De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865 – 1965 Geschiedenis Werkplaats , Noordhoff Uitgevers © 2013 Sint-Montfort Rotterdam.

Verwante presentaties


Presentatie over: "De Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865 – 1965 Geschiedenis Werkplaats , Noordhoff Uitgevers © 2013 Sint-Montfort Rotterdam."— Transcript van de presentatie:

1 De Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865 – Geschiedenis Werkplaats , Noordhoff Uitgevers © Sint-Montfort Rotterdam drs Ardy W.J. Biemans

2 H1 Een jonge natie en haar grondwet (1776 – 1865)
Aanpak: Lees aan het begin van ieder hoofdstuk het instapverhaal. Lees daarna de twee titelpagina’s en de twee pagina’s oriëntatiekennis, waarin de belangrijkste kenmerkende aspecten van het tijdvak kort worden besproken en je het verhaal in de tijd kunt plaatsen. Vervolgens bestudeer je het hoofdstuk en maakt daarvan een schematische samenvatting. Tenslotte maak je alle toepassingsvragen aan het einde van het hoofdstuk. Heel veel succes!!! H1 Een jonge natie en haar grondwet (1776 – 1865) 28 november inwoners van Boston in de Engelse kolonies in Noord-Amerika weigeren een schip met Engelse thee haar lading te laten lossen omdat de Amerikanen invoerrechten op Britse producten moeten gaan betalen. Op 16 december enteren als indianen verklede Bostonians de drie theeschepen en gooien de lading overboord. Deze Boston Tea Party is het hoogtepunt in een tien jaar slepend conflict waarin de Amerikanen weigeren belasting te betalen aan Engeland, omdat ze niet vertegenwoordigd zijn in het Britse parlement: no taxation without respresentation! In 1775 breekt de oorlog uit, in 1776 verklaren de Amerikanen zich onafhankelijk …

3 1.1. De staatsinrichting van de VS
De Amerikaanse Revolutie van 1776 was de eerste van een aantal democratische revoluties die rond 1800 aan beide zijden van de Atlantische Oceaan uitbraken onder invloed van het Verlichtingsdenken. De Verlichting keerde zich ook tegen slavernij (gelijkheidsprincipe) en Engeland schafte in 1808 de slavenhandel en in 1833 de slavernij af. In de VS waren de zuidelijke staten (katoenplantages) tegen “abolition” maar na de Burgeroorlog werd de slavernij ook in de gehele VS verboden in 1865. 1.1. De staatsinrichting van de VS De Britse kolonies in het noordoosten van de VS verklaarden zichzelf in 1776 onafhankelijk: de Verenigde Staten van Noord-Amerika waren geboren. Basisprincipes waren vrijheid en gelijkheid en men moest niets hebben van een sterk centraal gezag en vonden de rechten van de deelstaten en burgers zéér belangrijk. De 55 Founding Fathers stelden in 1787 een grondwet op die in 1789 in werking trad. Sindsdien zijn er via amendementen vele wijzigingen en aanvullingen aangebracht, de eerste 10 al in 1791: the Bill of Rights (bv vrijheid van meningsuiting en het recht op wapenbezit). Volgens de Amerikaanse grondwet zijn de VS een federatie, waarin de soevereiniteit (hoogste en onafhankelijke macht) wordt verdeeld tussen de federale overheid en de deelstaten, die een grote mate van zelfstandigheid hebben (eigen regering, parlement, rechtspraak, politie en onderwijs). De federale regering regelt de buitenlandse politiek, defensie, de financiën en economie tussen de deelstaten).

4 De organisatie van de federale overheid is gebaseerd op Montesquieu’s trias politica, de scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. De drie machten dienen elkaar in evenwicht te houden en te controleren om machtsmisbruik en onderdrukking te voorkomen. De uitvoerende macht is in handen van de president (staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber van de strijdkrachten), die ook de ministers, belangrijkste ambtenaren en hoogste rechters benoemt. De wetgevende macht ligt bij het Congres, bestaande uit Senaat (twee vertegenwoordigers per deelstaat) en Huis van Afgevaardigden (vertegenwoordiging op basis van inwonertal). Het Congres controleert de regering: wetsvoorstellen en begrotingen gedaan door president en ministers zijn pas geldig na goedkeuring van het Congres. De president kan weer zijn veto (=ik verbied) uitspreken over wetten van het Congres, maar dat veto kan weer worden opgeheven door een twee derde meerderheid in beide kamers. Belangrijke benoemingen moeten door het Congres worden goedgekeurd. Als de president zich ernstig misdraagt kan de impeachment procedure worden ingezet waarbij het Congres de president kan afzetten. De uitvoerende macht wordt ook nog gecontroleerd door de hoogste rechterlijke macht: het federale Hooggerechtshof. Zij kan wetten en besluiten verbieden als ze in strijd zijn met de grondwet. Capitool, zittingsgebouw van het Congres De president is in de loop van de 20e eeuw machtiger geworden, maar altijd heeft hij rekening te houden met de deelstaten en het Congres, dat hem het leven behoorlijk zuur kan maken als de meerderheid daar van de andere partij is …

5 1.2 EXTRA: VAN GRONDWET TOT BURGEROORLOG
Al sinds het begin van de 19e eeuw kennen de VS een tweepartijenstelsel: sinds 1852 hebben de Democratische Partij en de Republikeinse Partij alle presidenten geleverd. Die partijen zijn heel los georganiseerd, gekozen door de kiezers in hun eigen staat en vooral voor hun belangen opkomend. Beide partijen hebben een behoudende en een vooruitstrevend vleugel. In de 19e eeuw waren de Republikeinen progressiever (bv tegen slavernij en positiever tegenover gelijkberechtiging van de zwarten); vanaf de 1930’ers waren de Democraten vooruitstrevender: meer voor sociale wetgeving en voor federaal overheidsingrijpen in de economie, terwijl de Republikeinen de partij werd van het grootkapitaal en de conservatieve burgers … 1.2 EXTRA: VAN GRONDWET TOT BURGEROORLOG De VS begonnen als een federatie met 13 staten en 4 miljoen inwoners, wonend aan de oostkust van Noord-Amerika, mn protestanten van Schotse of Engelse afkomst. De rest van het continent werd bevolkt door ongeveer één miljoen indiaanse volken (native Americans). Voornamelijk agrarisch land met in het noorden (bijna) autarkisch levende zelfstandige boeren en in het zuiden rijst- en tabaksplantages, waar slaven het werk deden. De ezel, symbool van de Democraten en de olifant, symbool van de Republikeinen

