Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Spelling 2012
2
Waarom spelling?!
11
….Gistere heb ik een fijn gesprek gehad met mijn begeleider, ik heb aangegeven wat ik graag zou willen doen tijdens mijn stage en zij ook wat ze van me verwacht. na aanleiding van dit geprek heb ik een paar vragen: …
15
… Ik keek nu pas op me school mail, maar dat is echt heel goed nieuws
… Ik keek nu pas op me school mail, maar dat is echt heel goed nieuws! dankuwel voor de extra bijlessen enz.
17
Start Handig boek: Praktische cursus spelling M. Klein/M. Visscher, 6e druk, Noordhoff Uitgevers. ISBN: Handige websites:
18
Inhoud Werkwoordsvormen Tegenwoordige tijd Verleden tijd
Voltooid deelwoord Onvoltooid deelwoord Werkwoorden bijvoeglijk gebruikt Meervoudsvorming Verkleinwoorden Samenstellingen Alle(n)? sommige (n)? Berucht en gevreesd
19
Werkwoordsvormen Vraag je altijd af of je te maken hebt met:
Persoonsvorm (Emma belt haar moeder) Voltooid deelwoord (Emma heeft haar moeder gebeld) Onvoltooid deelwoord (Al bellend loopt Emma naar school) Infinitief (Emma loopt de hele dag te bellen)
20
Werkwoordsvormen Persoonsvormen geven in een zin aan:
tegenwoordige of verleden tijd: hij vraagt, hij vroeg enkelvoud of meervoud: ik vraag, wij vragen Deelwoorden worden in twee groepen verdeeld: Werkwoordsvormen als gefietst, gekocht, gebeurd en verdeeld noemen we voltooide deelwoorden. Werkwoordsvormen als lopend, werkend, drinkend en rollend noemen we onvoltooide deelwoorden. Infinitieven zijn hele werkwoorden: rijden, betalen, gebeuren, roepen etc.
21
Tegenwoordige tijd
22
Tegenwoordige tijd (1) Zoek de stam van het werkwoord
Stam is hele werkwoord – en Vervoeg dan het werkwoord Roepen Ik roep roep = stam Jij roep + t roept = stam + t Hij/zij/het roep + t Wij roep + en roepen = stam + en Jullie roep + en Zij roep + en
23
Tegenwoordige tijd (2) Zoek de stam van het werkwoord.
Stam is hele werkwoord – en. Vervoeg dan het werkwoord Vinden Ik vind vind = stam Jij vind + t vindt = stam + t Hij/zij/het vind + t Wij vind + en vinden = stam + en Jullie vind + en Zij vind + en
24
Tegenwoordige tijd (3) In de tegenwoordige tijd kan de persoonsvorm alleen een –t of –en krijgen. Er komt in de tegenwoordige tijd nooit een –d na de stam! Staat je na de persoonsvorm? - Als je je kunt vervangen door jij: - t Word je vanavond opgehaald? Word jij vanavond opgehaald? - Als je je kunt vervangen door jou: + t Wordt je iets speciaals aangeboden? Wordt jou iets speciaals aangeboden?
25
Valse S Reizen Ik reis reis = stam Jij reis + t reist = stam + t
Hij/zij reis + t Wij reiz + en reizen = stam + en Jullie reiz + en Zij reiz + en
26
Valse F Beleven Ik beleef beleef = stam Jij beleef + t beleeft
= stam + t Hij/zij beleef + t Wij belev + en beleven = stam + en Jullie belev + en Zij belev + en
27
Samengestelde zinnen Speciale aandacht voor de persoonsvorm in zinnen als: Ik weet niet wat jij bedoelt. Hij heeft niet begrepen wat dat voor ons betekent. Waarom duurt het zo lang voordat je die vraag beantwoordt. En let op spelling van het hele werkwoord: Doordat het zo mistte, miste hij het vliegtuig.
28
Gebiedende wijs De gebiedende wijs wordt gespeld als de stam van het werkwoord: Blijf hier! Word donateur! Meld je bij de receptie! Als het onderwerp u is, dan stam + t: Blijft u maar eens hier! Meldt u bij de receptie! Betaalt u snel de rekening!
