Download de presentatie
GepubliceerdNorbert de Winter Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Het jaartje rond … maart juni september december april juli oktober
januari mei augustus november februari
2
De seizoenen
3
Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia
Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen Keer terug naar het begin van mijn dia voorstelling
4
Keuzemogelijkheid Wil je nog graag even de informatie doornemen ?
Klik op onderstaande knop Maak je graag onmiddellijk de oefeningen ? Klik op onderstaande knop
5
Vul aan Lente – zomer – herfst – winter Voor de lente komt de winter.
Na de zomer komt de herfst. Tussen de lente en de herfst komt de zomer.
6
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op 21 maart.
De zomer begint op 21 juni. De herfst begint op 21 september. De winter begint op 21 december.
7
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
De paashaas verstop eitjes in de tuin. lente We schaatsen op het ijs. De bladeren vallen van de bomen. zomer We gaan op vakantie naar zee. Het is Kerstmis. herfst De dieren in het bos verzamelen kastanjes. De kinderen maken een grote sneeuwpop. winter We starten een nieuw schooljaar.
8
Wat hoort bij welk seizoen ?
Lente 21 maart Zomer 21 juni Herfst 21 september winter 21 december
9
Vul aan Lente – zomer – herfst – winter Voor de lente komt de winter.
Na de zomer komt de herfst. Tussen de lente en de herfst komt de zomer.
10
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op 21 maart.
De zomer begint op 21 juni. De herfst begint op 21 september. De winter begint op 21 december.
11
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
De paashaas verstop eitjes in de tuin. lente We schaatsen op het ijs. De bladeren vallen van de bomen. zomer We gaan op vakantie naar zee. Het is Kerstmis. herfst De dieren in het bos verzamelen kastanjes. De kinderen maken een grote sneeuwpop. winter We starten een nieuw schooljaar.
12
Wat hoort bij welk seizoen ?
Lente 21 maart Zomer 21 juni Herfst 21 september winter 21 december
13
Vul aan Lente – ________________ herfst lente zomer winter
14
Vul aan Lente – zomer – _________________ herfst lente zomer winter
15
Vul aan Lente – zomer – herfst – ___________ herfst lente zomer winter
16
Vul aan Lente – zomer – herfst – winter
Voor de lente komt de ____________. herfst lente zomer winter
17
Vul aan Lente – zomer – herfst – winter Voor de lente komt de winter.
Na de zomer komt de __________. herfst lente zomer winter
18
Vul aan Lente – zomer – herfst – winter Voor de lente komt de winter.
Na de zomer komt de herfst. Tussen de lente en de herfst komt de __________. herfst lente zomer winter
19
Vul aan Elk seizoen duurt ________________ 21 april 21 september
21 maart 6 maanden 3 maanden 21 januari 21 december 9 maanden 21 juni
20
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op ______________
21 april 21 september 21 maart 6 maanden 3 maanden 21 januari 21 december 9 maanden 21 juni
21
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op 21 maart.
De zomer begint op ___________ 21 april 21 september 21 maart 6 maanden 3 maanden 21 januari 21 december 9 maanden 21 juni
22
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op 21 maart.
De zomer begint op 21 juni. De herfst begint op _________________ 21 april 21 september 21 maart 6 maanden 3 maanden 21 januari 21 december 9 maanden 21 juni
23
Vul aan Elk seizoen duurt 3 maanden. De lente begint op 21 maart.
De zomer begint op 21 juni. De herfst begint op 21 september. De winter begint op ________________ 21 april 21 september 21 maart 6 maanden 3 maanden 21 januari 21 december 9 maanden 21 juni
24
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
lente ________________________________________________ De paashaas verstop eitjes in de tuin. We schaatsen op het ijs.
25
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
zomer _______________________________________________ De bladeren vallen van de bomen. We gaan op vakantie naar zee.
26
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
herfst ________________________________________________________ Het is Kerstmis. De dieren in het bos verzamelen kastanjes.
27
Welke gebeurtenis hoort bij welk seizoen ?
winter _____________________________________________________ De kinderen maken een grote sneeuwpop. We starten een nieuw schooljaar.
28
Wat hoort bij welk seizoen ?
Lente 21 maart ______________________ ______________________ ______________________
29
Wat hoort bij welk seizoen ?
Zomer 21 juni ______________________ ______________________ ______________________
30
Wat hoort bij welk seizoen ?
Herfst 21 september ______________________ ______________________ ______________________
31
Wat hoort bij welk seizoen ?
winter 21 december ______________________ ______________________ ______________________
32
Klik op de juiste begindatum van het seizoen
Lente 21 januari 21 februari 21 maart 21 april 21 mei 21 juni 21 juli 21 augustus 21 september 21 oktober 21 november 21 december
33
Klik op de juiste begindatum van het seizoen
Zomer 21 januari 21 februari 21 maart 21 april 21 mei 21 juni 21 juli 21 augustus 21 september 21 oktober 21 november 21 december
34
Klik op de juiste begindatum van het seizoen
Herfst 21 januari 21 februari 21 maart 21 april 21 mei 21 juni 21 juli 21 augustus 21 september 21 oktober 21 november 21 december
35
Klik op de juiste begindatum van het seizoen
winter 21 januari 21 februari 21 maart 21 april 21 mei 21 juni 21 juli 21 augustus 21 september 21 oktober 21 november 21 december
36
Geweldig !
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.