6 Sinds 1830 was The Frontier, de grens tussen het blanke gebied en de dunbevolkte wildernis flink westwaarts opgeschoven en beheersten de blanken al de helft van het continent. Dit kwam door snel groeiende immigratie uit Europa en de ontwikkeling van de spoorwegen, waardoor ook commerciële landbouw mogelijk werd. In het noordoosten kwam vanaf 1820 de industrialisatie op gang en in 1860 had New York een miljoen inwoners. De Amerikanen geloofden in hun Manifest Destiny (1845), de duidelijke lotsbestemming om het gehele continent te ontsluiten en te ontwikkelen … Indianen moesten verdwijnen naar reservaten. In de buitenlandse politiek bleek ook dat men vond dat Amerika voor de Amerikanen was: Monroe Doctrine (1823): Europeanen dienen zich niet met Amerika te bemoeien, de Amerikanen zullen zich niet met Europa bemoeien. De spanningen tussen noord en zuid groeiden door de verschillende economische ontwikkelingen: het noorden werd geïndustrialiseerd en wilde invoerrechten om die industrie tegen Britse concurrentie te beschermen; het zuiden was agrarisch waarbij men met name middels slaven katoen produceerde voor de Engelse textielindustrie. In het noorden werd het abolitionisme juist steeds sterker. In 1861 leidde dit tot de Amerikaanse Burgeroorlog ( ), die doden eindigde met de noordelijke overwinning en de afschaffing van de slavernij (13th Amendment). President Abraham Lincoln werd kort hierna doodgeschoten … Maak alle toepassingsvragen horend bij dit hoofdstuk!

7 H 2 De VS worden een wereldmacht (1865-1918)
Het in 1913 geopende Woolworth Building, met zijn 241 meter toen ‘s werelds hoogste gebouw, “de kathedraal van de handel”, stond symbool voor het kapitalisme en de razendsnelle industriële revolutie, die in de tweede helft van de 19e eeuw ook werd gekenmerkt door het moderne imperialisme van de grote Europese mogendheden en Japan. In de industriële landen ontstond een massale arbeidersklasse, die het slecht had en zorgen creëerde over de sociale kwestie. Ook vond er democratisering plaats en streden tal van politieke stromingen om de gunst van de kiezer (liberalen, socialisten, confessionelen). Ook kwam het nationalisme opzetten, dat in Europa mede leidde tot de eerste Wereldoorlog ( ). 2.1 De VS worden een industrienatie Na de Amerikaanse Burgeroorlog gingen de VS stormachtig industrialiseren en groeide de bevolking van 40 miljoen in 1870 tot 100 miljoen in 1914 (met 30 miljoen immigranten), die als goedkope arbeidskrachten konden worden ingezet in industrie en landbouw. Bovendien hadden de VS grondstoffen (steenkool, ijzer, olie) in overvloed.

8 De spoorwegen ontwikkelden zich stormachtig met in 1869 de eerste transcontinentale (coast-to-coast) spoorlijn waardoor er één nationale markt kon ontstaan en veel woeste gronden werden ontgonnen voor met name graanproductie, omdat spoorweg-maatschappijen grote hoeveelheden grond kregen, die ze verkochten om te ontginnen. De nationale economie werd ook bevorderd door nieuwe communicatiemiddelen (1861 de telegraaf van Samuel Morse, in 1876 de telefoon van Alexander Bell (AT&T). Ook andere uitvindingen bevorderden de industrialisatie, zoals Thomas Edisons gloeilamp (1882). Steeds meer grote kapitaalkrachtige bedrijven, de corporaties, domineerden de economie, vaak in moordende concurrentie met elkaar. Er ontstonden kartels, die prijsafspraken maakten en men voegde bedrijven samen tot trusts, zoals Standard Oil (Rockefeller) en US Steel (Carnegie). De welvaart groeide maar de sociale verschillen groeiden enorm: arbeiders moesten keihard werken voor een laag loon, konden zomaar worden ontslagen en er waren geen uitkeringen. Met name ook de nieuwe immigranten, na 1890 vooral uit Zuid- en Oost-Europa hadden het slecht en de Angelsaksische Amerikanen hadden vaak grote moeite met deze nieuwe toestroom mensen. Er kwamen tal van immigratiewetten om ongewenste vreemdelingen te weren en op Ellis Island werden vele mensen zonder pardon teruggestuurd. Ook kleine boeren en middenstanders hadden het in recessietijd erg moeilijk … In de rij op Ellis Island: wachtend op toegang tot het beloofde land …

9 2.2 De overheid grijpt in Ook na 1865 ging de federale overheid uit van economisch liberalisme, maar als de grote corporaties erom vroegen week men daar moeiteloos van af (bv importtarieven om de industrie te beschermen, terwijl voor de boeren niets werd gedaan): grote bedrijven “hadden de politiek in hun zak”. (Geschoolde) arbeiders richtten vakbonden op, maar de werkgevers weigerden vaak domweg om deze als gesprekspartner te accepteren. Zo liepen arbeids-conflicten nogal eens uit de hand en omdat er nogal eens socialisten bij betrokken waren groeide de weerzin tegen deze stroming. Succesvol werd de gematigde AFL (American Federation of Labor, 1886), zich puur richtend op positieverbetering van geschoolde arbeiders. Ook de boeren organiseerden zich en richtten in 1891 de People’s Party op, de populisten, opkomend voor ‘the common man’, tegen de grote bedrijven. De PP was niet echt aantrekkelijk voor de industriearbeiders omdat men eigenlijk terugwilde naar een kleinsteedse en agrarische VS … rond 1900 was het populisme verdwenen … In de grote steden ontstond na 1890 de Progressive Movement, ook tegen de macht van de grote ondernemingen die via achterkamertjespolitiek de politiek beheersten: de Progressives wilden méér openheid en democratie en via overheidsingrijpen moesten misstanden worden bestreden: geen grondige herverdeling van de rijkdom, maar geef de armen onderwijs en opvoeding! Aanhangers kwamen vooral uit de ontwikkelde middenklasse en zowel de Republikeinse president Theodore Roosevelt ( ) als Woodrow Wilson ( ) waren hervormingsgezind en rpobeerden via actief overheidsingrijpen de graaicultuur onder de kapitalisten te beperken: individuele vrijheid maar algemeen belang boven eigenbelang: maatregelen tegen prijsafspraken, kwaliteitseisen met betrekking tot voedsel en in de Eerste Wereld- oorlog overheidsingrijpen via de War Industries Board die bepaalde wat en hoeveel er moest wor- den geproduceerd en verdeelde de grondstoffen. Theodore Roosevelt (l) en Woodrow Wilson (r)

