Download de presentatie
1
Spelling 5 havo
2
Meervoud Opdracht 3 en 4, p. 229 Als je geen uitspreekproblemen hebt, schrijf je de –s aan het woord vast: gedachtes introducees garages cafés cadeaus gewoontes traktaties comités
3
Meervoud Opdracht 3 en 4, p. 229 Als je uitspreekproblemen krijgt, schrijf je –’s. Bij afkortingen. Bij woorden die eindigen op –a, -i, -o en –u: video’s pyama’s pinda’s Let op: als er een medeklinker voor –y staat, schrijf je –’s en als er een klinker staat, schrijf je de –s eraan vast: baby’s sprays pony’s
4
Meervoud Opdracht 3 en 4, p. 229 De uitgang –en schrijf je ook gewoon aan het woord vast. Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt, verdubbelt de laatste medeklinker niet. luiwammesen gemeneriken Als het woord eindigt op –ie of –ee, verdubbelt de –e als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt: pygmeeën koloniën democratieën filosofieën ideeën
5
Meervoud Opdracht 3 en 4, p. 229 Als het woord uit het Latijn komt, heeft het een bijzonder meervoud: doses historici laboratoria Als het woord uit het Frans komt, verandert de –f niet in een –v in het meervoud: seismografen Overig: cursussen bewijzen rioolbuizen vaarskalveren
6
Tussenklank: -s of –en? Opdracht 6 en 7, p. 231-232
Standaardregels: Als je een –s hoort, schrijf je een –s. Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud heeft op –en, dan heeft dat deel in de samenstelling ook –en. paardenmiddel * beroepsziekte boekenbal * staatsschuld * scheepsjournaal huizenverkoop * kievitsei eikenboom * stationsstraat kattenbelletje * oorlogsschip bessensap hondenleven paddenstoel
7
Tussenklank: -s of –en? Opdracht 6 en 7, p. 231-232
Uitzonderingen waarbij het eerste deel in de samenstelling –e krijgt: Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s: aspergekweker Het eerste deel heeft een meervoud op –s en –n: groenteman lindehout giraffehok Het eerste deel heeft geen meervoud: gerstekorrel tarwebrood rijstebrij
8
Tussenklank: -s of –en? Opdracht 6 en 7, p. 231-232
Uitzonderingen waarbij het eerste deel in de samenstelling –e krijgt: Van het eerste deel is er maar één: zonnebank maneschijn zonnestraal Het eerste deel is een bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk boordevol blauweregen Het eerste deel is een werkwoord: spinnewiel (tegenover ‘spinnenweb’)
9
Tussenklank: -s of –en? Opdracht 6 en 7, p. 231-232
Uitzonderingen waarbij het eerste deel in de samenstelling –e krijgt: Het woord wordt niet meer als samenstelling herkend: knorrepot apetrots dwingeland kattebelletje
10
Verkleinwoorden Opdracht 8 en 9, p. 232
De meeste verkleinwoorden gaan vanzelf: probleempje glaasje jongentje kannetje duwtje bezempje vlaggetje biggetje stokje bloemetje scheepje dinertje ringetje boompje
11
Verkleinwoorden Opdracht 8 en 9, p. 232
Bij woorden die op een klinker eindigen, verdubbelt de klinker: logeetje Maar: menuutje - cakeje bikinietje - karbonaadje pianootje individuutje laatje
12
Verkleinwoorden Opdracht 8 en 9, p. 232
Afkortingen en woorden die op –y eindigen, krijgen een apostrof: pony’tje wc’tje cd’tje sms’je A5’je bh’tje
13
Aan elkaar of los? Opdracht 10, p. 233
Standaardregel: in het Nederlands schrijf je alle samengestelde woorden zo veel mogelijk aan elkaar. achteromkijken terbeschikking stellen asielzoekerscentrum erachter langs veelbesproken ervan langs krijgen polsstokhoogspringen radioactiefafval gekkekoeienziekte witteboordencriminaliteit geldverslindende maatregelen water drinken lagereschoolhoofd lesgeven alcoholhoudende dranken sciencefictionfilm langetermijnplanning gevangengenomen terroristen de hoogstgeplaatste militair
