Hoofdstuk 5 Grammatica zinsdelen Meewerkend voorwerp
Zinsdelen benoemen Weet je nog hoe het moet? Waar begin je mee?
Stappenplan zinsdelen benoemen Zo ziet het stappenplan eruit: 1)Zoek de persoonsvorm 2)Doe de zinsdeelproef; kijk of een woord/woordgroep voor de pv kan staan 3)Zoek het onderwerp 4)Benoem het gezegde 5)Zoek het lijdend voorwerp
Wat valt je op? Maak een zin met de volgende werkwoorden: Geven Vertellen Doneren Ontleed samen met een klasgenoot jouw zinnen. Het zinsdeel dat je (nog) niet kan benoemen laat je open!
Meewerkend voorwerp Als het goed is heb je in iedere zin een MEEWERKEND VOORWERP. Als er in een zin iets aan iemand wordt gegeven, verteld, gedoneerd enz. kun je te maken hebben met een meewerkend voorwerp. De bos bloemen gaf ik aan mijn oma. Aan mijn oma is meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp? In een zin met een lijdend voorwerp kan een meewerkend voorwerp zitten. ● Stel de vraag: aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? ➔ Ik heb een bos bloemen gekocht voor mijn oma. Gezegde: heb gekocht Onderwerp: ik Lijdend voorwerp: een bos bloemen ➔ Voor wie heb ik een bos bloemen gekocht? ✔ Voor mijn oma = meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp? ● Soms is het minder makkelijk. Dan zie je geen aan of voor in de zin staan. Kijk maar: ➔ Pieter heeft haar een cadeau gegeven. ● Je kan zelf het woordje aan ertussen zetten: ➔ Pieter heeft aan haar een cadeau gegeven. ✔ Nu zie je het beter. Haar is het meewerkend voorwerp.
Oefenen! Lees de onderstaande zinnen. Zie jij het meewerkend voorwerp? ➔ Maandelijks doneer ik geld aan Unicef. ✔ Aan Unicef ➔ Die fles wijn is toch voor je tante? ✔ Voor je tante ➔ Sorry, ik heb hem jouw geheim verteld. ✔ hem