Download de presentatie
GepubliceerdBarbara de Vries Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Hoofdstuk 1 Budgetlijn A3b
2
Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk nakijken H13 t/m H17 blz. 27 - Budgetlijn Wat is dat? Hoe gedraagt de budgetlijn zich? - Sommen maken - Afsluiting van de les met Tips & Tops Ik ga nu nieuwe begrippen bespreken. TIP: maak aantekeningen van mijn uitleg en voorbeelden die ik geef.
3
Huiswerk nakijken klassikaal Vraag H13 t/m H17 blz. 27
Opgave 16 A Begroting Anisha per maand (4 weken) Inkomsten Uitgaven Werken supermarkt € 68 Kleding kopen € 45 Oppassen € 20 Hapjes en drankjes € 36 Zakgeld € 12 Cadeautjes € 15 Totaal € 100 € 96 H13 je moet de omvang weten van alle munten, biljetten en bedragen op betaalrekeningen van iedereen behalve van de overheid en de banken. H14 A (Geld is makkelijker te ruilen tegen andere goederen. Als je direct wilt ruilen moet je maar net iemand vinden die op zoek is naar jouw goed. Sparen betekent dat je niet consumeert maar je middelen opslaat om op een later tijdstip te consumeren.) H15 A Dat hangt af van de inflatie. Als de prijzen 2% of meer stijgen gaat de koopkracht van Ab niet vooruit. B Ook dit hangt af van de inflatie. Als er inflatie is, zal zijn koopkracht daardoor verminderen. C Bij deflatie kun je meer kopen voor dezelfde hoeveelheid geld. Je koopkracht stijgt dan als je inkomen gelijk blijft. Extra :Het effect van dalende prijzen is vaak dat mensen aankopen uitstellen in de hoop dat de prijzen nog meer omlaag gaan. Voor de economie in zijn geheel is dat geen goede ontwikkeling. H16 a zie ppt B Meer werken, oppassen, minder uitgeven aan kleding, hapjes, drankjes, cadeautjes. H17 A Onjuist: ook als je veel geld hebt moet je een begroting maken, het geeft je inzicht wat er inkomt en uit gaat. Je kunt dus zien hoeveel je nog uit kunt geven. B Onjuist: dat hangt af van de stijging van je inkomen. Als je inkomen gelijkt blijft, daalt je koopkracht wel. C Onjuist. Bij inflatie of deflatie gaat het niet over de intrinsieke waarde van geld (de waarde van het materiaal), maar om de nominale waarde van geld (het bedrag dat erop staat; de waarde die er in het handelsverkeer aan toegekend wordt).
4
Budgetlijn
5
De budgetlijn: KIEZEN !!! pizza’s of boeken
Stel: budget = € 150,00 1 pizza = € 5,00 1 boek = € 25,00 (= schaarste, dus kiezen !) De budgetlijn: KIEZEN !!! pizza’s of boeken Aantal pizza’s Alleen maar pizza’s: €150/€5 = 30 pizza’s 50 Alleen maar boeken: €150/€25 = 6 boeken 40 30 Budgetlijn: wat kan ik kopen van mijn geld Kijk eens naar punt A 20 15 pizza’s: 15*€5 = € 75 3 boeken: 3*€25 = € 75 € 150 A 15 10 Aantal boeken 1 2 3 3 4 5 6 7 alle punten op de budgetlijn zijn combinaties die met het budget gekocht kunnen worden
6
Hoe gedraagt de budgetlijn zich?
Aantal pizza’s Stel: budget € 150,00 1 pizza = € 5,00 1 boek = € 25,00 - Verandering van het inkomen 50 Budget is nu?.. € 200,00 40 - Verandering van de prijs van boeken 30 € 15,00. Teken de lijn. 20 - Verandering van de prijs van pizza’s 10 Wat is de prijs van 1 pizza geworden? € 150 / 15 = € 10,- Aantal boeken 5 alle ‘logische’ punten op de budgetlijn zijn combinaties die met het budget gekocht kunnen worden
7
Doen: Oefenopgaven 1 & 2 budgetlijn (3H/V) maken Herhalingsopgaven:
H19 H22 Over budgetlijn: H18 H26 Voor de snelle leerling: Rekenen (v.a. blz. 30) opgaven: 1, 4, 5, 6, 7, 9.
8
Tips & Tops voor mevr. Timmermans
Denk goed na over een Tip en Top. Schrijf ze (netjes) op het bord. Klaar? Ga verder met de opdrachten: Oefenopgaven 1 & 2 budgetlijn + Herhalingsopgaven: H18, H19, H22, H26 (Rekenen (v.a. blz. 30) opgaven: 1, 4, 5, 6, 7, 9.)
9
Huiswerk Oefenopgaven 1 & 2 budgetlijn +
Herhalingsopgaven: H18, H19, H22, H26.
10
Volgende les
11
Geld over of geld tekort
Als je meer consumeert (koopt) dan je budget, dan kan dat alleen als je geldt leent. Als je minder consumeert dan je budget, hou je geld over. Dat betekent dat je geld spaart.
12
extra 1.2 Opofferingskosten Aantal pizza’s Aantal boeken
budget = € 150,00 1 pizza = € 5,00 1 boek = € 25,00 (= schaarste, dus kiezen !) Aantal pizza’s Van A naar B 50 Om 1 extra boek te kopen kun je 5 pizza’s minder kopen extra 40 30 Je offert 5 pizza’s op om één extra boek te kopen 20 A 15 Opofferingskosten van 1 extra boek = 5 pizza’s B 10 10 Aantal boeken 1 2 3 3 4 4 5 6 7
13
500 = 25 x q1 + 50 x q2 q2 q1 500/25 = 20 en 500/50 = 10 te doen
Alleen maar q2 q1 = 0 q2 = 10 20 500 = 25 x q x q2 Alleen maar q1 q2 = 0 - ½ q = 0 - ½ q1 = - 10 q1 = 20 15 10 5 q1 5 10 15 20 30
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.