10 2.3 Vrij, maar achtergesteld
Na de burgeroorlog begon de Reconstructie ( ) waarin het Noorden probeerde de zwarten in het zuiden tot gelijkwaardige burgers te maken: th Amendment: burgerrecht voor iedereen die in de VS geboren is th Amendment: kiesrecht mag niet onthouden worden op basis van ras of huidskleur. Via een noordelijke bezetting opgelegd aan het zuiden, maar de blanken bleven zich sterk verzetten tegen emancipatie, bijvoorbeeld via de Ku Klux Klan (KKK) die wilde voorkomen dat Freedmen (bevrijde slaven) van hun rechten gebruik zouden maken, via terreur en uiteindelijk moord en doodslag. Na 1877 ontstond in het Zuiden een systeem van segregatie, waarbij zwarten in theorie dezelfde rechten hadden, maar in de praktijk werden gediscrimineerd: vanaf 1887 de Jim Crow-wetten. Het noorden greep niet in uit angst voor stemverlies en in 1896 bepaalde het Hooggerechtshof dat segregatie niet in strijd was met de grondwet, zolang de voorzieningen voor blank en zwart maar gelijkwaardig waren … vanaf dat moment namen de Jim Crow-wetten een hoge vlucht: in treinen, scholen, parken, ziekenhuizen enz werd segregatie toegepast. In de praktijk verloren de zwarten hun kiesrecht, bv door de leesproef. Tussen 1890 en 1918 werden duizenden zwarten gelyncht zonder een enkele blanke veroordeling. Veel Freedmen bleven op de grond van hun voormalige eigenaars werken als sharecropper: werkend op de grond van de eigenaar in ruil voor een deel van de oogst. De leider van de zwarten, Booker T. Washington, was tegen verzet maar wilde respect en gelijkheid winnen door goed onderwijs en rond 1900 zette hij ook vele onderwijsprojecten op, ook gesteund door mensen als Rockefeller en Carnegie. Een zwarte leider als W.E.B. Dubois, vond Booker te ‘lief’: hij richtte in 1909 de NAACP op (National Association for the Advancement of Colored People) en wilde via rechtszaken de ongelijkheid bestrijden. Dubois had als noordelijke intellectueel weinig succes bij de ongeletterde zwarte zuiderlingen … Washington Dubois

11 Spaans-Amerikaanse oorlog
2.4 Een wereldmacht in opkomst Na de burgeroorlog waren de VS nog altijd isolationistisch in het verlengde van de Monroe-doctrine, maar rond 1900 richtte men zich meer op de wereld, door 1) de enorme economische groei, waardoor de VS nauw verbonden waren met de wereldeconomie en 2) doordat het nationalisme zich niet meer kon richten op de verovering van het eigen continent: de Manifest Destiny werd modern imperialisme waarbij men vond dat de VS hun beschaving ook overzee moest exporteren. Drie motieven lagen hieraan ten grondslag: Economisch: openen van buitenlandse markten Politiek: vergroten van de Amerikaanse macht Ideologisch: verspreiding Amerikaanse principes als ondernemersvrijheid, democratie Het economische motief speelde al langer: al in 1853 dwong admiraal Perry Japan om havens open te stellen voor Amerikanen. Daarna raakte de VS-vloot in verval, maar in 1883 gaf het Congres de opdracht voor de bouw van een moderne oorlogsvloot, die in 1893 voor het eerst werd ingezet bij de bezetting van Hawaï. In 1898 werden ook Cuba en de Filipijnen bezet: de Filipijnen werden een Amerikaanse kolonie, Cuba een protectoraat: Cuba was zelfstandig maar mocht geen eigen buitenlandse politiek voeren. In Guantánamo kwam een Amerikaanse basis. Dit na een korte oorlog tegen de oude koloniale macht Spanje: de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898. De Vs gingen zich actiever in Latijns en Zuid-Amerika opstellen. Zo werd in 1903 Panama bevrijd van Colombia en kregen de Amerikanen het recht om het Panamakanaal (tussen Atlantische en Stille Oceaan) aan te leggen en te beheren. Zo bemoeiden de VS zich in 1900 ook met China, toen een antiwesterse opstand daar de belangen van de VS en Europa bedreigde: de opstand werd neergeslagen maar de Open Door Policy van de VS voorkwam niet dat de Europeanen en Japan delen van China in handen kregen. Adm Matthew Perry Spaans-Amerikaanse oorlog

12 In de Eerste Wereldoorlog bleven de VS lang neutraal, met sympathie voor de Britten. Men was ook bang dat een Duitse overwinning de ideeën van vrijheid, democratie en vrijhandel in gevaar zouden brengen. In 1915 liep de spanning op toen de Duitsers de Lusitania, een Brits schip met 128 Amerikanen aan boord torpedeerde. In 1917 kondigden de Duitsers de onbeperkte duikbootoorlog af: alle schepen rond Groot-Brittannië zouden worden getorpedeerd, ook Amerikaanse en toen men een telegram onderschepte waarin de Duitse minister van BuZa Zimmermann aan Mexico vroeg een oorlog tegen de VS te starten, vroeg president Wilson het Congres om Duitsland de oorlog te verklaren “to make the world safe for democracy” … Het Congres ging akkoord met 455 tegen 56 stemmen! Twee oproepen uit de Eerste Wereldoorlog om je aan te melden bij het leger: boven “Vernietig de gestoorde bruut” met de Pruisische helm met daarop ‘militarisme’ en rechts dezelfde oproep je te melden “om de wereld veilig te maken voor de democratie”… MAAK ALLE TOEPASSINGSVRAGEN BIJ DIT HOOFDSTUK!!!

