Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Schep in je beker zand totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 1
Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Schep in je beker steentjes totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 2
Nodig:2 bekertjes Schepje Doe in één beker steentjes. Schep in de andere beker zand. Weeg de gevulde bekers in je hand. Probeer ze even zwaar te maken. 3
Nodig:2 bekertjes Schepje Doe in één beker steentjes. Schep in de andere beker water. Weeg de gevulde bekers in je hand. Probeer ze even zwaar te maken. 4
Nodig:2 bekertjes Schepje Zoek een waterplas. Doe in één beker water. Schep in de andere beker zand. Weeg de gevulde bekers in je hand. Probeer ze even zwaar te maken. 5
Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Zoek een waterplas. Schep in je beker water totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 6
Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Schep in je beker eikels totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 7
Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Schep in je beker dennenappels totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 8
Nodig:2 bekertjes Schepje Schep in je beker dennenappels totdat hij helemaal gevuld is. Doe in de andere beker iets anders. Probeer de bekers nu even zwaar te maken. 9
Nodig:1 bekertje Doosje met gewichten Schepje Schep in je beker beukennootjes totdat hij helemaal gevuld is. Weeg de gevulde beker in je hand. Pak nu een gewicht dat ongeveer even zwaar is. 10
Nodig:1 bekertje Waterplas Zoek een waterplas. Schat eens hoeveel liter water erin zit. Meet dit nu na met het bekertje. Hoeveel bekertjes zijn bij elkaar 1 liter ? Hoeveel liter zit er in de waterplas ? 11
Nodig:1 bekertje Waterplas Schepje Verzamel met je bekertje 1 liter water. Hoeveel bekertjes moet je dan verzamelen? Graaf een kuil met het schepje. Hij moet precies zo groot zijn dat er 1 liter water in past. 12
Nodig:1 bekertje waterplas Schepje Liniaal Verzamel met je bekertje 1 liter water. Hoeveel bekertjes moet je dan verzamelen? Graaf een kuil met het schepje. Hij moet 10 centimer lang zijn. Hij moet 1 decimeter breed zijn. Hij moet 1 decimeter diep zijn. Hoeveel liter water past er nu in? 13
Nodig:1 bekertje waterplas Schepje Liniaal Verzamel met je bekertje 1 liter water. Hoeveel bekertjes moet je dan verzamelen? Graaf een kuil met het schepje. Hij moet 20 centimer lang zijn. Hij moet 2 decimeter breed zijn. Hij moet 20 centimeter diep zijn. Hoeveel liter water past er nu in? 14
Nodig:steentjes, eikels, dennenappels, of andere materialen. Zoek van elke soort 10 stuks. Leg ze in groepjes bij elkaar. Je maakt er nu een soort abacus van. De eikels zijn de enen De steentjes zijn de tienen De dennenappels zijn de honderden Bedenk zelf een erbij som en reken die uit met je abacus. 15
Nodig:steentjes, eikels, dennenappels, of andere materialen. Zoek van elke soort 10 stuks. Leg ze in groepjes bij elkaar. Je maakt er nu een soort abacus van. De eikels zijn de enen De steentjes zijn de tienen De dennenappels zijn de honderden Bedenk zelf een eraf som en reken die uit met je abacus. 16
Nodig:Stuk touw Zoek een boom waar je in zou kunnen passen als hij hol zou zijn. Je hulpmiddel om te meten is een touw. 17
Nodig:Stuk touw Zoek een boom waar je met z’n tweeën in zou passen als hij hol zou zijn. Je hulpmiddel om te meten is een touw. 18
Nodig: Kies een loofboom. Schat eens hoe hoog deze boom is. Meet hem na met je maatje als hulpinstrument: Zet je maatje tegen de boom en “pas” hoeveel keer Hij of zij in de boom past. 19
Nodig: Kies een naaldboom. Schat eens hoe hoog deze boom is. Meet hem na met je maatje als hulpinstrument: Zet je maatje tegen de boom en “pas” hoeveel keer Hij of zij in de boom past. 20
Nodig: Liniaal Zoek een boom met gaten erin. Meet de doorsnee van de gaten. Zoek dan takjes waarvan je denkt dat ze erin passen. Meet de doorsnee van de takjes met je liniaal. Pas daarna of de takjes inderdaad in de gaten passen 21
Nodig: Liniaal Zoek gaten in de grond waarvan je denkt dat het holletjes zijn. Meet de doorsnee van de gaten. Van welk dier denk je dat dit een holletje kan zijn? 22
Nodig:16 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 16 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 16 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 16 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 3/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 16 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 4/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? 23