29
Verleden tijd
30
Verleden tijd Zwakke werkwoorden zijn regelmatige werkwoorden: zij veranderen niet van klank. Ik dans – ik danste Ik draai – ik draaide Sterke werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden: zij veranderen wel van klank. Ik eet – ik at Ik roep – ik riep
31
Verleden tijd: ‘t ex-kofschip (1)
In de verleden tijd krijgen de regelmatige werkwoorden na de stam de uitgang –te(n) of -de(n). Als de laatste letter van de stam wel in ‘t ex-kofschip staat (t, x, k, f, s, c, h, p) dan komt er in de verleden tijd –te of –ten na de stam. dansen stam = dans laatste letter: s verleden tijd = danste(n) lusten stam = lust laatste letter: t verleden tijd = lustte(n)
32
Verleden tijd: ‘t ex-kofschip (2)
Als de laatste letter van de stam niet in ‘t ex-kofschip staat, dan komt er in de verleden tijd –de of –den na de stam. antwoorden stam = antwoord laatste letter: d verleden tijd: antwoordde (n) klagen stam = klaag laatste letter: g verleden tijd: klaagde (n)
33
Verleden tijd: uitzondering
Zwakke werkwoorden die eindigen op –zen of –ven. In de verleden tijd krijgen deze werkwoorden de uitgang –de / -den. verhuizen stam: ik verhuis valse s, kijk naar z verleden tijd: ik verhuisde verven stam: ik verf valse f, kijk naar v ik verfde
34
Voltooid deelwoord Een voltooid deelwoord kan alleen in de zin staan als er een persoonsvorm (een vorm van hebben, zijn of worden) in de zin staat. Een voltooid deelwoord begint meestal met ge- hij heeft gedanst zij is gestraft wij worden geslagen Sommige voltooid deelwoorden krijgen niet het voorvoegsel ge-. Denk aan werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ver-, ont- hij heeft zijn dochter erkend zij is bevallen wij worden verwacht
35
Voltooid deelwoord Als de laatste letter van de stam wel in ‘t ex-kofschip staat, dan eindigt het voltooid deelwoord met –t. Ik gebruik – ik heb gebruikt Als de laatste letter van de stam niet in ‘t ex-kofschip staat, dan eindigt het voltooid deelwoord met –d. Ik antwoord – ik heb geantwoord
36
Voltooid deelwoord Zwakke werkwoorden die eindigen op –zen of –ven. Het voltooid deelwoord eindigt dan op –d. verhuizen ik verhuis valse s, kijk naar z voltooid deelwoord: Ik ben verhuisd verven ik verf valse f, kijk naar z voltooid deelwoord: Ik heb geverfd
37
Onvoltooid deelwoord Het onvoltooid deelwoord wordt altijd met een –d gespeld. Het onvoltooid deelwoord maak je door achter de infinitief een –d te plaatsen. Lachend zwaait hij haar uit. Zingend staat hij onder de douche. Al bellend loopt zij naar school.
38
Werkwoorden bijvoeglijk gebruikt (1)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een speciale eigenschap van een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is geen werkwoord! Vorm het zoals een gewoon bijvoeglijk naamwoord. Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk op: de vergrote foto de beklede bank de gebroken bloempot de gehate leraar
39
Werkwoorden bijvoeglijk gebruikt (2)
Eindigt het voltooid deelwoord op –en, dan eindigt het bijvoeglijke naamwoord ook met –en. de gebroken bloempot - breken/brak/gebroken de verzopen kat - verzuipen/verzoop/verzopen Eindigt het voltooid deelwoord op –d of –t, dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord op –e. de beklede bank - bekleden/bekleedde/bekleed het geknakte ego - knikken, knakte, geknakt de vergrote foto - vergroten/vergrootte/vergroot
40
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord krijgt de uitgang –en. De houten tafel Het zilveren horloge De wollen sokken
41
Meervoudsvorming (1) Meervoud op –eren. Meervoud op –s
het kind – kinderen het ei - eieren het volk - volkeren het kalf - kalveren Meervoud op –s De –s plaats je direct achter het zelfstandig naamwoord. Woorden die eindigen op een e, é, ee, er, ie, eau, ey, ieu en ui krijgen altijd direct een –s in het meervoud. marge – marges etui - etuis dossier – dossiers display - displays Meervoud met apostrof ‘s: Woorden die eindigen op a, i, o, u en y. schema’s foto’s hobby’s bikini’s paraplu’s
