Van tree of life naar web of life Peter Roels & Bert De Groef.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wat zijn microben?.
Advertisements

Argumenten voor evolutie
“It is not enough to succeed.
Werking van ecosystemen
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
De wondere wereld van de cel
de wapenwedloop tussen planten en herbivoren
EVOLUTIE en INFORMATIEOVERDRACHT
DNA en chromosomen (4.6).
Examentraining Biologie
Tussentijdse evaluatie
De zoektocht naar functionaliteit in het post-genoom tijdperk
Evolutie Thema 6.
Evolutie Duurt miljoenen jaren.
Van het leven Komen en gaan.
Relaties in de natuur Planten produceren zuurstofgas
Een cel is een systeem van
VERSCHIL TUSSEN VIRUS EN BACTERIE.
Systematiek De eerste die probeerde een systematische indeling te maken was Aristoteles ( voor Christus). Bijna alle wetenschappers uit zijn tijd.
Orde scheppen in een verscheidenheid aan soorten
De roodhalsganzen overwinteren in Nederland
Restrictie Enzymen Bacteriele verdediging tegen virale infecties door restrictie- (knip) enzymen.
Het ontstaan der soorten
De Cel, DNA.
Met het op de… huid Voorstellen van Stance en Christel.
Keuze-opdracht 3-1.
Ordening: Indeling in de 4 rijken
Vorige keer…. Argumenten voor de evolutietheorie: - Fossielen - Overeenkomsten in bouw - Rudimentaire organen - Overeenkomsten bij embryonale ontwikkeling.
Vorige keer…. De evolutietheorie gaat uit van: - Verandering in genotypen - Natuurlijke selectie - Het ontstaan van nieuwe soorten Mutanten binnen een.
Thema 5: Erfelijkheid en evolutie
Par Planten Planten zijn: AUTOTROFE EUKARYOTEN
Vandaag Goedemorgen allemaal. Ik heb niet echt een stem vandaag, vandaar deze powerpoint. Ik kan wel individueel uitleg geven. Ps. Wil zeker niet zeggen.
Thema 8 Moleculaire genetica
BIO 42 Het centrale dogma.
of de synthese van eiwitten
Ordening en Evolutie ‘Het is een teken van een geschoolde geest als iemand kan nadenken over een gedachte zonder ze te aanvaarden’  Aristoteles.
Nectar Hoofdstuk 20: Evolutie
DNA, RNA en Eiwitsynthese
The Molecular Basis of Inheritance (CHMBCM21) College 1, CHMBCM21 Eddy van der Linden.
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
Presentatie titel Bacteriën Rotterdam, 00 januari 2007
Med.hro.nl/kamse/EASMHS01K/
Presentatie titel BMLMIC12 Rotterdam, 00 januari 2007
Thema 2 DNA.
College 6: Regulatie van gen expressie
Med.hro.nl/kamse/EASMHS01K/
Hoofdstuk 2 De cel.
Argumenten voor evolutie
Zelfstandigheidproject 3 VWO
13.3 Soorten veranderen Evolutie.
Stofwisseling Thema 1.
Evolutie van groenwieren: diepe fylogenetische relaties in de Chlorophyta en speciatie in Halimeda Eeckhout Justine Universiteit Gent, onderzoeksgroep.
EMGO Institute for Health and Care Research Quality of Care Martina Cornel, Hoogleraar community genetics & public health genomics Genetische testen: Direct.
Evolutie is waar Feiten waaruit evolutie blijkt. Mensen die evolutietheorie aanvaarden.
Charles Darwin Evolutietheorie. een geleidelijke ontwikkeling waarbij uit eenvoudig gebouwde soorten nieuwe ingewikkelder gebouwde soorten ontstaan.
ANW thema LEVEN 3. Wat is leven?.
Biotechnologie. Veredeling : kruisingen en selectie planten gunstige eigenschappen combineren Weefselkweken: voor produceren van medicijnen, insecticiden.
Organellen in de cel Submicroscopische bouw van de cel.
Virussen NW 2015 Hygiene en Gezondheid.
De koolstofkringloop is de bekendste
Paragraaf 4 De Gaia-hypothese
3 DOMEINEN Uit door endosymbiose Par. 5 blz. 112) ontstaan cellen hebben zich de huidige organismen ontwikkeld die we kunnen onderbrengen in 3 domeinen:
Eiwit synthese.
Bouw, functie, onderdelen, transport
Erfelijkheid en evolutie
Biologie   studie van het leven Wat is leven? Een unieke ordening van moleculen (ligt vast in DNA) Stofwisselingsprocessen (enzymen) Zelf kunnen.
Thema 5, evolutie.
B. Stof 2 Prokaryoten B. Stof 3 Eukaryoten
Transcript van de presentatie:

Van tree of life naar web of life Peter Roels & Bert De Groef

I. TREE OF LIFE -“The time will come I believe,…, when we shall have fairly true genealogical trees of each great kingdom of nature” – Darwin (brief, 1887) -consensus onder onderzoekers rond 1990: LUCA leefde 3,5 tot 3,8 miljard jaar geleden

