Woorden oefenen Wat betekent γάρ? Want wat betekent εἰς? naar; naar binnen; tot Wat betekent ὁ φόβος? angst; vrees Wat betekent βαίνει? hij gaat Wat betekent.

Presentatie over: "Woorden oefenen Wat betekent γάρ? Want wat betekent εἰς? naar; naar binnen; tot Wat betekent ὁ φόβος? angst; vrees Wat betekent βαίνει? hij gaat Wat betekent."— Transcript van de presentatie:

1

2 Woorden oefenen Wat betekent γάρ? Want wat betekent εἰς? naar; naar binnen; tot Wat betekent ὁ φόβος? angst; vrees Wat betekent βαίνει? hij gaat Wat betekent ὁ ἄνθρωπος ? mens; man Wat betekent ἡ χώρα ? land; streek

3 Oefenen lidwoorden δεσποτην Kies uit: τον την ὁ Το het antwoord is τον

4 oefenlidwoorden Χωρα Kies uit: ἡ ὁ την Το Het antwoord is ἡ

5 Oefenen lidwoorden Φοβον Kies uit: το ὁ την τον Het antwoord is τον

6 Oefen lidwoorden Χωραν Kies uit: ἡ τον την ὁ Het antwoord is την

7 Oefenen lidwoorden Δεσποτης Kies uit: ὁ τον το την Het antwoord is ὁ

8 Vormen benoemen ἀνθρωπον Kies uit: acc. ev. M nom. ev. M Het antwoord is acc. ev. M

9 Vormen benoemen φοβον Kies uit: acc. ev. V nom. ev. V Het antwoord is acc. ev. V

10 Vormen benoemen Το Kies uit: acc. ev. O acc. ev. V nom. ev. V acc. ev. M Het antwoord is acc. ev. O

11 Vormen benoemen ἡ Kies uit: acc. ev. M nom. ev. V nom. ev. M acc. ev. O Het antwoord is nom. ev. V

12 Vormen benoemen ὁ Kies uit: acc. ev. O acc. ev. V nom. ev. O nom. ev. M Het antwoord is: nom. ev. M

13 Vormen benoemen Μαχην Kies uit: acc. ev. V nom. ev. V Het antwoord is acc. ev. V

14 Vormen benoemen Δεσποτην Kies uit: acc. ev. M nom. ev. M Het antwoord is acc. ev. M

15 Vormen benoemen Μαχη Kies uit: acc. ev. V nom. ev. V Het antwoord is nom. ev. V

16 Woorden oefenen Wat betekent θεός? God Wat betekent ἔχει? Hebben Wat betekent καί? Ook Wat betekent τί..;? Waarom Wat is εἰς + acc.? tot

17 Woorden oefenen Wat betekent οὐ, οὐκ, οὐχ? Niet Wat betekent δέ, δ‘? en; maar Wat betekent ἐστι(ν)? hij is Wat betekent ὁ ἄνθρωπος? mens; man Wat betekent ὁ δοῦλος? slaaf Wat betekent πρός? naar(toe); tot Wat betekent φέρει? hij draagt; hij brengt wat betekent ἡ μάχη? gevecht; strijd

18 Woorden oefenen Wat betekent φεύγει? hij vlucht (voor) Wat betekent νῦν? nu Wat betekent τοῦτο? dit; dat Wat betekent ποιεῖ? hij doet; hij maakt Wat betekent λαμβάνει? hij neemt; hij pakt (vast) Wat betekent ὁ δεσπότης? heerser; meester Wat betekent Το θηριον ? dier

19 Oefen site

20 Lidwoord enkelvoud ὁ ἡ το τον την onzijdig Mannelijk vrouwelijk
nominativus ὁ ἡ το accusativus τον την

21 Zelfstandige naamwoord enkelvoud
Mannelijk vrouwelijk onzijdig nominativus ὁ δοῦλος ὁ δεσπότης ἡ χώρα ἡ μάχη Το θηριον accusativus Τον δοῦλον Τον δεσπότην Την χώραν Την μάχην