De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Leesvaardigheid Opbouw van een tekst Leeshoudingen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Leesvaardigheid Opbouw van een tekst Leeshoudingen"— Transcript van de presentatie:

1

2 Leesvaardigheid Opbouw van een tekst Leeshoudingen
Tekstverbanden en signaalwoorden Tekstdoelen Kritisch lezen

3 1. Opbouw van een tekst Inleiding Kern (middenstuk) Slot

4 Hoeveel alinea’s telt de volgende tekst?

5 De inleiding Welk onderwerp de lezer kan verwachten;
Welk probleem de schrijver wil behandelen; Vragen stellen; Een situatieschets/sfeertekening geven; Aanleiding; Voorbeeld/anekdote.

6 De kern Bevat deelonderwerpen; Behandelt de hoofdgedachte;
Bestaat uit meerdere alinea’s.

7 Het slot Samenvatting; Conclusie; Probleemoplossing; Antwoord geven;
Aansporing tot actie; Open einde.

8 Leeshoudingen Globaal lezen  een beeld van de tekst krijgen.
Intensief lezen  de tekst goed begrijpen. Zoekend lezen  bepaalde informatie opzoeken. Studerend lezen  inhoud van de tekst onthouden. Kritisch lezen  je mening over de tekst vormen. Zie stappenplannen blz. 143 t/m 145 van je handboek!

9 Tekstverbanden en signaalwoorden

10 Tekstverbanden De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Een aantal samenhangende zinnen vormt een alinea. De verbanden tussen alinea’s onderling, tussen zinnen onderling herken je vaak aan signaalwoorden.

11 Tekstverbanden Opsomming; Toelichting/uitleg; Tegenstelling;
Reden/verklaring; Oorzaak-gevolg; Doel-middel Voorbeeld/bewijs; Voorwaarde; Vergelijking; Samenvatting/conclusie.

12 Opsomming We spreken van een opsommend verband wanneer dingen na elkaar genoemd of bij elkaar opgeteld worden. Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza. Ten eerste vind ik hem knap, daarnaast heeft hij een mooie auto en ten slotte woont hij in een prachtig huis. Signaalwoorden: Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, dan, daarna, en, daarnaast, verder, ook, tevens, een ander, bovendien, als laatste, ten slotte.

13 Toelichting/uitleg Je geeft uitleg bij een eerdere uitspraak.
Signaalwoorden: dat betekent, met andere woorden, etc. Voorbeeld: De behandeling start zo snel mogelijk. Dat wil zeggen dat we komende week beginnen met de eerste injectie.

14 Tegenstelling Een tegenstelling op een eerdere bewering.
In tegenstelling tot Marije vind ik zwemmen wel een mooie sport. Hoewel Marije niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende. Marije heeft een voldoende, maar voor de rest staat ze niet zo goed. Let op: “Ik houd van voetbal, tennis en schaatsen, maar ook van korfbal.”  geen tegenstelling! Signaalwoorden: maar, echter, of, daarentegen, integendeel, enerzijds … anderzijds, (al)hoewel, toch, ofschoon, weliswaar, niettemin, in tegenstelling tot.

15 Reden/verklaring Je legt uit waarom iets zo is. Signaalwoorden:
aangezien, omdat, want, etc. Voorbeeld: Ik ben niet naar het feest gegaan, want ik voelde me niet lekker.

16 Oorzaak-gevolg Je geeft een gebeurtenis (de oorzaak) en de gebeurtenis die daaruit voortkomt (het gevolg). Signaalwoorden: daardoor, door, doordat, dus, naar aanleiding van, etc. Voorbeeld: Door het droge weer, valt de oogst ontzettend tegen.

17 Doel-middel Je geeft aan wat er nodig is (het middel) om iets te bereiken (het doel). Signaalwoorden: door middel van, met behulp van, om, waarmee, etc. Voorbeeld: Ik moet nog een auto regelen om mee te verhuizen. Mijn broer heeft die scooter gekocht om sneller op zijn werk te kunnen komen. Is dit die scooter waarmee je elke dag naar je werk gaat?

18 Voorbeeld Een voorbeeld geven om iets duidelijker te maken.
Deze opleiding leidt tot verschillende beroepen op, zoals pedagogisch werker, sociaal werker en verpleegkundige. Je kunt lege batterijen op meerdere plekken inleveren, denk maar aan de gemeente en het winkelcentrum. Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, als illustratie, om een voorbeeld te noemen.

19 Voorwaarde Als er sprake is van een voorwaarde geeft een deel van de zin aan wat mag als er daarvoor iets anders gedaan wordt. Je mag vanavond naar dat feest mits je je gedraagt. Je mag het examen pas maken als je een voldoende hebt gehaald. Signaalwoorden: mits, indien, wanneer, als.

20 Samenvatting/conclusie
Je vat de tekst samen (samenvatting) en/of je geeft een oordeel (conclusie). Concluderend, iedereen heeft zin om naar het feest te gaan. Niemand heeft bezwaar, dus gaan we vanavond allemaal naar dat feest. Signaalwoorden: dus, dan ook, concluderend, al met al, kortom.

21 Tekstdoelen

22 Welke tekstdoelen ken je?
Informeren; Mening geven; Overtuigen; Activeren/overhalen; Amuseren; Gevoelens uitdrukken/oproepen; Instrueren.