-vóór 1965: verwantschappen gebaseerd op vergelijkende anatomie en fysiologie  aanvaardbare resultaten voor dier en plant, maar problematisch voor micro- organismen -Pauling & Zuckerkandl (1965): moleculaire fylogenie gebaseerd op kenmerken van proteïnen en genen -Woese: SSU rRNA = universele moleculaire chronometer -1970: bevestiging prokaryoten vs. eukaryoten + endosymbiosetheorie -1980: 3 domeinen! Carl Woese (University of Illinois)

-drie domeinen: Bacteria, Archaea, Eukarya Woese, 1987

BacteriaArchaeaEukarya Kernmembraan--+ Chromosomen1 circulair meerdere lineair Peptidoglycaan in celwand+-- Membraanlipidenesterbindingenetherbindingenesterbindingen Ribosomen70S 80S Initiator-tRNAformyl-MetMet Intronenzeldensomsvaak Operons++- Capping en polyadenylatie--+ Plasmiden++zelden Gevoeligheid van ribosomen voor difterietoxine -++ RNA-polymerasen1 (4 SU)meerdere (8-12 SU) 3 (12-14 SU) Gevoeligheid voor chloramfenicol, streptomycine, kanamycine +-- Methanogenese-+- Reductie van S 0 tot H 2 S++- Nitrificatie+-- Denitrificatie++- Stikstoffixatie++- Fotosynthese met chlorofyl +-+ Chemolithotrofie (Fe, S, H 2 )++- Gasvesikels++- Reservekorrels van poly-β-hydroxyalkanoaat ++-

-Archaea zijn vaak extremofielen -halofielen: leven in milieus met zeer hoge zoutconcentraties, bvb. Halobacterium -optimale groei: 2-4 M NaCl (12-23%), overleving zelfs bij 5,5 M (32%) -sommige soorten ook basofiel: optimale pH voor Natronobacterium = 9,5 -uniek proteïne: bacteriorhodopsine (lichtgevoelige protonpomp)

-hyperthermofielen: leven bij zeer hoge temperaturen (solfataras, vulkanen, black smokers), bvb. Pyrodictium (groei tussen 82° en 110°C, optimum 105°C), Pyrolobus (113°C)

-methanogenen: 4H 2 + CO 2 → CH 4 + 2H 2 O; obligaat anaëroob -unieke co-enzymen (methanofuran, methanopterine, co-enzym M) -symbiose met herkauwers (bvb. Methanobrevibacter ruminantium) en termieten -impact op klimaat (broeikasgas!) Bron CH 4 -uitstoot (10 12 g/jaar) Biogeen Herkauwers Termieten Rijstvelden Natuurlijke draslanden Storten5-70 Oceanen en meren1-20 Toendra1-5 Abiogeen Steenkoolontginning10-35 Affakkelen van aardgas10-30 Lekken in industrie en pijpleidingen15-45 Verbranding van biomassa10-40 Methaanhydraten2-4 Vulkanen0,5 Verkeer0,5 Totaal Totaal biogeen (81-86%) Totaal abiogeen (13-19%)

Woese et al., 1990 BACTERIA ARCHAEA EUKARYA -“archaea” = “oudste dingen” ↔ rRNA-studies: Archaea en Eukarya zijn zustergroepen

-N.B. gebruik van paraloge genen (bvb. elongatiefactor) als “referentiepunt” (buitengroep in cladistiek)

II. VAN TREE OF LIFE NAAR WEB OF LIFE -primaire endosymbiose: overdracht van genen van endosymbiont naar gastheer → verschillende eukaryote genen betrokken bij celademhaling (mitochondrie) en fotosynthese (plastide) zijn van bacteriële oorsprong -onverwacht nog andere bacteriële genen in aangetroffen in nucleus van Eukarya en in Archaea → genen niet alleen “verticaal” (generatie op generatie) doorgegeven, maar ook horizontaal: horizontale gentransfer (HGT) - tussen Bacteria/Archaea onderling - van Bacteria naar Archaea en vice versa - van Bacteria/Archaea naar Eukarya - tussen Eukarya onderling (bvb. secundaire endosymbiose)

-voorbeeld 1: HGT van prokaryoot naar prokaryoot

Buchnera aphidicola in een bacteriocyt ldcA Acyrthosiphon pisum -voorbeeld 2: HGT van γ-proteobacterie naar eukaryoot

-voorbeeld 3: HGT van eukaryoot naar eukaryoot psbO-expressie Elysia chlorotica Vaucheria litorea

-consequenties van HGT voor stamboom: -HGT genereert fouten in stambomen -genenboom ≠ soortenboom; “dé” soortenboom bestaat niet -LUCA vermoedelijk eerder gemeenschap van primitieve cellen -tree of life ⇒ web of life “The history of life cannot properly be represented as a tree.” “The Tree of Life is not something that exists in nature, it’s a way that humans classify nature.” (Doolittle, 1999)

