Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdIrma Martens Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
HAVO 4 Boek: biologie voor jou HAVO A
Thema 4: DNA HAVO 4 Boek: biologie voor jou HAVO A
2
Basiskennis! In de chromosomen bevinden zich erfelijke eigenschappen van een individu (Bijna) alle erfelijke eigenschappen komen tot uiting door enzymen Enzymen zijn eiwitten Eiwitten bestaan uit aminozuren
3
-vervolg De eigenschappen en de werking van een eiwit wordt bepaald door het aantal aminozuren waaruit een eiwit bestaat en de volgorde waarin de verschillende aminozuren voorkomen in het eiwitmolecuul.
4
Chromosomen bestaan uit een lang molecuul van de stof DNA. (desoxyribonucleinezuur) een chromosoom bevat veel eiwitmoleculen Het DNA-molecuul ligt opgerold om de eiwitmoleculen zie afbeeldingen 1 en 2 op blz. 161 van je boek! Het geheel van DNA- en eiwitmoleculen is spiraalsgewijs opgevouwen
5
DNA Een DNA- molecuul bestaat uit twee nucleotideketens
Een nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase In een DNA-molecuul komen vier verschillende stikstofbasen voor : adenine (A) , thymine (T) ,cytosine (C) en guanine (G)
6
- vervolg De stikstofbasen van twee nucluotideketens zijn met elkaar verbonden. Ze vormen vaste paren – basenparing Adenine is steeds met thymine verbonden Cytosine is steeds met guanine verbonden
7
DNA
8
DNA
9
Mitose
10
Mitose Voordat een mitose begint vormt elk chromosoom er een tweede draad bij. DNA- replicatie heet dit proces Na DNA-replicatie bestaat een chromosoom uit twee identieke delen, de chromatiden De plaats waar de chromatiden aan elkaar vastzitten heet centromeer Zie afbeelding 7 op blz je boek!
11
Mitose
12
Mitose Interfase Profase Metafase Anafase Telofase 2N > 2N + 2N
13
Meiose
14
Meiose Bij de vorming van geslachtscellen vindt meiose plaats
Meiose bestaat uit twee opeenvolgende delingen Bij meiose 1 ontstaan uit een diploide cel twee haploide cellen. (reductiedeling) Bij meiose 2 ontstaan uit die twee haploide cellen vier haploide cellen
15
Meiose
16
Meiose Interfase Profase 1 Metafase 1 Anafase 1 Telofase 1
2N > N + N ( meiose 1)
17
Meiose Profase 2 Metafase 2 Anafase 2 Telofase 2
N > N + N (meiose 2)
18
Belangrijke afbeeldingen
Afbeelding 8 op blz. 164 Afbeelding 25 op blz. 171 De teksten onder deze afbeeldingen moet je uit je hoofd kennen! Inclusief de afbeelding natuurlijk!
19
Ongeslachtelijke voortplanting
Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren gebeuren.
20
Ongeslachtelijke voortplanting
Door deling Door knollen Door bollen Door stekken Door enten
21
Ongeslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke vindt plaats door mitose en celdeling. De dochtercellen hebben precies hetzelfde genotype als de moedercel. Zo’n individu noemen we een kloon. Het kweken noemen we kloneren of klonen.
22
Weefselkweek Hierbij wordt uit een gezonde, goed groeiende plant een stukje weefsel gesneden. Dit wordt ontsmet en op een voedingsbodem gebracht met plantenhormonen. Hieruit ontstaat na celdeling uiteindelijk het callus.
23
Weefselkweek Het callus wordt in stukken gesneden en op een voedingsbodem gebracht met plantenhormonen. Hieruit ontstaan na differntiatie en specialisatie kleine plantjes: de embryoiden. Deze worden gesplitst en apart opgekweekt.
24
Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting verschilt het genotype van de nakomeling van dat van de ouders. Na de bevruchting treedt recombinatie op. Door recombinatie ontstaat er een grote verscheidenheid (diversiteit) in genotypen.
25
Geslachtelijke voortplanting
Afbeelding 29 op blz. 173 moet je kennen. Bij een bloem zijn de meeldraden en de stamper de voorplantingsorganen. In het vruchtbeginsel bevinden zich zaadbeginsels.
26
Geslachtelijke voortplanting
Door bestuiving vindt bevruchting plaats. Na de bestuiving groeit er uit de stuifmeelbuis een stuifmeelkorrel en zodra deze kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de kern van een eicel heeft bevruchting plaatsgevonden.
27
Vermijden van variatie
Door selectie: alleen de nakomelingen met de meest gunstige eigenschappen worden gebruikt voor verdere kruisingen. Door veredeling: kruisen met geselecteerde individuen. Door klonen Zuivere lijn: groep individuen die homozygoot is voor de gewenste eigenschap.
28
Mutatie Mutatie: plotselinge verandering in het genotype.
Mutant: een individu waarbij een mutatie tot uiting komt. Mutaties kunnen grote uitwerking hebben, als de mutatie plaatsvind in de geslachtscellen
29
Mutatie Mutaties kunnen vaker voorkomen door mutagene invloeden zoals:
kortgolvige straling bepaalde chemische stoffen virussen
30
Mutatie Je moet weten hoe kanker ontstaat en hoe kanker wordt behandeld. Dit staat heel helder in je boek op blz. 181 en 182
31
Erfelijkheidsonderzoek
Prenatale diagnostiek: onderzoek dat verricht wordt voor de geboorte van een kind. Echoscopie Vlokkentest Vruchtwaterpunctie
32
Trisomie Bijvoorbeeld: syndroom van Down
Trisomie: bij een chromosomenpaar komt een chromosoom extra voor. Non-disjunctie: beide chromsomen van een paar of beide chromatiden van een chromosoom gaan naar dezelfde pool van de cel.
33
Biotechnologie Biotechnologie: het gebruiken van organismen om te vervaardigen voor de mens Polyploide: behandeling met colchicine, waardoor na mitose geen celdeling optreedt. Recombinant-DNA-techniek: een stukje DNA van een bepaald organisme wordt overgebracht in een cel van een ander organisme, bv stier Herman
34
Biotechnologie Celfusietechniek: twee typen versmelten tot een hybridecel DNA- fingerprinting : ieder persoon heeft een eigen, uniek DNA patroon Alle basisstoffen zijn belangrijk! Alle afbeeldingen zijn belangrijk!
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.