Seite 44/45 TB
Je hebt al geleerd: 1. De werkwoorden haben, sein en werden in het Präsens en Präteritum (Periode 1) 2. De vervoegingen van normale werkwoorden (wohnen, kommen, arbeiten, klas 1-3) 3. Nieuw: Modalverben (WIJKEN AF)
1. Bij ‘ich, du, er es sie’ is er een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. (wir, ihr, Sie/sie) ich kann, maar: wir können ! 2. De 1 e persoonlijk ev (ich) en de 3 e persoon ev (er/es/sie) krijgen geen uitgang! Ich will, er will.
Het werkwoord sollen krijgt géén klinkerwisseling van enkelvoud naar meervoud. Het werkwoord sollen heeft in de 1 e persoon en de 3 e persoon enkelvoud géén uitgang. ich soll-wir sollen du sollstihr sollt er soll-Sie sollen
Klinkerwisseling van ev naar mv! En: 1 e persoon ev en 3 e persoon ev geen uitgang! Klinker(Umlaut)wisseling van ev naar mv! En : 1 e persoon ev en 3 e persoon ev geen uitgang! Dürfen (mogen) ich darf- du darfst er darf wir dürfen ihr dürft Sie dürfen Müssen (moeten) ich muss- du musst er muss- wir müssen ihr müsst sie müssen