Nodig:12 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 12 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 12 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 12 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 3/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 12 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 4/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? 24
Nodig:6 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 6 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 6 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 6 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 3/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 6 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 4/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? 25
Nodig:10 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 10 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/5 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 10 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/5 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 10 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 3/5 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 10 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 4/5 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? 26
Nodig:20 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 20 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 20 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/4 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 20 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/2 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Is 2/4 deel en 1/2 deel evenveel? 27
Nodig:54 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 54 verzamelde dingen bij elkaar. Orden ze zó dat je een vermenigvuldiging maakt. Op hoeveel manieren kun je ze neerleggen ? 28
Nodig:18 eikels, takjes, steentjes of iets dergelijks. Leg de 18 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 18 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 2/6 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Leg de 20 verzamelde dingen bij elkaar. Laat je maatje er nu 1/3 deel vanaf halen en wegleggen. Hoeveel heeft hij of zij nu weggepakt? Is 2/6 deel en 1/3 deel evenveel? 29
Verzamel 10 steentjes en leg ze van groot naar klein op de grond. Hoeveel keer past het kleinste steentje in het grootste ? Hoe zou je dat kunnen meten? 30
Nodig: Liniaal Bouw met kleine takjes een zo hoog mogelijke toren. Meet na hoe hoog de toren is in: millimeters, centimeters, decimeters 31
Nodig: Meetlint Bouw met grote takken een zo hoog mogelijke toren. Meet na hoe hoog de toren is in: millimeters, centimeters, decimeters en meters. 32
Deze opdracht kun je alleen maar doen als je een zonnig plekje vindt. Zet een stokje rechtop in de zon. Markeer de schaduw. Doe nu eerst een andere opdracht en kom dan terug naar je zonnewijzer. Wat is er gebeurd ? In welke richting draait de zon; met de klok mee of tegen de klok in? 33
Ben je ‘s morgens in het bos, dan staat de zon in het oosten Ben je ‘s middags in het bos, dan staat de zon in het zuiden Ben je ‘s avonds in het bos, dan staat de zon in het westen Kijk naar de zon, niet te lang in de zon kijken! In welke windrichting kijk je nu? Naar welke windrichting sta je dan met je rug? Welke windrichting is er nu links van je ? Welke windrichting is er nu rechts van je ? 34
Ben je ‘s morgens in het bos, dan staat de zon in het oosten Ben je ‘s middags in het bos, dan staat de zon in het zuiden Ben je ‘s avonds in het bos, dan staat de zon in het westen Maak je wijsvinger nat door hem in je mond te stoppen. Houdt hem nu hoog in de lucht. Aan welke kant wordt hij koud? Dat is de kant waar de wind vandaan komt. Welke windrichting is dit? 35
Maak met materiaal uit het bos een getal. Je mag het getal zo groot maken als je wil, maar je moet het wel nog kunnen uitspreken. 36
Nodig:Potlood Papier Liniaal Gum Tekenplankje Zoek een plek in het bos en teken dan een plattegrond op schaal. 1 meter in het bos wordt 1 centimeter op je kaart. Neem een stuk van 10 bij 10 meter. Maak een legenda bij je plattegrond. 37
Nodig: Liniaal Loupe-potje Vang een aantal kleine beestjes, en probeer ze voorzichtig te meten. Kleine beestjes meet je in millimeters. 38
Nodig:Meetlint Meet de breedte van drie verschillende paden. Hoe vaak past het smalste pad in het breedste pad ? 39
Nodig:Liniaal AZoek een plantje van 1 millimeter hoog. BZoek een plantje van 1 centimeter hoog. CZoek een plantje van 1 decimeter hoog. DZoek een plant van 1 meter hoog. Hoe vaak past plantje A in de hoogte in plantje D ? Hoe vaak past plantje B in de hoogte in plantje D ? Hoe vaak past plantje C in de hoogte in plantje D ? 40