De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

1 start Je gaat een ontleedroute “lopen.” Klik steeds op het goede antwoord of het goede zinsdeel in de zin. Wanneer je een fout maakt, krijg je een aantal.

Verwante presentaties


Presentatie over: "1 start Je gaat een ontleedroute “lopen.” Klik steeds op het goede antwoord of het goede zinsdeel in de zin. Wanneer je een fout maakt, krijg je een aantal."— Transcript van de presentatie:

1 1 start Je gaat een ontleedroute “lopen.” Klik steeds op het goede antwoord of het goede zinsdeel in de zin. Wanneer je een fout maakt, krijg je een aantal extra zinnen met uitleg en tips. Wanneer je alles goed doet, ben je snel klaar. Klik op “start” om alles te oefenen of klik hieronder voor een deeloefening. Je kunt altijd terug naar dit scherm metstart PersoonsvormGezegdeOnderwerpInfinitief Zelfstandig of hulpwerkwoordVoltooid deelwoord

2 2 Uitleg persoonsvorm: De persoonsvorm is een werkwoordsvorm. De persoonsvorm kan veranderen. De persoonsvorm verandert wanneer de tijd in de zin verandert (van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom.) Henny maakt morgen deze oefening. Henny maakte gisteren deze oefening. Ferry kocht in de zomervakantie een gave CD. Ferry koopt in in de zomervakantie een gave CD. Klik hier om verder te gaan….

3 3 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: De boerDe boer heeft gisteren het gras gemaaid.heeftgisterenhet grasgemaaid.

4 4 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: (Tip: zet de zin in een andere tijd. Welk woord verandert?) Mijn hondMijn hond houdt van wandelen in het bos.houdtvan wandelenin het bos.

5 5 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: (Tip 2: zet de zin in de verleden tijd. Welk woord verandert?) WaarWaar ga je met vakantie naar toe?gajemet vakantienaar toe?

6 6 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: MorgenMorgen komt de bibliotheekbus een uurtje later bij het marktplein.komtde bibliotheekbus een uurtje laterbij het marktplein.

7 7 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: De asielzoekerDe asielzoeker kon zich niet legitimeren.konzichnietlegitimeren.

8 8 Persoonlijke assistentie via dit scherm: De persoonsvorm is een werkwoordsvorm. De persoonsvorm kan veranderen. De persoonsvorm verandert wanneer de tijd in de zin verandert (van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom.) Probeer het nog maar eens…….

9 9 persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm: FotograferenFotograferen blijft Barts grootste hobby.blijftBarts grootste hobby.

10 10 Persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm. HadHad je een mooi cijfer voor jouw opstel?jeeen mooi cijfervoor jouw opstel?

11 11 persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm. Vele handenVele handen maken licht werk.makenlicht werk.

12 12 persoonsvorm Klik in de volgende zin op de persoonsvorm. TheoTheo gebruikt zijn passer als steekwapen!gebruiktzijn passerals steekwapen!

13 13 Uitleg gezegde Het (werkwoordelijk) gezegde bestaat uit werkwoorden. De persoonsvorm hoort bij het gezegde. De andere werkwoorden vind je vaak achteraan in de zin. Wanneer de persoonsvorm het enige werkwoord is, dan is de persoonsvorm het gezegde. Er is dus altijd een gezegde! Klik hier om verder te gaan….

14 14 Gezegde Vraag: wat is het gezegde? Lees de volgende zin: Onze leraar Frans heeft nooit goed kunnen uitleggen. Klik nu op het goede antwoord: a.Onze leraar FransOnze leraar Frans b.HeeftHeeft c.heeft kunnen uitleggenheeft kunnen uitleggen d.uitleggenuitleggen

15 15 Gezegde Vraag: wat is het gezegde? Lees de volgende zin: Juanita is door de regen naar huis gelopen. Klik nu op het goede antwoord: a.JuanitaJuanita b.is gelopenis gelopen c.gelopengelopen d.isis

16 16 Gezegde Vraag: wat is het gezegde? Lees de volgende zin: (Tip: tel alle werkwoorden.) Ik heb jou gisteren nog in de stad gezien. Klik nu op het goede antwoord: a.IkIk b.Ik heb gezienIk heb gezien c.hebheb d.heb gezienheb gezien

17 17 Gezegde Vraag: wat is het gezegde? Lees de volgende zin: Ga nu maar aan het werk! Klik nu op het goede antwoord: a.GaGa b.maarmaar c.aan het werkaan het werk d.Er zit geen gezegde in deze zinEr zit geen gezegde in deze zin

18 18 gezegde Wat is in de volgende zin het gezegde: De wedstrijd tegen Stevo hadden we kunnen winnen. a.haddenhadden b.hadden kunnen winnenhadden kunnen winnen c.kunnen winnenkunnen winnen d.winnenwinnen

19 19 Gezegde Wat is in de volgende zin het gezegde? Wat zou jij ooit nog eens willen meemaken? a.zou willen meemakenzou willen meemaken b.ooit nog eensooit nog eens c.meemakenmeemaken d.zouzou