13 H 3 Welvaart, crisis en oorlog (1918 – 1945)
“Once I built a tower, up to the sun, brick and rivet, and lime. Once I built a tower, now it’s done. Brother, can you spare a dime?” De laatste regels van een songtekst uit 1932, tegenwoordig hét lied van de crisisjaren over de in bittere armoede gedompelde Amerikanen die jarenlang keihard hadden gewerkt aan de Amerikaanse samenleving en nu in de rij stonden voor een hap eten en moesten bedelen … Het Interbellum ( ), de periode tussen de twee wereldoorlogen, was de periode waarin Duitsland middels de Vrede van Versailles zéér zwaar werd gestraft voor het voeren van WO I en er in Rusland, Italië en Duitsland totalitaire ideologieën aan de macht kwamen. In de jaren twintig herstelde de economie zich en was er sprake van de gay twenties. Daaraan kwam na 1929 abrupt een einde en brak de economische wereldcrisis uit. In Duitsland kwam Hitler aan de macht die Dld direct ging voorbereiden op een nieuwe oorlog, daarin niet tegengewerkt door de Engelsen en Fransen die de appeasementpolitiek voerden en toegaven aan Hitlers eisen. In 1939 brak de oorlog uit en in 1941 deden ook de Amerikanen daaraan mee. In mei 1945 capituleerde Dld, in augustus Japan, nadat de VS atoombommen hadden gegooid op Hiroshima en Nagasaki …

14

15 In de jaren ‘20 groeide de Amerikaanse economie enorm, met een verdubbeling van de industriële productie. Twee in het oog springende zaken waren de elektriciteit (stroomnet bood mogelijkheden voor koelkasten, stofzuigers, toasters enz) en de auto (27 miljoen in 1929, 80 % van alle auto’s op aarde). Elektriciteit maakte ook film en radio mogelijk, hele populaire media. De productie kon zo sterk groeien door vernieuwingen en efficiencyvergroting, met als hoogtepunt van de rationalisatie de lopende band in de Fordfabrieken (1914). Ook in de auto-industrie was de concurrentie moordend en bleven er uiteindelijk maar enkele grote concerns over: Ford, Chrysler en GM. De welvaart steeg, lonen werden hoger, werktijden korter en naast massaproductie ontstond ook massaconsumptie, gestimuleerd door de reclame en afbetalingssystemen: “Leef nu, betaal later” werd het devies. Ook aandelen ging men met geleend geld kopen en door de grote vraag en het vertrouwen stegen de koersen de pan uit. De media verspreidde het geloof in het New Capitalism: geen crises meer, maar slechts harmonieuze welvaartsstijging waarbij de ondernemers goed zouden zorgen voor hun werknemers en er geen socialisme nodig zou zijn. Ook in de politiek heerste dit idee: het Progressive Era was voorbij en nu zouden drie conservatieve Republikeinen president worden: Warren Harding ( ), Calvin Coolidge ( ) en Herbert Hoover ( ), met blind vertrouwen in de vrije markt en de grote bedrijven. Het ging fantastisch: “alles kan, alles mag, niets is te gek en het kán niet op!!!” Harding Coolidge Hoover 15

16 3.2 De crisis van de jaren 1930 Optimisme en vertrouwen vierden hoogtij en de VS waren verreweg het rijkste volk op aarde, maar in 1929 sloeg het vertrouwen om en de paniek toe: 24 oktober 1929 Zwarte Donderdag / de Beurskrach: instorten van de aandelenkoersen (tot ééntiende van de waarde in 1932) en faillissementen van banken, boeren en fabrieken: de Grote Depressie. Oorzaken: overproductie doordat in de jaren ‘20 de productie sneller steeg dan de lonen, mede door (te) grote inkomensverschillen, tijdelijk opgevangen door het afbetalingssysteem al voor de beurskrach was een aantal industrieën al in de problemen (textiel, spoorwegen, mijnbouw) en ook de landbouw was al in de problemen: overproductie waardoor de prijzen daalden en de boeren probeerden de inkomensdaling te compenseren dor nóg meer te produceren Republikeinse crisispolitiek verergerde de situatie: geen steun en een zuinige overheid in de veronderstelling dat de zieke economie vanzelf beter zou worden. In 1932 won de democraat Franklin Delano Roosevelt ( ), FDR, de verkiezingen en hij beloofde “a new deal for the American people” … de New Deal betekende actief overheidsingrijpen in de economie: steun aan werklozen en voor publieke werken en productiebeperking in de landbouw. Hij gaf vakbonden meer macht en verbeterde verzekeringen en pensioenen, tot ongenoegen van de grote bedrijven, die spraken van FDR als The Red Man in the White House. Het zakenleven en Hooggerechtshof verzetten zich en ondanks aanvankelijk succes bleek de New Deal het niet helemaal … het volledige herstel kwam pas dankzij de Tweede Wereldoorlog , waarin zelfs een arbeidstekort ontstond en de welvaart groeide… Poster WPA. New Deal