23 Tekstdoelen Tekstdoelen Uitleg Informeren
Feiten op een rij zetten of gebeurtenissen vertellen; Objectieve teksten; Voorbeeld: nieuwsberichten, schoolboeken, wetenschappelijke artikelen. Mening geven Mening geven zonder te overtuigen. Voorbeeld: ingezonden brief, artikel opiniepagina. Overtuigen De lezer proberen te overtuigen; Tegenargument weerleggen. Voorbeeld: betoog. Activeren/overhalen De lezer overtuigen en aanzetten tot actie; Voorbeeld: advertenties politieke partij. Amuseren De lezer vermaken; Voorbeeld: stripverhalen. Gevoelens uitdrukken/oproepen Emotie centraal; Het uitdrukken van eigen gevoelens of oproepen van gevoelens lezer. Voorbeeld: gedichten, songteksten. Instrueren Stapsgewijs instructie geven; Gebiedende wijs. Voorbeeld: recepten, gebruiksaanwijzing Tekstdoelen

24 Informeren

25 Activeren/overhalen

26 Amuseren

27 Hoofdgedachte Hoe vind je die?

28 Hoofdgedachte De hoofdgedachte geeft meer informatie over het onderwerp. Verschil met een onderwerp?

29 Onderwerp Hoe vind je het onderwerp?
Het onderwerp is waar de tekst over gaat in een paar woorden.

30 Hoofdgedachte Hoofdgedachte: Onderwerp + wat daarover verteld wordt
Let op! Altijd één complete zin. NOOIT een vraag.

31 Hoofdgedachte Waar vind je de hoofdgedachte?
Meestal in de inleiding of slot. Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen twee verschillende hoofdgedachtes hebben.

32 Tekst 1 De Amerikaanse groep Eagles of Death Metal, die vorige maand in het Bataclan-theater in Parijs optrad toen dat door terroristen werd aangevallen, stond maandagavond 8 december 2015 samen met U2 op het podium in de Franse hoofdstad. Bono kondigde Eagles of Death Metal aan als "mensen van wie het leven altijd verbonden is met Parijs. Dit zijn onze broeders, onze collega-troubadours. Hen werd drie weken geleden het podium ontnomen, wij bieden het onze aan." Eagles of Death Metal speelde met U2 het nummer People Have The Power. Met het lied van Patti Smith sluit U2 vrijwel elk concert van zijn huidige Innocence + Experience Tour af. Eagles of Death Metal kon rekenen op een langdurig applaus, zo is te zien in video's die concertgangers op social media plaatsten.

33 Onderwerp De Amerikaanse groep Eagles of Death Metal, die vorige maand in het Bataclan-theater in Parijs optrad toen dat door terroristen werd aangevallen, stond maandagavond 8 december 2015 samen met U2 op het podium in de Franse hoofdstad. Bono kondigde Eagles of Death Metal aan als "mensen van wie het leven altijd verbonden is met Parijs. Dit zijn onze broeders, onze collega-troubadours. Hen werd drie weken geleden het podium ontnomen, wij bieden het onze aan." Eagles of Death Metal speelde met U2 het nummer People Have The Power. Met het lied van Patti Smith sluit U2 vrijwel elk concert van zijn huidige Innocence + Experience Tour af. Het onderwerp van deze tekst is Eagles of Death Metal. Over dit onderwerp wordt gezegd dat zij in het Bataclan-theater in Parijs optraden toen dat door terroristen werd aangevallen. Hier gaat de tekst echter niet over, dit is achtergrondinformatie van de band. Waar de tekst wel over gaat is: Eagles of Death Metal stond op 8 december 2015 samen met U2 op het podium in Parijs. Dat is de hoofdgedachte. In plaats van Parijs mag Franse hoofdstad ook, maar we proberen zo kort en bondig mogelijk te zijn bij het vaststellen van de hoofdgedachte. Hoofdgedachte = Eagles of Death Metal stond maandagavond 8 december 2015 samen met U2 op het podium in Parijs.

34 Hoofdgedachte De hoofdgedachte vind je dus door eerst het onderwerp te bepalen. Daarna vertel je in één zin wat daarover wordt verteld.

35 Woordenschat

36 https://youtu.be/IvuWORVD0jQ

37 Woordleerstrategieën
Deel van het woord. Vertaling. Context. Woordenboek/internet. Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik.

38 Toetsonderdelen Functies van alinea Tekstdoelen Impliciet/expliciet
Tussenkopjes Onderwerp Hoofdgedachte Feiten en meningen

39 1. Functies van een alinea
Samenvatting Aanleiding Introductie onderwerp Oorzaak-gevolg Voorbeeld Toelichting Tegenstelling Etc.

40 2. Tekstdoelen Informeren; Mening geven; Overtuigen;
Activeren/overhalen; Amuseren; Gevoelens uitdrukken/oproepen; Instrueren.

41 3. Impliciet/expliciet In de toets kan de vraag gesteld worden wat er impliciet of expliciet bedoeld wordt met bijvoorbeeld een zin. Impliciet: Niet nadrukkelijk. Expliciet: Heel duidelijk, nadrukkelijk.

42 4. Tussenkopjes Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van een onderwerp. Tussenkopjes zijn de titels die aan bepaalde alinea’s worden toegekend.

43 5/6. Onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp is waar de tekst over gaat in een paar woorden. De hoofdgedachte is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in een zin.

44 7. Feiten en meningen Feit: iets waarvan zeker is dat het gebeurd is of dat het waar is. Dit kan je controleren. Mening: wat iemand vindt of wat zijn/haar gedachte erover is.


Download ppt "Leesvaardigheid Opbouw van een tekst Leeshoudingen"

Verwante presentaties


Ads door Google