREN.
H2 Toedieningswegen en –vormen Farmaceutische patiëntenzorg
Kunstmeststoffen Les 3 test.
Toepassing van geneesmiddelen
Ouderen en medicijnen 75-plussers gebruiken ruim 5 x meer medicijnen dan een gemiddelde Nederlander.
Toedieningswegen en toedieningsvormen
VPH Les 2 medicate.
Geneesmiddelen Maag en darm.
Transcript van de presentatie:

Maatschappelijke zorg 2 DSM ziekte en stoornissen van cliënten Medicatie

De vorige keer…

Vandaag Medicatie Werkzame stof/ naamgeving Werking en functie van het medicijn Van indicatie tot aflevering Controle en veiligheid. Verdieping polyfarmacie

Werkzame stof/ naamgeving Chemische stof dat er voorzorgt dat het medicijn het gewenste effect heeft. Plantaardige of dierlijke stof als basis. Maar het kan ook zijn dat het in een laboratorium gemaakt word. (synthetisch) Voorbeeld is Dextromethorfan, benzoylperdoxide, dexchloorfernarine hoestdrank tegen acne tegen jeuk levothyroxinenatrium Schildklierhormoon.

Hulpstoffen Veel medicijnen bestaan voor een deel uit hulpstoffen zoals: Bindmiddelen – om het medicijn niet uiteen te laten vallen. Coating – om er voor te zorgen dat een pil pas in de darm uiteen valt. Glijmiddelen – voor het uit de vorm lossen van tabletten of makkelijk te kunnen verpakken. Granuleermiddelen – om een tablet in een bepaalde snelheid in de maag uiteen te laten vallen. Kleurstoffen – om een beter uiterlijk van het product te verkrijgen. Smaakstoffen – om soms bittere smaak te verbloemen of om innemen te vergemakkelijken. Vulstoffen – noodzakelijk om sommige producten meer volume te geven.

Naamgeving Ieder geneesmiddel heeft eigenlijk 3 namen, namelijk een chemische naam, een stofnaam en een merknaam. De chemische naam van een geneesmiddel is een nauwkeurige beschrijving van de chemische samenstelling van het geneesmiddel en een beschrijving van de rangschikking van de atomen in het middel. Het is dan ook een hele lastige, lange naam. Stofnaam De stofnaam is een internationaal geaccepteerde naam die is afgeleid van de chemische naam, bijvoorbeeld paracetamol. Merknaam Iedere producent verzint een merknaam voor zijn medicijn, hier vraagt hij ook het octrooi op aan.

Werking en functie van het medicijn Medicatie begint te werken zodra er voldoende werkzame stof aanwezig is op de plaats waar het zijn werk moet doen. Je kunt onderscheid maken tussen medicijnen die in de bloedbaan opgenomen worden en medicijnen die op een bepaalde plek van het lichaam, op de huid of op slijmvliezen, aangebracht worden. Denk bij het aanbrengen op slijmvliezen aan sprayen in de luchtwegen, druppelen van ogen, oren en neus. Medicatie die in de bloedbaan opgenomen wordt, moet in een bepaalde concentratie in het bloed aanwezig zijn voordat de gewenste werking optreedt. Met concentratie wordt in dit verband de hoeveelheid werkzame deeltjes per milliliter bloed bedoeld. Dit kan uitgedrukt worden in aantal microgram per milliliter, afgekort weergegeven als µg/ml.

Medicatie: uitzetten of verstrekken De regel van 5: 1 juiste medicijn 2 juiste persoon 3 juiste tijdstip 4 juiste hoeveelheid 5 Juiste toedieningswijze Let op: lees altijd de bijsluiter goed.

De werking De werking van een medicijn is afhankelijk van verschillende factoren.

De werking 1 Niveau en of de conditie van de cliënt. Soms werk medicatie tegenovergesteld. Leeftijd, Naarmate de cliënt ouder wordt, wordt de werking van de nieren en ademhaling minder. Hierdoor duurt het afvoeren van afvalstoffen langer.

De werking 2 Tijdstip. Voedingstoffen. Voeding kan effect hebben op de werking van medicijnen. Medicatie die op elkaar inwerken.

Medicatie Toedieningsvormen

ENTERALE Via het maag darmstelsel Oraal - Tablet (retard) - Poeder - Capsule - Dragee - Bruistablet - Drank (meestal: siroop, suspensie) Rectaal - Zetpil (supp) - (Micro) Klysma

PARENTERALE buiten het maag darmkanaal Druppels (oog/oor/neus) Zalven/crèmes (huid, oog, vagina) Pleisters Strooipoeder Inhalatie Vaginaal tabletten Injectievloeistof (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus)

Zalf en crème Crème: bestaat uit veel water en weinig vet of olie. Een crème trekt snel weg. Je wrijft de crème in de huid. Zalf: bevat vrijwel alleen vet. Nauwelijks of geen water. Deze zalf werk goed voor een zeer droge huid. Contra-indicatie bv eczeemhuid. Hierdoor sluit je de huid af. Vette crème zit ertussen in. Goed voor bv eczeem patiënten. Niet te vet, niet te dun.

Druppels Neusdruppels Oogdruppels Oordruppels

Inhalatie Verschillende inhalatoren: Dosisaerosol Poederinhalatoren Vernevelaars

Aandachtspunten medicijntoediening Check of zorgvrager zelf de regie kan nemen. Check welke bijzonderheden er zijn bij de toediening: Bijv. Orale medicatie: voor/tijdens/na het eten/nuchter? Heel? Oplossen? Bruisen? Innemen met water? Dik vloeibaar? Controle of zorgvrager medicatie heeft ingenomen. Pas daarna aftekenen! Observeren/rapporteren (voldoende) effect Observeren/rapporteren bijwerkingen/ overgevoeligheidsreacties

Opdracht blz 108

Polyfarmacie Een goede en eenduidige omschrijving van polyfarmacie is van belang om onderzoeken naar veelvuldig geneesmiddelengebruik goed te kunnen inschatten. 

Polyfarmacie wordt vaak geassocieerd met één of meer van de volgende kenmerken: geneesmiddelgebruik zonder een duidelijke indicatie; gebruik van twee identieke middelen; gelijktijdig gebruik van twee interacterende middelen; gebruik van middelen die gecontraïndiceerd zijn; gebruik van een middel bedoeld om een bijwerking van een ander middel te bestrijden; verbetering na het stoppen of onderbreken van medicijngebruik.

Conclusie Onder het begrip ‘polyfarmacie’ verschuilen zich verschillende problemen, waarbij zich steeds weer de vraag voordoet of polyfarmacie ook ondoelmatig voorschrijven veroorzaakt. De aandacht voor polyfarmacie zou omgebogen moeten worden naar aandacht voor doelmatig geneesmiddelengebruik, waarbij kritische reflectie op indicaties bij chronisch voorgeschreven middelen bevorderd dient te worden. Het overwegen een geneesmiddel te stoppen dient van dezelfde orde te zijn als de overweging om een geneesmiddel voor te schrijven.