17 3.3 De moeizame strijd tegen rassendiscriminatie
Rond 1910 woonde slechts 10% van de zwarten in het Noorden, en ook daar had men met racisme te maken: laagste baantjes en apart levend van de blanken in getto’s zoals het NY’se Harlem. In de Eerste Wereldoorlog trokken meer zwarten naar het noorden en honderdduizenden namen dienst in het leger waardoor men trots en zelfvertrouwen kreeg … men pikte rassendiscriminatie niet meer zomaar, terwijl de blanke arbeiders de zwarten na de oorlog als concurrenten zagen: rassenrellen in 1919 in 20 Noordelijke steden. In de jaren ‘20 ging de migratie door en de getto’s raakte overvol. Men kreeg de laagste banen en werd daarvoor ook nog minder betaald dan blanken. De NAACP kreeg méér steun in de wens naar emancipatie. In de jaren ‘20 kregen de zwarten het toch beter, maar de crisis raakte hen dubbelhard: zwarten werden als eersten ontslagen. De New Deal bracht ook voor de zwarten verlichting en veel zwarten liepen over van de Republikeinen naar de Democraten. Discriminatie bleef een groot probleem en zwarten werden zwaarder gestraft dan blanken (zie de Alabama-zaak op blz 43) en vaak ook onschuldig werden gestraft, door blanke jury’s en een enorme vooringenomenheid. In de Tweede Wereldoorlog namen weer veel zwarten dienst in het leger met als doel “the double V”: Victory op het slagveld én het thuisfront (tegen discriminatie en achterstelling). Ook trokken een miljoen zwarten naar het Noorden en westen naar de oorlogsindustrie. Ook nu volgden weer rassenrellen (1943) … FDR verbood in 1943 rassendiscriminatie in het leger en de oorlogsindustrie en zwarten werden voor het eerst ook piloot en marinier … de oorlog bood zicht op emancipatie …

18 3.4 Jaren van isolationisme
Wilson was de Eerste Wereldoorlog ingegaan met als motto “to make the world safe for democracy” en hij werkte zijn visie uit in de zgn Veertien Punten, waaronder het zelfbeschikkingsrecht der volken en het oprichten van een Volkenbond, waarvan de leden elkaars integriteit erkenden en verantwoordelijk zou zijn voor de internationale vrede en rechtsorde. De Veertien Punten werden opgenomen in het Vredesverdrag van Versailles. Maar het Congres vond Wilsons ideeën te ver gaan en ratificeerde het Vredesverdrag dus niet … men wilde niet verantwoordelijk zijn voor het buitenland en wilde niet dat het buitenland zou kunnen ingrijpen in de VS. De VS werden in het Interbellum weer gematigd isolationistisch en op het gebied van de economie protectionistisch. Men realiseerde zich wél dat je niet meer volledig isolationistisch kon zijn en dus bemoeiden de VS zich wel méér met de wereld, zoals in Azië met Japan, en in Europa kregen de Duitsers hulp via het Dawesplan: leningen van de VS op daarmee de economie weer op poten te helpen en de herstelbetalingen aan Frankrijk en Engeland te betalen, die dat geld op hun beurt weer doorsluisden naar de VS omdat zij in de Eerste Wereldoorlog veel geld hadden geleend bij de VS voor voedsel, wapens en munitie. Latijns-Amerika werd gezien als exclusief terrein van de VS, die wel probeerden méér economisch hun invloed te doen gelden in plaats van politiek-militair: economisch imperialisme. In de jaren ‘30 werd door de crisis het isolationisme weer sterker en beloofde FDR in 1933 Good Neighbour Policy voor het westelijk halfrond: geen gewapend ingrijpen en nauwe economische samenwerking. Men hield zich daar redelijk aan, hoewel in 1934 in Cuba nog een militaire dictator aan de macht werd geholpen toen de Amerikaanse belangen in gevaar waren. Woodrow Wilson Franklin Roosevelt

19 3.5 De VS en de Tweede Wereldoorlog
Midden jaren ‘30 was het isolationisme sterker dan ooit en in 1935 en 1936 nam het Congres de neutraliteitswetten aan: verbod op het verschepen van wapens naar oorlogvoerende landen én verbod op leningen aan oorlogvoerende landen. FDR ging akkoord maar maakte zich zorgen over de Duitse en Japanse agressie. Toen in 1939 de oorlog uitbrak lag de sympathie bij de Geallieerden, maar men bleef neutraal. Wel keurde in 1941 het Congres de Lend Lease Act goed waarin geregeld werd dat Engeland het oorlogsmaterieel mocht lenen van de VS. Na de start van Operatie Barbarossa kreeg ook de SU deze steun. In augustus 1941 kwamen FDR en Churchill (premier Engeland) met het Atlantisch Handvest: economische samenwerking, vrijheid op zee, ontwapening, zelfbeschikkingsrecht en een volkerenorganisatie die voor collectieve veiligheid moest gaan zorgen na de oorlog. Na de aanval van Japan op Pearl Harbour, verklaarden de VS de oorlog aan Japan en drie dagen later deden Dld en Ita dit aan de VS. Vanaf nu werkten De Grote Drie (GB/VS/SU of Churchill/FDR/Stalin) samen. FDR wilde een Verenigde Naties waarin de grote drie en China leiding zouden moeten geven via de Veiligheidsraad, met daarin vijf permanente leden met vetorecht: GB/VS/SU/China/Fra. Het wantrouwen tussen SU en de VS/GB werd steeds sterker en Stalin wenste Oost-Europa onder zijn eigen invloedssfeer. Over Dld werd men het niet eens en besloot het land voorlopig te verdelen in vier bezettingszones + Berlijn. Ook over de regering van Polen kon men het niet eens worden in Jalta, februari 1945 … Maak alle toepassingsvragen horende bij dit hoofdstuk… FDR & Churchill Churchill, FDR & Stalin

