Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. W ERKWOORDSTIJDEN (in plaats van ‘werkwoordelijke tijden’ spreekt de moderne grammatica van ‘werkwoordelijke functies’)
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. predicaat = gezegde = alle werkwoorden in een enkelvoudige zin Hij zou het niet geweten kunnen hebben. predicaat = zou geweten kunnen hebben
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. persoonsvorm = dat deel van het predicaat dat het onderwerp volgt ten aanzien van: a.getal enkelvoud of meervoud (in sommige talen ook nog tweevoud) b.persoon eerste persoon (ik, wij) of tweede persoon (jij, jullie) of derde persoon (hij, zij, het, zij) c.geslacht mannelijk of vrouwelijk of onzijdig
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. Hoe vind je de persoonsvorm? a.zin vragend maken persoonsvorm komt voorop te staan Hij kent Hebreeuws. Kent hij Hebreeuws? b.werkwoordelijke tijd veranderen werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm Hij kent Hebreeuws. Hij kende Hebreeuws. c.enkelvoud - meervoud wisselen werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm Hij kent Hebreeuws. Zij kennen Hebreeuws.
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. werkwoordstijden (voorbeeldwerkwoord kennen) o.t.t.= onvoltooid tegenwoordige tijd hij kent o.v.t.= onvoltooid verleden tijd hij kende v.t.t.= voltooid tegenwoordige tijd hij heeft gekend v.v.t.= voltooid verleden tijd hij had gekend o.t.t.t.= onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd hij zal kennen o.v.t.t.= onvoltooid verleden toekomende tijd hij zou kennen v.t.t.t.= voltooid tegenwoordig toekomende tijd hij zal gekend hebben v.v.t.t.= voltooid verleden toekomende tijd hij zou gekend hebben
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. in het Nederlands heb je zwakke werkwoorden en sterke werkwoorden (zo ook in het Grieks en Latijn, maar niet in het Hebreeuws) zwakke werkwoorden a.stam op medeklinker uit kofschiptaxietje stam + te(n) b.stam op andere medeklinker stam + de(n) sterke werkwoorden a.alleen klankveranderingen, geen uitgangen (in het Grieks en Latijn wel uitgangen)
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. hulpwerkwoorden tijd hebben+ voltooid deelwoord hij heeft gekend zijn+ voltooid deelwoord hij is gestruikeld zullen+ hele werkwoord hij zal kennen lijdende vorm worden+ voltooid deelwoord hij wordt verhoord zijn+ voltooid deelwoord hij is onderwezen aanvoegende wijze mogen+ hele werkwoord hij mag struikelen willen+ hele werkwoord hij wil leren kunnen+ hele werkwoord hij kan werken moeten+ hele werkwoord hij moet studeren
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. hulpwerkwoorden let op: a.De aanvoegende wijze heeft in het Nederlands ook een eigen vorm zonder hulpwerkwoorden: *stellende wijze hij neemt drie eieren *aanvoegende wijze hij neme drie eieren b.In een zin met meer werkwoorden is het predicaat altijd een van de hulpwerkwoorden. c.Het hulpwerkwoord staat in een andere werkwoordelijke tijd dan de hele zin. d.Grieks, Latijn en Hebreeuws kennen geen hulpwerkwoorden!
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. koppelwerkwoorden en naamwoordelijk gezegde a.Een koppelwerkwoord verbindt een onderwerp aan een eigenschap. b.De eigenschap is een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. c.De eigenschap is het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. d.Het koppelwerkwoord (en eventuele hulpwerkwoorden) is het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde.
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. koppelwerkwoorden en naamwoordelijk gezegde a.Een koppelwerkwoord verbindt een onderwerp aan een eigenschap. b.De eigenschap is een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. c.De eigenschap is het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. d.Het koppelwerkwoord (en eventuele hulpwerkwoorden) is het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. Hebreeuws is makkelijk. is koppelwerkwoord= werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde makkelijk eigenschap= naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
Inleiding Bijbelwetenschappen Online School of Catholic TheologyDr. Archibald L.H.M. van Wieringen pr. koppelwerkwoorden zijnHebreeuws is makkelijk. wordenKarin wordt non. lijkenDe docent lijkt aardig. blijkenHij bleek een oplichter. blijvenJan blijft priester. schijnenHebreeuws schijnt moeilijk. hetenZoiets heet een blunder. dunkenDat dunkt me een goede PowerPoint. voorkomenDat komt hem eigenaardig voor. Let op: Grieks, Latijn en Hebreeuws kennen geen koppelwerkwoorden!