De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties

2 Elektrisch geleidingsvermogen en naamgeving
Stoffen kunnen worden ingedeeld in groepen door te kijken naar het elektrisch geleidend vermogen.

3 Wat is elektrische stroom?
Letterlijk: transport van geladen deeltjes Er zijn twee mogelijkheden: Elektronen die door een draad bewegen (natuurkunde) Ionen (alleen in vloeibare fase of in oplossingen)

4 Drie groepen Moleculaire stoffen (niet- metalen)
Zouten (metaal + niet- metaal) Metalen (metalen)

5 Moleculaire stoffen Bestaan alleen uit niet-metaal atomen
Bevatten atoombindingen Geleiden nooit stroom Voorbeelden: Aardgas CH4 Zuurstof O2 Glucose C6H12O6

6 Verbinding Als de atomen verschillend zijn Bijvoorbeeld:
NO2 Stikstofdioxide

7 Zuiver water is een moleculaire stof en kan geen stroom geleiden.
Opstelling:

8 Voorbeelden Kaarsvet bestaat uit stearinezuur en heeft de volgende formule: C17H35COOH Kan gesmolten kaarsvet stroom geleiden? Oplossing Kijk naar de formule van kaarsvet: Kijk met behulp van Binas tabel 99 of de atomen in kaarsvet niet-metalen zijn Ja C = niet metaal H= niet metaal O = niet metaal Kaarsvet is moleculair kan dus geen stroom geleiden

9 Geleiding in vloeibare toestand
Soort stof Bouwstenen Geleiding in vaste toestand Geleiding in vloeibare toestand Formule Moleculair Ongeladen moleculen Nee niet-metalen Zouten Ionen Ja metaal-/niet-metaal Metalen vrije elektronen metalen

10

11 Bouw van moleculaire stoffen
Molecuulrooster De molecuulstructuur bepaalt de vorm van het rooster

12 Bouw van zouten Bevatten positieve ionen en negatieve ionen
Sterke binding door ladingsverschil Ionrooster

13 Bouw van metalen Metaalrooster
Elektronen bewegen zich vrij langs de positieve metaal- ionen

14

15 Binding in moleculen

16 Molecuulformule Aan een molecuulformule kun je zien hoeveel en welke atomen aan elkaar zijn gebonden. Bijvoorbeeld : coëfficent Water: notatie :3 H2O 3 moleculen water die elk bestaan uit 2 waterstof en 1 zuurstofatoom index

17 Systematische naamgeving Moleculaire stoffen
Wat is de chemische naam van water? H2O Het eerste symbool = volledige naam = waterstof Het tweede symbool krijgt het achtervoegsel ide = oxide

18 Systematische naamgeving
De index 2 in de molecuulformule geven we aan met een voorvoegsel di (BINAS 66C): diwaterstof INDEX voorvoegsel 1 mono 2 di 3 tri 4 tetra 5 penta 6 hexa

19 H2O diwaterstofmono-oxide
Tweede symbool Naam O oxide S sulfide N nitride P fosfide H hydride Voorbeeld 1: H2O diwaterstofmono-oxide

20 Voorbeeld 2 Systematische naam PCl5 Index P-atoom: 1  (mono)
Index Cl-atoom: 5  penta De naam wordt dan: (mono)fosforpentachloride

21 Voorbeeld 3 Systematische naam P2O5 Index P-atoom: 2  di
Index O-atoom: 5  penta De naam wordt dan difosforpentaoxide telwoord- atoomsoort- telwoord-atoomsoort-ide

22 Voorbeeld 4 As2Br3 As = niet-metaal Br = niet-metaal Index As = 2  di
Index Br = 3  tri Naam: diarseentribromide

23 Triviale namen Naam formule Glucose C6H12O6 Methaan CH4 Water H2O
Waterstofperoxide H2O2

24 3.3 Atoombindingen

25 Structuurformule Kun je zien hoe de atomen in een molecuul zijn gebonden Atoombindingen worden aangegeven met streepjes. Een atoombinding wordt ook wel covalente binding genoemd.

26 Covalentie Getal dat aangeeft hoeveel atoombindingen een atoomsoort kan vormen. Elementen Groep Covalentie H, F, I, Cl , Br 1 of 17 1 O, S N, P C, Si

27 Structuurformules 2- methylbutaan pentaan

28 Atoom(covalente)binding
Elk atoom levert per atoombinding 1e-. De 2e- samen noemt men het: bindings- of gemeenschappelijk e- - paar Als moleculen kapot gaan worden er atoombindingen verbroken.

29 ion versus covalente atoombinding

30

31 Waterstof heeft maar 1e- dus kan ook nooit meer dan 1 binding vormen.
Alleen de e- in de buitenste schil spelen een rol, deze e- noemt de valentie-e-.

32 Meervoudige bindingen
Een koolstofatoom heeft covalentie 4. Er moeten dus altijd vier bindingen om heen getekend worden, dit heeft soms tot gevolg dat er een meervoudige binding ontstaat. Voorbeelden: Etheen (C2H4) HCN

33 etheen

34 Wat is elektronegativiteit?
Elektronegativiteit is een getal dat aangeeft hoe sterk een atoom elektronen aantrekt. Hoe groter de elektronegativiteit, hoe sterker een atoom elektronen aantrekt. De elektronegativiteit kun je opzoeken in binas-tabel 40A.

35 De atoombinding tussen twee atomen in een moleculaire stof wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar tussen die twee atomen. Als voorbeeld kiezen we de atoombinding in een HCl-molecuul:

36 Uit tabel 40A blijkt dat de EN van chloor 2,8 bedraagt
Uit tabel 40A blijkt dat de EN van chloor 2,8 bedraagt. De EN van waterstof is 2,1. Het chlooratoom trekt dus sterker aan de e- in de atoombinding dan het waterstofatoom.

37 ONTHOUD: ΔEN ≤ 0, gewone atoombinding 0,4 < ΔEN < 1,7 polaire atoombinding ΔEN > 1,7 ionbinding

38 Polaire atoombinding In het voorbeeld hierboven zag je dat het verschil in EN (ΔEN) tussen de twee atomen 0,7 was. We noemen de atoombinding in een HCl-molecuul daarom ook wel een: polaire atoombinding omdat ΔEN groter is dan 0,4.


Download ppt "Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties"

Verwante presentaties


Ads door Google