20 20 Gezegde Wat is in de volgende zin het gezegde? Ik vertrouw mijn assistent volledig. a.volledigvolledig b.vertrouw volledigvertrouw volledig c.vertrouw mijn assistentvertrouw mijn assistent d.vertrouwvertrouw

21 21 gezegde Wat is in de volgende zin het gezegde? Daarvan had Maryam nooit durven dromen. a.durven dromendurven dromen b.MaryamMaryam c.hadhad d.had durven dromenhad durven dromen

22 22 Uitleg onderwerp: Het onderwerp: Het onderwerp is degene die iets doet. Je vindt het onderwerp door te vragen “wie of wat” + gezegde. Marja schrijf ik morgen wel een briefje. - gezegde is ‘schrijf.’ - Vraag “wie schrijft…?” - Antwoord: ‘ik.’ - Dus: onderwerp = ‘ik’ Klik hier om verder te gaan….

23 23 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: PeterPeter spaart zijn zakgeld voor een mountainbike.spaartzijn zakgeld voor een mountainbike.

24 24 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: (Tip: wie doet er iets?) KunKun jij deze opgave alleen maken?jijdeze opgavealleenmaken?

25 25 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: (Tip: wie / wat + vertelde?) Fatma’s vaderFatma’s vader vertelde haar ‘s avonds over het telefoontje uit Marokko.verteldehaar‘s avonds over het telefoontje uit Marokko. gezegde

26 26 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: Vorige weekVorige week zagen wij onze oude schoolmeester nog in de stad.zagenwijonze oude schoolmeester nogin de stad.

27 27 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: In de bloementuinIn de bloementuin bloeiden vele narcissen.bloeidenvele narcissen

28 28 Onderwerp je maar aan wat extra uitleg Het onderwerp: Het onderwerp is degene die iets doet. Je vindt het onderwerp door te vragen “wie of wat” + gezegde. Probeer het nog maar eens…….

29 29 onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: NederlandNederland hoort bij de beste volleyballanden ter wereld.hoortbij de beste volleyballanden ter wereld.

30 30 onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp: Het houden van duivenHet houden van duiven kost mij erg veel tijd.kostmijerg veel tijd

31 31 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp. Dat mobieltjeDat mobieltje heeft Mark vorig jaar nog gekregen.heeftMarkvorig jaarnoggekregen

32 32 Onderwerp Wat is in de volgende zin het onderwerp: Het kleine huis op de prairie kwam vroeger wekelijks op de televisie. a.het kleine huishet kleine huis b.het huishet huis c.huishuis d.het kleine huis op de prairiehet kleine huis op de prairie

33 33 Onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp. Dat boekDat boek wordt nog steeds door de jeugd gelezen.wordtnog steedsdoor de jeugdgelezen.

34 34 onderwerp Klik in de volgende zin op het onderwerp. GaatGaat Jacob mee naar de bioscoop?Jacobmeenaar de bioscoop?

35 35 uitleg infinitief De infinitief is een vorm van een werkwoord. De infinitief is onveranderlijk. Voorbeeld: Ik houd erg van vissen. Ik hield erg van vissen. (De persoonsvorm verandert, de infinitief niet.) De infinitief lijkt op de wij-vorm. “Dat had je beter niet kunnen zeggen.” (wij kunnen, wij zeggen) Maar: de persoonsvorm is nooit een infinitief. Klik hier om verder te gaan….

36 36 Infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief: WijWij kunnen het domweg niet geloven!kunnenhetdomwegnietgeloven!

37 37 Infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief: Zo’n aardige jongenZo’n aardige jongen mag deze oefening nog eens proberen.magdeze oefening nog eensproberen.

38 38 Infinitief Wanneer wij iets zeggen, worden wij nooit geloofd. Klik nu op het goede antwoord: a.In deze zin is de infinitief: worden.In deze zin is de infinitief: worden. b.In deze zin is de infinitief: zeggen.In deze zin is de infinitief: zeggen. c.In deze zin zijn worden en zeggen allebei infinitieven.In deze zin zijn worden en zeggen allebei infinitieven. d.In deze zin is geen infinitief aanwezig.In deze zin is geen infinitief aanwezig.

39 39 Infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief: Een wandeling met de hondEen wandeling met de hond kan op een ramp uitlopen.kanop een rampuitlopen.

40 40 Steeds hetzelfde liedje…. De infinitief is onveranderlijk. Voorbeeld: Ik houd erg van vissen. Ik hield erg van vissen. (De persoonsvorm verandert, de infinitief niet.) Probeer het nog maar eens…….

41 41 infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief. IkIk hoop nog een keertje bij je op bezoek te komen.hoopnogeen keertjebij jeop bezoekte komen.

42 42 infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief: WijWij willen je wel een handje helpen.willenje weleen handjehelpen.

43 43 Infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief: Op mijn steunOp mijn steun hoef je niet meer te rekenen!hoefje niet meerte rekenen!

44 44 infinitief Klik in de volgende zin op de infinitief. In de winterIn de winter vinden wij het cool om sneeuwballen te gooien.vindenwijhetcool om sneeuwballente gooien.

