Download de presentatie
GepubliceerdFranciscus Koning Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Het werkwoord faire (= doen/maken)
vervoeging vertaling je fais ik doe/maak tu fais jij doet/maakt il/elle/on fait hij/zij/men doet/maakt nous faisons wij doen/maken vous faites jullie doen/maken u doet/maakt ils/elles font zij doen/maken
2
in combinatie met sport
vorm van faire + du/de la/de l’ + sportnaam lidwoord du/de la/de l’ voorbeeld le du du foot la de la de la danse l’ de l’ de l’équitation
3
voorbeelden Ik voetbal./Ik doe aan voetbal. Je fais du foot. Zij danst./Zij doet aan dansen. Elle fait de la danse. Wij rijden paard./Wij doen aan paardrijden. Nous faisons de l’équitation.
4
Let op! In combinatie met onderstaande werkwoorden, krijgen sporten het normale lidwoord. - aimer (houden van, leuk vinden) - préférer (leuker vinden) - adorer (dol zijn op) - détester (een hekel hebben aan)
5
voorbeelden Ik houd van skiën. J’aime le ski. Zij zijn dol op zwemmen. Ils adorent la natation. Jij hebt een hekel aan aerobic. Tu détestes l’aérobic.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.