20 TRIVIA TEDDYBEAR President Theodore Roosevelt was eigenlijk verantwoordelijk voor het enorme succes van de beertjes in de Verenigde Staten. Al zijn vrienden noemden hem "Teddy". In 1902 had hij tijdens een vierdaagse beren-jacht geweigerd een jong weerloos beertje te doden dat de jagers voor hem hadden gevangen. De beroemde cartoon-tekenaar van de Washington Post, Clifford Berryman, legde dit incident vast in zijn beroemde cartoon "Drawing the line in Mississippi" als een ironisch commentaar op een grensconflict dat erg in de belangstelling stond. Vanaf dat moment werd de beer bekend als "Teddy's Bear" en Berryman liet geen kans voorbijgaan om het beertje te verwerken in al zijn hierna volgende cartoons over de President. Deze cartoons waren de allerbeste reclame voor Steiff en al gauw had de Steiff "Teddybear" de harten gestolen van honderdduizenden Amerikanen. Mede gevoed door de stroom Steiff beren uit Duitsland nam de "Teddyberengekte" steeds meer Amerika in z'n greep en van hieruit ook andere werelddelen. YANKEE is waarschijnlijk van oorsprong de scheldnaam die de Britse kolonisten gaven aan de inwoners van de Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland. De exacte oorsprong van het woord is niet precies bekend. Gesteld wordt dat het woord is ontstaan uit de Nederlandse naam Jan-Kees. Andere mogelijke oorsprongen worden gezocht in Jan-Kaas, een benaming die sloeg op het feit dat de Nederlandse kolonisten bekendstonden om hun kaas. Een derde mogelijkheid is dat het woord is afgeleid van Janneke, de verkleinvorm van Jan. De Nederlandse J en Britse medeklinker Y worden op dezelfde manier uitgesproken. Later werd Yankee een bijnaam voor de inwoners van de staat New York en het aangrenzende New England. Tegenwoordig gebruiken de inwoners van New York en New England het woord "yankee" als een geuzennaam… de honkbalclub NY Yankees gebruiken de naam nog altijd…

21 H 4 Consumptie, consensus en Koude Oorlog (1945-1965)
Dallas, Texas, vrijdag 22 november de Amerikaanse president John Fitzgerald Kennedy wordt tijdens een rijtoer doodgeschoten, vermoedelijk door Lee Harvey Oswald. De moord had een enorme impact in VS en de rest van de wereld en werd gezien als een keerpunt: de tijd van hoop en toenemende welvaart leek voorbij. De drie rode draden van dit onderwerp: industriële samenleving, burgerrechten en buitenlandse politiek worden ook in dit hoofdstuk weer gevolgd… Het vertrouwen was geschokt na de moord op JFK … In de kwart eeuw na 1948 was er in de hele westerse wereld een enorme welvaartsgroei, mede dankzij de Amerikaanse bevrijders, die via de Marshallhulp voor economisch herstel hadden gezorgd. Het leger van de VS zorgde voor stabiliteit en veiligheid tegen de Sovjet-Unie en haar bondgenoten in Oost-Europa: in de Koude Oorlog stonden de VS en West-Europa tegenover de Sovjet-Unie en Oost-Europa, gescheiden door het zwaarbewaakte IJzeren Gordijn, dat sinds 1961 ook dwars door Berlijn liep (De Muur). Pas na de dood van JFK kwam er ook kritiek op de VS, vooral van jongeren die de VS zagen als imperialistische grootmacht met een oppervlakkige, hebzuchtige nepcultuur, die de derde wereld uitbuitte en in Vietnam dood en verderf zaaide, terwijl in het eigen land de zwarten crepeerden…

22 4.1 Welvaart en wantrouwen
Na WO II schakelde de Amerikaanse economie soepel over op de productie van duurzame consumptiegoederen: de gevreesde moeizame overgang van oorlogs- naar vredeseconomie bleef uit. De mensen hadden in de oorlog hogere lonen gekregen maar konden dat toen niet uitgeven en nu liet men de dollars rollen! De overheid hielp een recessie voorkomen, onder meer door de GI Bill die veteranen hielp bij terugkeer in de maatschappij (subsidies voor studie, huisvesting of het opzetten van een bedrijf). In de jaren ‘50 en ‘60 bleef de economie groeien waarvan de meeste Amerikanen profiteerden. Miljoenen mensen verhuisden naar de buitenwijken (suburbs) naar huizen met garage en tuin en vol nieuwe consumptiegoederen, zoals tv en auto. De stijgende koopkracht zorgde voor een grotere vraag en dus verdere groei, mede door de babyboom ( ) waardoor meer scholen, huizen en gezinsauto’s nodig waren. De lonen konden stijgen dankzij de productiviteitsstijging, die gevolg was van automatisering in industrie en landbouw. De economie groeide verder dankzij de Koude Oorlog: de defensie-uitgaven stegen sterk en het militair-industrieel complex (netwerk van politici, militairen en wapenfabrikanten) kreeg steeds meer politieke invloed. De welvaart was minder scheef verdeeld dan in het Interbellum doordat de New Deal had gezorgd voor minimumlonen, pensioenen en wekloosheidsuitkeringen. Democraten wilden verder gaan met de New Deal van Franklin D. Roosevelt, die begin 1945 was overleden en werd opgevolgd door Harry S. Truman. Hij wilde de New Deal uitbouwen maar het Republikeinse Congres hield dat tegen. Toen het Congres probeerde de ND terug te draaien hield Truman dat tegen met zijn veto. Government Issue Bill Harry S. Truman

23 4.2 Consumptiemaatschappij: consensus en kritiek
Toen in 1948 Truman tegen alle verwachtingen in de verkiezingen won en de Democraten de meerderheid herwonnen in het Congres dacht Truman te kunnen komen met zijn Fair Deal (1949), een uitbreiding van de New Deal met ziektekostenverzekeringen voor iedereen, ruime steun voor openbaar onderwijs enz. Het minimumloon ging wel omhoog en sociale zekerheid verruimd maar grote veranderingen strandden op de meerderheid van Republikeinen en conservatieve Democraten. De angst voor het communisme werd na WO II nog groter dan de Red Scare van na WO I, met als hoogtepunt van de hysterie het McCarthyisme van de eerste helft van de jaren ‘50. Senator Joseph McCarthy beweerde in 1950 dat communisten belangrijke posities op BuZa en in het Amerikaans bestuur hadden: daarom hadden de VS niets gedaan aan de communistische machtsovername in China (1949) en daarom had de SU nu een atoombom. Jarenlang kon McCarthy talloze mensen verdacht maken in openbare verhoren, zonder dat het tot veroordelingen kwam. Maar velen raakten hun baan kwijt en zagen hun carrière verwoest door Joe. Toen McCarthy ook partijgenoten ging beschuldigen, liet de Republikeinse partij hem vallen … 4.2 Consumptiemaatschappij: consensus en kritiek In 1952 werd Dwight D Eisenhower president, eerste Republikein sinds 1932 en ook in het Congres pakten de Republikeinen de meerderheid, maar oorlogsheld Eisenhower liet de New en Fair Deal goeddeels intact en aan de anticommunisme-hysterie kwam een eind. De Chicago Tribune dacht dat Truman de verkiezingen zou verliezen, getuige de krant, die Truman hier omhoog houdt.