14
Aan elkaar of los? Opdracht 10, p. 233
Getallen tot honderd schrijf je ook aan elkaar. Hetzelfde geldt voor samenstellingen met honderd en duizend. Maar samenstellingen met miljoen en miljard schrijf je los. drieënzestig miljard
15
Liggend streepje Opdracht 11, p. 234
Je gebruikt een liggend streepje op uitspraakproblemen te voorkomen: radio-uitzending college-uren giro-envelop na-apen giro-overschrijving zo-even mede-inzittende zee-egel mode-industrie micro-organisme Maar: medeleerling Koffieautomaat reclamefolder politieagent
16
Liggend streepje Opdracht 11, p. 234
Je gebruikt een liggend streepje: Bij getrouwde vrouwen: mevrouw Melker – Nijmeijer. Bij gelijkwaardige delen: minister-president, amateur-wielrenner. Bij de voorvoegsels privé, oud-, ex-, niet- en non-: oud-leerling Bij het voorvoegsel anti- als er een hoofdletter na volgt: antistof (maar anti-Duits)
17
Liggend streepje Opdracht 11, p. 234
Je gebruikt een liggend streepje: Bij samenstellingen met namen: de werkgroep-Jansen Bij aardrijkskundige namen: Noord-Franse Bij samenstellingen met letters, cijfers, tekens en Sint of St.: 10%-regeling RTL5-presentator Bij afkortingen: havoleerling (letterwoord, let op: vwo-leerling) hbo-studenten Bij woorden die uit meerdere delen bestaan: kant-en-klaarmaaltijd vergeet-me-nietje Overig: ‘s -Gravendeel
18
Weglatingsstreepje Opdracht 12, p. 235
Je gebruikt een weglatingsstreepje als een woorddeel herhaald en daarom weggelaten wordt. 1 in- en uitvoer 2 huisvrouwen en -mannen 3 basisonderwijs en voortgezet onderwijs / basis- en voortgezet onderwijs 4 keel-, neus- en oorarts 5 wasserij en stomerij 6 hoge en lage cijfers 7 voor- en achterdeuren 8 medische massage en sportmassage / medische en sportmassage 9 streek- en stadsvervoer 10 landelijke bladen en streekbladen / landelijke en streekbladen
19
Trema Opdracht 14, p. 235 In woorden die geen samenstelling zijn en waar je uitspreekproblemen hebt, gebruik je een trema: 1 egoïsme 4 ruïne 5 Kanaän 6 drieënzeventig 8 beïnvloeden 9 waterpoloën 13 genieën 14 cocaïne 17 beëindigen 18 ideeën 19 diëtiste 20 Australië 22 industriële 24 geüniformeerd 25 conciërge
20
Trema Opdracht 14, p. 235 Geen uitspreekproblemen of geleend uit een andere taal: 2 chaos 3 begroeiing 7 beangstigend 10 commercieel 11 elektricien 12 boiler 15 geantwoord 16 museum 21 eventuele 23 glooiing 25 conciërge
21
Accenten Opdracht 16, p. 237 Uit je hoofd leren: 1 blèren 2 protégé
3 tambour-maître 4 cacao 5 beige 6 papier-maché 7 façade 8 déjà vu 9 crème fraîche 10 controle 11 carrière 12 skûtsjesilen 13 centrale 14 crèche 15 bètavakken
22
Cijfers: in cijfers of uitschrijven? Opdracht 17, p. 238
Getallen tot en met twintig schrijf je uit. In dat weiland lopen 57 koeien. Naar Amsterdam is het zo’n 85 kilometer. Een op de vijf Nederlanders heeft last van voetschimmel. Voor een grondwetswijziging is tweederde meerderheid nodig. Namen van feestdagen en beroemde gebeurtenissen schrijf je voluit en met hoofdletters. Op Eerste Paasdag bezoeken veel mensen hun ouders. Data, adressen en bankrekeningnummers schrijf je gewoon in getallen (maanden voluit). In Zuid-Europa viert men op 15 augustus Maria-Hemelvaart. Elouts telefoonnummer is Vroeger woonde ik op Lindelaan 17. Als er ‘honderd’, ‘duizend’, ‘miljoen’ et cetera in het getal voorkomt, dan schrijf je dat uit. De schaapherder had maar dertien schapen, maar telde er voor hij ging slapen wel vijfhonderd. Heb jij al driehonderdduizend euro verdiend met gokken? Tientallen (en afkortingen!) schrijf je ook uit. Dit boek kost 23 euro en vijftig cent.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.