45 45 uitleg zelfstandig of hulpwerkwoord Tel het aantal werkwoorden in de zin. Heb je meer dan een werkwoord in de zin, dan is er één zelfstandig werkwoord. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. Het zelfstandig werkwoord vind je dan meestal aan het eind van de zin. Heb je maar één werkwoord in de zin, dan is dat een zelfstandig werkwoord. Voorbeelden van hulpwerkwoorden zijn: zijn – worden – hebben – zullen – moeten – gaan – kunnen – willen. Maar: deze werkwoorden zijn niet altijd hulpwerkwoord! Klik hier om verder te gaan….

46 46 Zelfstandig of hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het zelfstandig werkwoord: RokenRoken kan ernstige gevolgen voor je gezondheid hebben.kanernstige gevolgen voor je gezondheidhebben.

47 47 Zelfstandig of hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord: HebHeb ik je dat al niet duizend keer verteld?ikjedatalnietduizend keerverteld?

48 48 Zelfstandig of hulpwerkwoord Dit rondje hadden we veel sneller moeten doen. Kies het goede antwoord: In deze zin zitten… a.geen hulpwerkwoorden.geen hulpwerkwoorden. b.een hulpwerkwoord.een hulpwerkwoord. c.twee hulpwerkwoorden.twee hulpwerkwoorden. d.drie hulpwerkwoorden.drie hulpwerkwoorden.

49 49 Zelfstandig of hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het zelfstandig werkwoord: Klaas VaakKlaas Vaak trakteert de schone slapers en slaapsters op zoete dromen.trakteert de schone slapers en slaapsters op zoete dromen.

50 50 Zelfstandig of hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord: MoetMoet je nog veel aan je huiswerk doen?jenogveelaan je huiswerkdoen?

51 51 Zelfstandig werkwoord Klik in de volgende zin op het zelfstandig werkwoord. JohnJohn heeft al vaker met zijn studie willen stoppen.heeftal vakermet zijn studiewillenstoppen.

52 52 Zelfstandig werkwoord Klik in de volgende zin op het zelfstandig werkwoord: De Nederlandse schaatsersDe Nederlandse schaatsers hebben goud gewonnen.hebbengoudgewonnen.

53 53 Zelfstandig of hulpwerkwoord Welk van de volgende zinnen is waar: I In een zin zit altijd een hulpwerkwoord. II In een zin zit altijd een zelfstandig werkwoord. a.Zin een is waar.Zin een is waar. b.Zin twee is waar.Zin twee is waar. c.Zin een en twee zijn allebei waar.Zin een en twee zijn allebei waar. d.Zin een en twee zijn allebei niet waar.Zin een en twee zijn allebei niet waar.

54 54 Toch nog een beetje hulp nodig? Voorbeelden van hulpwerkwoorden zijn: zijn – worden – hebben – zullen – moeten – gaan – kunnen – willen. Probeer het nog maar eens…….

55 55 Hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord. TanjaTanja heeft gisteren de laatste aflevering gemist van “Wie is de mol?”heeftgisterende laatste afleveringgemist van “Wie is de mol?”

56 56 Hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord: ErEr werd nog lang nagepraat over de vandaag gespeelde wedstrijd.werdnog langnagepraat over de vandaag gespeelde wedstrijd.

57 57 hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord IkIk kan me erg ergeren aan al die rommel op straat.kanmeergergerenaan al die rommel op straat.

58 58 hulpwerkwoord Klik in de volgende zin op het hulpwerkwoord. Van die regelVan die regel heb ik nog nooit gehoord.hebiknog nooitgehoord

59 59 Uitleg Voltooid deelwoord Een voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. Een voltooid deelwoord maak je met de hulpwerkwoorden: –hebben:Ik heb het gehoord. –zijn:Ik ben daar geweest. –worden:Ik word nooit geslagen. Klik hier om door te gaan…..

60 60 Voltooid deelwoord Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord: IkIk denk dat ik die film eerder heb gezien.denkdatikdie filmeerderhebgezien.

61 61 Voltooid deelwoord Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord: De scout van AjaxDe scout van Ajax heeft een nieuw talent ontdekt.heefteen nieuw talentontdekt.

62 62 Voltooid deelwoord Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord: IkIk heb gemerkt dat je deze opgaven niet begrijpt.hebgemerktdatjedeze opgavennietbegrijpt.

63 63 Voltooid deelwoord Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord: In Zuid-SpanjeIn Zuid-Spanje heeft het al maanden niet geregend.heefthetal maandennietgeregend.

64 64 voltooid deelwoord Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord. IkIk hoop dat de waarheid nog eens ontdekt wordt.hoopdatde waarheidnog eensontdektwordt.

65 65 Voltooid deelword Klik in de volgende zin op het voltooid deelwoord. KanKan deze acupuncturist je echt genezen hebben?deze acupuncturistjeechtgenezenhebben?

66 66 Einde


Download ppt "1 start Je gaat een ontleedroute “lopen.” Klik steeds op het goede antwoord of het goede zinsdeel in de zin. Wanneer je een fout maakt, krijg je een aantal."

Verwante presentaties


Ads door Google