24 Ook de Republikeinen vonden afbraak van de Deals uitgesloten: er groeide consensus: de VS waren goed zoals het was. De welvaart groeide en klassentegenstellingen leken verleden tijd. Ook verhuisden steeds meer arbeiders naar de suburbs en leefden daar the American way of life. Toch waren er ook miljoenen armen: zwarten, Latino’s, bejaarden en alleenstaande moeders, maar met de econoom Galbraith groeide het geloof dat uiteindelijk niemand meer arm zou zijn. Wel vond Galbraith dat er teveel aan luxeproducten werd gekocht en er te weinig voor de publieke sector overbleef: gezondheidszorg, onderwijs, OV, milieu en de binnensteden werden verwaarloosd … dáár moest de overheid investeren, mn in onderwijs zodat ook de armen betere kansen zouden krijgen. Kennedy, in 1960 gekozen nam deze ideeën over: de VS moesten een New Frontier hebben, nieuwe doelen, nl beter openbaar onderwijs, een nationale ziektekostenverzekering en hogere minimumlonen (Trumans ideeën) maar door Republikeins en conservatief Democratisch verzet in het Congres kwam er weinig van terecht. Na de moord op Kennedy kwam Lyndon B. Johnson aan de macht en maakte gebruik van JFK’s dood: hij ging diens werk voortzetten in de War on Poverty en kreeg weinig tegenstand uit respect voor JFK (speciaal onderwijs voor arme kinderen en werkverschaffing voor jongeren). Hij presenteerde zijn hervor-mingsplannen voor de Great Society en werd in 1964 gekozen en kreeg een democratisch Congres: ziektekostenverzekering voor ouderen, geld voor onderwijs en de binnensteden en de eerste milieuwetten waren het resultaat in

25 4.3 Burgerrechten: succes en frustratie
Het liep fout door stijgende uitgaven voor de Vietnamoorlog waardoor zijn hervormingen stokten en de kritiek op LBJ ernstig toenam. 4.3 Burgerrechten: succes en frustratie Truman was de eerste president sinds de Reconstructie die vond dat de federale regering zich moest inzetten voor gelijke rechten voor de zwarte Amerikanen. Zijn voorstellen om rassendiscriminatie te verbieden kwamen niet door het Congres, maar het item stond voortaan wel op de politieke agenda. Er moest wat gebeuren, want in de jaren ‘40 en ‘50 trokken miljoenen zwarten naar de industriesteden waar een grote zwarte arbeiders- en ook middenklasse ontstond. De NAACP won rechtszaken en in 1954 stelde het Hooggerechtshof in de zaak Brown vs Board of Education of Topeka dat rassenscheiding in strijd met de grondwet was en dat daaraan snel een eind moest worden gemaakt in het zuiden. Het zuiden was weigerachtig en in bv Little Rock (1957), Arkansas, gingen 8 zwarte leerlingen onder begeleiding van het federale leger een jaar lang naar school. In het zuiden ontstond in 1957 de Civil Rights Movement (burgerrechtenbeweging) n.a.v. Rosa Parks, die had geweigerd voor een blanke op te staan in de bus: Martin Luther King organiseerde een busboycot van een jaar waarna het Hooggerechtshof rassenscheiding in openbare bussen onwettig verklaarde. King koos voor de geweldloze weg, maar het blanke verzet in het zuiden was groot en de KKK herleefde. Het geweldloze verzet groeide echter en in 1963 kwam Kennedy met zijn Civil Rights Act: verbod op discriminatie in alle openbare gelegenheden. Rosa Parks, mug shot Martin Luther King

26 4.4 De eerste jaren van de Koude Oorlog (1945-1949)
Om het Congres onder druk te zetten organiseerde de Civil Rights Movement een Mars op Washington waaraan mensen meededen en King zijn beroemde “I have a Dream”-toespraak hield. Door de moord op JFK kon Johnson de Civil Rights Act aangenomen krijgen, waarbij meteen discriminatie bij sollicitaties en op het werk werden verboden. In 1965 werd ook de Voting Rights Act aangenomen. Maar er was en bleef veel discriminatie en racisme, ook leidend tot radicale groepen als de Nation of Islam van Malcolm X, die niets met de blanken te maken wilde hebben en zwarten superieur vonden. Toen X in 1964 toch wilde samenwerken met de CRM en racisme afwees, werd hij door leden van de Nation vermoord. In 1965 werden de nog radicalere Black Panthers opgericht, die met geweld een eind wilden maken aan de blanke heerschappij. Regelmatig escaleerde de zaak en waren er gewelddadige rassenrellen. In 1968 werd Martin Luther King het slachtoffer van een blanke racist… 4.4 De eerste jaren van de Koude Oorlog ( ) In de loop van de Tweede Wereldoorlog groeide de spanningen tussen de VS en de SU: op de Conferentie van Potsdam (juli 1945) bleek de sfeer al ernstig verziekt. In augustus 1945 gooiden de VS twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki om de oorlog te beëindigen én indruk te maken op de SU. De oorlog was over maar de spanningen namen toe: Stalin “bevrijdde” Oost-Europa en sloot zijn invloedssfeer hermetisch af van het westen … er werd een IJzeren Gordijn neergelaten.. (Churchill).