III. VAN WEB OF LIFE NAAR RING OF LIFE ? -niet alle genen onderschrijven verwantschap van Archaea met Eukarya -rRNA, genen betrokken bij algemene cellulaire processen zoals transcriptie en translatie → “Archaea dichtst bij Eukarya” -genen betrokken bij cytosolisch- metabole processen → “Bacteria dichtst bij Eukarya” -Rivera & Lake (2004): studie op basis van 10 volledige genomen -gedeelde genen als maat voor genoomsimilariteit tussen taxa -nieuwe analysemethode (“conditioned reconstruction”), laat toe naast divergerentie- ook fusiepatroon te ontdekken

Y 1 : de gist (eukaryoot) Schizosaccharomyces pombe, Y 2 : de gist (eukaryoot) Saccharomyces cerevisiae, Pγ: de γ-proteobacterie (bacterie) Xylella fastidiosa, B: de bacil (bacterie) Staphylococcus aureus MW2, H: de halobacterie (archaeon) Halobacterium sp. NRC-1, M: de methanococ (archaeon) Methanosarcina mazei Goe1, E: de eocyt (archaeon) Sulfolobus tokodaii)

- conclusie: eukaryoot genoom is fusieproduct van proteobacterie met archaeon, waarschijnlijk als gevolg van een endosymbiose

-genoomfusietheorieën: -als gevolg van symbiotische relatie tussen archaeon en bacterie -als gevolg van endosymbiotische relatie tussen archaeon en bacterie -bacteriële endosymbiont levert nucleaire genen aan; mitochondrie ontstaat door nieuwe endosymbiose -bacteriële endosymbiont levert nucleaire genen aan én evolueert zelf tot mitochondrie

IV. DE PLAATS VAN DE VIRUSSEN -2003: “Gram-positieve bacterie Bradfordcoccus” in Acanthamoeba polyphaga blijkt reusachtig virus te zijn: mimivirus (“mimicking microbe”) -grote afmetingen ( nm), groot genoom (1,2 miljoen bp), bevat genen betrokken bij nucleotide- en aminozuurbiosynthese → discussie over “levend” of “niet-levend” weer opgeflakkerd -1928: Ultrabionta vs. Cytobionta -2008: capsid- (CEOs) vs. ribosome-encoding organisms (REOs) mimivirus

- zijn virussen mono- of polyfyletisch? -sommige virale genen (“ORFans”) kennen geen homologen in andere virussen; geen duidelijke gemeenschappelijke afstamming -sommige klassen blijken wel monofyletisch - waar komen virussen vandaan? -primordiale hypothese: aanvankelijk aanzien als voorlopers van cellen, overgangsvorm van niet-levende naar levende materie ↔ virussen zijn intracellulaire parasieten, dus kunnen niet voor cellen ontstaan zijn -celdegeneratiehypothese: gedegenereerde cellen die zich specialiseerden in parasitisme en autonomie verloren -ontsnapte genen-hypothese: stukjes DNA/RNA die ontsnapt zijn uit plasmiden of transposons uit cellen -co-evolutiehypothese: geëvolueerd uit complexe moleculen op moment dat eerste cellen ontstonden -Koonin et al. (2006): genen die coderen voor belangrijke proteïnen voor virusreplicatie en –morfogenese (“virus hallmark genes”) komen voor bij diverse groepen RNA- en DNA-virussen, maar niet in cellen → maakt celdegeneratie en ontsnapte genen onwaarschijnlijk → “oude viruswereld”: flow van virusgenen van vóór precellulair leven (in anorganische compartimenten) tot vandaag - belangrijke rol voor virussen in evolutie: vectoren voor HGT, rol in ontstaan van DNA en kern?

- virussen zijn relicten van de pre-cellulaire evolutie -metagenomics: virussen zijn kwantitatief dominante component van biosfeer (“virosfeer”) -10x meer virussen in zeewater dan cellen -schatting: viruspartikels op aarde -belangrijke rol voor virussen in evolutie: vectoren voor HGT, rol in ontstaan van DNA en kern? -virussen die mariene cyanobacteriën infecteren beschikken fotosynthesegen

Bibliografie Brooker et al., Biology, 1 ste editie, McGraw-Hill, 2008 Campbell & Reece, Biology, 8 ste editie, Pearson, 2008 Raven et al., Biology, 7 de editie, McGraw-Hill, 2005 Doolittle, Science 284: , 1999 Doolittle, Sci. Am. 282: 90-95, 2000 Gregory, Evolution: education and outreach 1: , 2008 Hedges, Nat. Rev. Genet. 3: , 2002 Koonin et al., Biology Direct 1: 29, 2006 Lane & Archibald, Trends Ecol. Evol. 23: , 2008 Lawton, New Scientist 201: 34-39, 2009 Nikoh & Nakabachi, BMC Biol. 7:12, 2009 Rumpho et al., Proc. Natl. Acad. Sci. USA 105: , 2008 Rivera & Lake, Nature 431: , 2004 Woese, Microbiol. Rev. 51: , 1987 Woese et al., Proc. Natl. Acad. Sci. USA 87: , 1990 Tree of Life: Tree of Life Web Project: