Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMaarten Jansen Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Marktonderzoek 101 Doelgericht zoeken naar de bouwstenen voor het maken van een eigen antwoord op eender welke vraag.
2
DEEL 1: ONDERZOEKVRAAG Goed begonnen is meer dan half gewonnen
3
Start: wat wil je precies weten? In vaktaal: wat is de onderzoekvraag Voorbeelden – Ik wil weten hoe groot de Belgische bevolking is Ik wil weten hoeveel mensen nu in België wonen Ik wil weten hoeveel Belgen er zijn Ik wil weten hoeveel nog levende mensen in België geboren werden Ik wil weten hoeveel gezinnen er in België wonen … – Ik wil weten hoe warm het in België in juni is Gemiddeld? Over welke periode? Per dag? Over welke periode? Wat ik mag verwachten de nu komende zomer? …
4
Waarom wil je dat precies weten? Typisch marketing: ROI impliceert “nut” – Indien ander antwoord geen verschil niet zoeken Voorbeelden – Om een betere beslissing te nemen Wat zijn mogelijke beslissingen? Wat is (waarde van) uitkomstverschil? – Om mijn acties beter te kunnen richten Welke actiemogelijkheden zijn er? Wat is (waarde van) het uitkomstverschil? – Om “X” beter te kunnen snappen Wat snap je nu niet? Hoe gaat het antwoord op je onderzoekvraag concreet bij dat “snappen” kunnen helpen? – Om evolutie van “Y” te kunnen opvolgen Hoe is dat tot noch toe exact gedaan? Wat is nodig om vgl met verleden mogelijk te maken? – …..
5
Welke grote “antwoorden” zijn mogelijk? “negenproef” voor al het vorige + benchmark voor antwoord later – indien antwoord gekend, niet zoeken Voorbeelden – Belgische bevolking: 1990 ong. 10,5 mio, sinds 1960 natuurlijke aangroei laag (<2%), migratiestop sinds 2000, hoge aangroei bij migranten (max. 20% bevolking) – 13 mio Belgen, min. 30% minderjarig max. 9 mio gezinnen (1,3 p/g), min. 4,5 mio gezinnen (2.8 p/g) – Koffieverbruik bij koffiedrinkers: max. 10 tassen/dag – min. 1 tas/dag, 1 tas = 15 gr per koffiedrinker min. 5 kg/jaar – max. 50 kg/jaar – …….
6
Hoe exact moet je het antwoord weten? Vanaf welke antwoordmarge begint je een verschil te zien in de beslissing/actie die je op basis van je antwoord gaat nemen? – Wat is de waarde van dat verschil? Let op: precisie kost geld en tijd.
7
In welke tijdspanne gaat je antwoord effect hebben? Wanneer moet je het antwoord hebben om er je beslissing/actie door te kunnen laten beïnvloeden? Wanneer moet je het antwoord hebben en de implicaties ervan snappen, om dat antwoord in rekening te kunnen brengen? Wanneer is “te laat”? – Zijn “grote lijnen” voor “te laat” effectief?
8
Wie gaat exact wat met het antwoord doen? Wie gaat met het antwoord moeten werken? – Wat moeten ze geloven? – Wat moeten ze begrijpen? – Wat moeten ze doen? Wie ga je van je antwoord moeten overtuigen voor jij of iemand met het resultaat mag/kan werken? – Wat moeten ze geloven? – Wat moeten ze begrijpen? – Wat moeten ze doen?
9
Opdracht : onderzoek de mogelijkheden voor intro Blue Curacoa in Finland Wat moeten we weten? – Ultieme doel: Blue curacoa verkopen Mogen we alcohol verkopen? Kunnen we alcohol tot in Finland krijgen om te verkopen? Zijn er Finnen, hebben ze geld, drinken ze alcohol? Hebben ze alle alcohol die ze willen of staan ze open voor iets nieuws? Hoe kunnen we verkopen in Finland: winkels, winkelgrootte,.. Hoe is de markt verdeeld? Hoe werkt ze? Wat zijn de normen en codes? Randoms: booze cruize - kleurenaversie
10
bronnen Geloofwaardig vs ongeloofwaardig – Geloofwaardig = mensen die het kunnen weten Mensen die serieus meten en rapporteren – Ongeloofwaardig = dom, niet betrokken, leugenaar Fouten dom vooral domme fouten Informatie weglaten liegen Nooit iemand geloven = basisprincipe – ALTIJD meer dan 1 bron IEDEREEN maakt fouten – Kwaliteit van werk moet controleren
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.