27 4.5 Wereldwijde Koude Oorlog (1950-1965)
De VS zagen de SU als een gevaar voor de kapitalistisch-democratische wereld, uit zijnde op de communistische wereldrevolutie… Men kon dus NIET terug naar het isolationisme: de VS waren leider van de vrije wereld. Aan de andere kant zag de SU de VS als westers imperialistische bedreiging waartegen men zich beveiligde door zich te omringen door een gordel van bevriende (communistische) staten. In 1947 wilde Truman Turkije en Griekenland helpen tegen communistische dreiging en hij vroeg het Congres om veel geld: “Ik geloof dat het de politiek van de VS moet zijn om vrije volken te steunen die zich verzetten tegen pogingen ze te onderwerpen aan gewapende minderheden of krachten van buitenaf.” Truman-doctrine, basis van de containmentpolitiek (politiek om het communisme in te dammen/ te zorgen dat het zich niet verspreidt). Belangrijk middel in West-Europa was de Marshallhulp voor de economische opbouw van Europa, zodat de kans er niet was dat een arm Europa in de klauwen van het communisme zou vallen. Toen de hulp ook in de westerse sectoren van Duitsland (VS, Eng, Fra zones) werd ingezet blokkeerde de SU de toegangswegen naar het in de Russische sector gelegen Berlijn … de Blokkade van Berlijn, door de geallieerden opgelost middels een luchtbrug, die een jaar werd volgehouden. Hierna werd Duitsland in tweeën verdeeld: de BRD en de DDR. In 1949 werd de Amerikaanse betrokkenheid met West-Europa bezegeld met een militair bondgenootschap: de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie). Ook elders in de wereld kwamen Amerikaanse militaire bases … 4.5 Wereldwijde Koude Oorlog ( ) De Amerikaanse vrees voor het communisme bereikte in 1949 het kookpunt: de SU hadden een atoombom en China werd communistisch onder Mao Zedong… En in 1950 viel het communistische Noord-Korea het door de VS Op de bal: Marshallplan, op de basket: European Recovery

28 gesteunde Zuid-Korea aan … Onder de VN-vlag (de SU was niet in de Veiligheidsraad uit protest) verjoegen de Amerikanen en hun bondgenoten de communisten uit Z-Korea en toen de Amerikanen N-Korea aanvielen kwam Communistisch China Noord-Korea te hulp. In 1953 eindigde de Korea-oorlog met een wapenstilstand. In Vietnam riep de communist Ho Chi Minh in 1945 de onafhankelijkheid uit, maar de Fransen wilden hun koloniale gezag herstellen. De VS waren voor dekolonisatie, maar niet onder communistische leiding en dus kozen de VS de Franse kant tegen de Vietminh. Toen de Fransen in 1954 opgaven en Vietnam verlieten, namen de VS het over en steunden het dictatoriale Zuid-Vietnam. Idee achter de interventie was de dominotheorie: als Vietnam valt voor het communisme, zullen daarna Laos, Cambodja, Thailand, Birma, Mallakka, Indonesië en misschien zelfs Australië vallen voor het communisme … als dominostenen. Vanaf 1954 is deze theorie het uitgangspunt van de Amerikaanse buitenlandse politiek. Ook werd de kernbewapening uitgebreid om de vijand af te schrikken. Er ontstond een nucleaire bewapeningswedloop tussen de VS en de SU en ook in de ruimte probeerden de supermachten elkaar af te troeven: de Russen hadden de eerste bemande ruimtevlucht in 1961 (Yuri Gagarin), de Amerikanen zetten de eerste mens op de maan in 1969 (Neil Armstrong). In 1961 begon in Berlijn de bouw van de Berlijnse Muur, om de leegloop van de DDR via Berlijn tegen te gaan … Kennedy deed verder niets, want hij wilde de directe confrontatie niet aan: West-Berlijn bleef gewoon toegankelijk voor het westen.

29 Maak alle toepassingsvragen bij dit hoofdstuk
In 1962 kwam die confrontatie er wel in de Cubacrisis. In 1959 was in Cuba de communistische Fidel Castro aan de macht gekomen wat voor de VS onacceptabel was. In 1961 liet Kennedy een invasie uitvoeren op Cuba (Varkensbaai) die volledig mislukte. Om Cuba te beschermen liet de SU (Chroesjtsjov) kernraketten op Cuba plaatsen. Kennedy eist dat deze weggehaald worden en toen Russische schepen richting Cuba voeren wierpen de VS een blokkade op zee rond Cuba op. De SU dreigde de blokkade te doorbreken, waarna Kennedy dreigde kernwapens in te zetten. De wereld zat op het randje van een kernoorlog, maar uiteindelijk haalde de SU haar kernwapens weg en beloofde de VS Cuba met rust te laten. Hierna werd de hotline, de directe telefoonverbinding tussen het Kremlin en het Witte Huis, aangelegd … de Koude Oorlog werd rustiger. Maar in Vietnam escaleerde het conflict en de JFK ging Zuid-Vietnam helpen met militairen en wapens, ondanks Zuidvietnamese protesten tegen het dictatoriale regime. In 1964 liet Johnson de zaak escaleren naar aanleiding van een (vermeende) aanval op Amerikaanse schepen: in de Tonkin-resolutie van het Congres kreeg LBJ de bevoegheden om “alle noodzakelijke maatregelen te nemen om verdere agressie te voorkomen”: Johnson stuurde grote aantallen soldaten naar Vietnam, uiteindelijk Noord-Vietnam werd zwaar gebombardeerd door de VS, maar het protest tegen de interventie werd in binnen- en buitenland steeds groter en de VS moesten opnieuw nadenken over de rol die ze in de wereld wilde spelen … Maak alle toepassingsvragen bij dit hoofdstuk Koude oorlog en kernwapenwedloop … Chroesjtsjov en Kennedy Protest tegen de Vietnamoorlog

30 De epilogen “In de ban van het neoliberalisme, de binnenlandse politiek na 1965” en “Supermacht met nieuwe vijanden, de buitenlandse politiek na 1965” vallen buiten de examenstof, maar lees deze twee paragraafjes nadat je de bundel hebt geleerd. Het maakt een aantal zaken duidelijk en je kunt zien dat oude keuzes weer worden gemaakt. Heel veel succes bij het leren van de examenonderwerpen en bij het Centraal Schriftelijk Examen!!! © 2013 Sint-Montfort Rotterdam drs Ardy W.J. Biemans


Download ppt "De Verenigde Staten en hun federale overheid, 1865 – 1965 Geschiedenis Werkplaats , Noordhoff Uitgevers © 2013 Sint-Montfort Rotterdam."

Verwante presentaties


Ads door Google