Grammatik C + I Redemittel J + D PERIODE 2: KAPITEL 2 Grammatik C + I Redemittel J + D
Grammatik C Werkwoorden in de tegenwoordige tijd Voltooid deelwoord
Werkwoorden tegenwoordige tijd machen; stam: mach- heißen; stam: heiß- ik maak ich mache ik heet ich heiße jij maakt du machst jij heet du heißt hij/zij/het/men maakt er/sie/es/man macht hij/zij/het/men heet er/sie/es/man heißt wij maken wir machen wij heten wir heißen jullie maken ihr macht jullie heten ihr heißt zij maken sie machen zij heten sie heißen u maakt Sie machen u heet Sie heißen Als de stam eindigt op een sisklank (s, ss, ß, x of z), is de uitgang bij du een -t: du reist, du grüßt, du benutzt.
Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden Het voltooid deelwoord (das Partizip) wordt gevormd door ge+stam+t Het voltooid deelwoord van een werkwoord op -ieren wordt gevormd door stam+t hören Wir haben es gestern schon gehört. machen Hast du das für uns gemacht? fotografieren Was hast du fotografiert? trainieren Gestern haben wir lange trainiert.
Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden wordt anders gevormd, net als in het Nederlands. Voorbeelden: Nederlands Duits doen – gedaan tun – getan rijden – gereden fahren – gefahren zwemmen – gezwommen schwimmen – geschwommen gaan – gegaan gehen – gegangen schrijven – geschreven schreiben – geschrieben
Grammatik I Het geslacht van zelfstandige naamwoorden (2) Het bezittelijk voornaamwoord
Geslacht van zelfstandige naamwoorden (2)
Het bezittelijk voornaamwoord De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als het onbepaalde lidwoord ein(e). Samen met kein(e) vormen het onbepaalde lidwoord en de bezittelijke voornaamwoorden de ein-Gruppe.
Het bezittelijk voornaamwoord Let op: de verschillende betekenissen van ihr(e)/Ihr(e) De schrijfwijze van euer/eure
Redemittel D
Redemittel J