Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdPhilomena Anja Willemsen Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Van tijd tot tijd Woordenschat
2
Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia
Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen
3
Keuzemogelijkheid Wil je nog graag even de informatie doornemen ?
Klik op onderstaande knop Maak je graag onmiddellijk de oefeningen ? Klik op onderstaande knop
4
Vul het passende woord in.
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee nachten slapen. Hij trekt zijn kleren aan in drie minuten. In de zomer hebben Bil en Wil twee maanden vakantie. In juli gaan ze voor twee weken op reis.
5
Vul de juiste dag in. Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. Donderdag is de vierde dag van de week. Vrijdag is de vijfde dag van de week. Zaterdag is de zesde dag van de week. Zondag is de zevende dag van de week.
6
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dinsdag. Morgen is het donderdag. Eergisteren was het maandag. Overmorgen is het vrijdag.
7
De maanden Duid de maanden aan herfst januari februari Nieuwjaar mei
juli maandag
8
Vul de maand in. Het schooljaar begint in september.
Het nieuwe jaar begint in januari. Juli/augustus is een vakantiemaand. De kortste maand is februari.
9
Vul het passende woord in.
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee nachten slapen. Hij trekt zijn kleren aan in drie minuten. In de zomer hebben Bil en Wil twee maanden vakantie. In juli gaan ze voor twee weken op reis.
10
Vul de juiste dag in. Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. Donderdag is de vierde dag van de week. Vrijdag is de vijfde dag van de week. Zaterdag is de zesde dag van de week. Zondag is de zevende dag van de week.
11
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dinsdag. Morgen is het donderdag. Eergisteren was het maandag. Overmorgen is het vrijdag.
12
De maanden Duid de maanden aan herfst januari februari Nieuwjaar mei
juli maandag
13
Vul de maand in. Het schooljaar begint in september.
Het nieuwe jaar begint in januari. Juli/augustus is een vakantiemaand. De kortste maand is februari.
14
Klik op het passende woord
Elk __________ viert Wil zijn verjaardag. maanden nachten jaar weken minuten
15
Klik op het passende woord
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee _____________ slapen. maanden nachten jaar weken minuten
16
Klik op het passende woord
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee nachten slapen. Hij trekt zijn kleren aan in drie _____________________ . maanden nachten jaar weken minuten
17
Klik op het passende woord
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee nachten slapen. Hij trekt zijn kleren aan in drie minuten. In de zomer hebben Bil en Wil twee _________________vakantie. maanden nachten jaar weken minuten
18
Klik op het passende woord
Elk jaar viert Wil zijn verjaardag. Hij is deze week jarig. Wil moet nog twee nachten slapen. Hij trekt zijn kleren aan in drie minuten. In de zomer hebben Bil en Wil twee maanden vakantie. In juli gaan ze voor twee _______________op reis. maanden nachten jaar weken minuten
19
Klik op de juiste dag. Vrijdag Donderdag Zaterdag
______________ is de eerste dag van de week. Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
20
Klik op de juiste dag. Vrijdag Donderdag
Maandag is de eerste dag van de week. _____________ is de tweede dag van de week. Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
21
Klik op de juiste dag. Vrijdag Donderdag
Maandag is de eerste dag van de week. Dinsdag is de tweede dag van de week. ____________ is de derde dag van de week. Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
22
Klik op de juiste dag. Vrijdag Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. _____________ is de vierde dag van de week. Donderdag Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
23
Klik op de juiste dag. Vrijdag Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. Donderdag is de vierde dag van de week. _____________ is de vijfde dag van de week. Donderdag Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
24
Klik op de juiste dag. Vrijdag Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. Donderdag is de vierde dag van de week. Vrijdag is de vijfde dag van de week. ______________ is de zesde dag van de week. Donderdag Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
25
Klik op de juiste dag. Vrijdag Maandag is de eerste dag van de week.
Dinsdag is de tweede dag van de week. Woensdag is de derde dag van de week. Donderdag is de vierde dag van de week. Vrijdag is de vijfde dag van de week. Zaterdag is de zesde dag van de week. ___________ is de zevende dag van de week. Donderdag Zaterdag Maandag Woensdag Zondag Dinsdag
26
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Klik op het juiste antwoord. Vandaag is het _______________ dinsdag vrijdag woensdag donderdag maandag
27
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Klik op het juiste antwoord. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het _____________. dinsdag vrijdag woensdag donderdag maandag
28
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Klik op het juiste antwoord. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dinsdag. Morgen is het _______________. dinsdag vrijdag woensdag donderdag maandag
29
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Klik op het juiste antwoord. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dinsdag. Morgen is het donderdag. Eergisteren was het ___________. dinsdag vrijdag woensdag donderdag maandag
30
Vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen.
We starten de oefening op woensdag. Klik op het juiste antwoord. Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dinsdag. Morgen is het donderdag. Eergisteren was het maandag. Overmorgen is het ___________. dinsdag vrijdag woensdag donderdag maandag
31
De maanden Klik op de maanden herfst januari februari Nieuwjaar mei
juli maandag
32
Klik op de juiste maand januari juli februari augustus
Het schooljaar begint in ______________ . maart september april oktober mei november juni december
33
Klik op de juiste maand januari juli
Het schooljaar begint in september. Het nieuwe jaar begint in ____________. februari augustus maart september april oktober mei november juni december
34
Klik op de juiste maand januari juli
Het schooljaar begint in september. Het nieuwe jaar begint in januari. ______/______________ is een vakantiemaand. februari augustus maart september april oktober mei november juni december
35
Klik op de juiste maand januari juli
Het schooljaar begint in september. Het nieuwe jaar begint in januari. Juli/augustus is een vakantiemaand. De kortste maand is ________________ . februari augustus maart september april oktober mei november juni december
36
Super !
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.