De betrekkelijk voornaamwoorden
Wat is een betrekkelijk voornaamwoord? Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een zinsdseel: Der Wagen, der dort steht, ist von mir. → ‘der’ verwijst naar ‘der Wagen’ Die Kinder, mit denen ich gespielt habe, sind schon Erwachsen.’ → ‘denen’ verwijst terug naar ‘die Kinder’
Schema van het betrekkelijk voornaamwoord Naamval Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig Meervoud 1ste (OW) der die das 2e (bezit) dessen deren 3e (MV) dem denen 4e (LV) den Het schema is haast identiek aan het schema van de bepaalde lidwoorden. Voor de uitzonderingen (onderstreept) geldt: 1) er komt nog een extra ‘-en’ achter 2) mannelijk en onzijdig 2e naamval krijgen ook nog een extra ‘-s’
Hoe vind ik de juiste vorm in het schema? Je vindt de juiste vorm in het schema door de volgende twee zaken vast te stellen: Het geslacht van het antecedent (dus waar het naar terug verwijst) De naamval van het betrekkelijk voornaamwoord in de bijzin (een betrekkelijk voornaamwoord staat altijd in een bijzin!) Voorbeeld: Der Kugelschreiber, den ich gestern gekauft habe, ist kaputt. In de bijzin is ‘ich’ het onderwerp en het betrekkelijk voornaamwoord een 4e naamval. Het antecedent is mannelijk, en dus verandert ‘der’ in ‘den’.
Verschil vragend en betrekkelijk voornaamwoord Woorden die je zowel vragend als betrekkelijk kunt gebruiken, vertaal je met ‘wo+voorzetsel’ als je ze vragend gebruikt: Worauf stellst du die Vase? Womit fährst du zur Schule? Woran siehst du das? Wofür macht er das? Als je ze betrekkelijk gebruikt, kun je ze niet letterlijk vertalen maar gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord in combinatie met (soms) een los voorzetsel. waarop: Die Antwort, auf die ich hoffte, kam nicht. waarmee: Der Freund, mit dem ich in die Schule ging, hat heute Geburtstag. woran: Mein Vater, dem ich das Geschenk gegegen habe, fand es sehr schön. wofür: Die Klassenarbeit, für die ich sehr hart gearbeitet habe, ist verschwunden!