42
Meervoudsvorming (2) Woorden op een –ee en –ie: wanneer de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan krijgen ze als uitgang: ën. industrie – industrieën fobie – fobieën moskee – moskeeën Ligt de klemtoon elders, dan wordt de uitgang “n. kolonie – koloniën bacterie – bacteriën
43
Meervoudsvorming (3) Woorden op –f staaf – staven kloof – kloven
Uitzondering vormen woorden op –aaf en –oof. paragraaf – paragrafen filosoof - filosofen Woorden op onbeklemtoond –ik perzik – perziken monnik – monniken flauwerik - flauweriken
44
Verkleinwoorden Bij de verkleinvorm van woorden die op een enkele klinker eindigen, wordt die klinker verdubbeld: - café - cafeetje - schema - schemaatje - auto - autootje Een woord dat op een i eindigt, krijgt ie: - ski – skietje - taxi -taxietje Woorden op een y krijgen een apostrof: - baby - baby'tje Woorden op een y, voorafgaand door een klinker krijgen geen apostrof: - essay - essaytje
45
Samenstellingen (1) Samenstellingen zijn woorden die samengesteld zijn uit delen die zelf ook zelfstandig kunnen voorkomen. wel: keukentafel (keuken + tafel) rugzak (rug + zak) niet: schoonheid Samenstellingen worden zoveel mogelijk aan elkaar geschreven, tenzij het woordbeeld daardoor onduidelijk of ondubbelzinnig zou worden, dan gebruiken we een koppelteken. radioomroep – radio-omroep caféingang – café-ingang softwareindustrie – software - industrie
46
Samenstellingen (2) Tussenklank –s Als je hem hoort: stadswijk, stationschef (want ook stationsklok) Tussenletter –n Wel een –n: - Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud op -en heeft, zoals paarden en pannen: pannenkoek, paardenstal. Geen –n: - Bij woorden als groente en behoefte. Deze woorden hebben niet alleen een meervoud op -en, maar ook op –s: groenten/groentes, behoeften/behoeftes: groentesoep, behoeftepatroon. - Als het eerste deel van de samenstelling een woord is waar wij er maar eentje van hebben. Denk aan woorden als ‘zon’, ‘maan’, ‘koningin’. - Als het in de samenstelling gaat om een versterkende of verzwakkende uitdrukking: ‘reuzeleuk’, ‘apetrots’, ‘retegoed’.
47
Samenstellingen (3) Geen –n: Tarwebrood (tarwe heeft geen meervoud)
Hogeschool, spinnewiel (eerste deel = bijvoeglijk naamwoord of werkwoord) Ruggespraak (eerste deel = lichaamsdeel, versteende samenstelling) De volgende woorden krijgen in samenstellingen een streepje: anti anti-racisme non non-fictie ex ex-president privé privé-praktijk interim interim-directeur semi semi-bungalow loco loco-burgemeester vice vice-premier niet niet-roker pro pro-westers oud oud-leerling quasi quasi-nonchalant
48
Koppelteken In geografische namen: Nieuw-Zeeland Midden-Amerika
Zuid-Limburg Bij een samenstelling met een klinkerbotsing: a+a e+u u+i a+e i+e u+u a+i o+e e+ij a+u o+i e+ui a+e o+o i+i e+i o+u i+j Voorbeelden: gala-evenement, studie-uren, radio-uitzending
49
Vervangingsteken Het vervangingsteken wordt gebruikt wanneer een deel van een woord wordt weggelaten om herhaling te vermijden. Het streepje komt dan te staan op de plaats waar anders het woorddeel zou staan. zand- en kleigronden zon- en feestdagen in- en uitvoer
50
Alle(n)? Sommige(n)? Achter woorden als alle, sommige, enkele, enige, wordt een –n gevoegd als ze: zelfstandig gebruikt zijn personen aanduiden De meisjes gingen allen naar de film. De eersten van de lopers werden luidkeels toegejuicht. De jongens gaan beiden naar school. De bedrijven gaan alle verhuizen. Enkele voorstellen werden direct afgekeurd.
51
Berucht en gevreesd In deze lijst vind je woorden die vaak fout gespeld worden. Deze zijn niet altijd onder een regel te vangen of ze worden met andere woorden verward. Bekijk ze aandachtig en neem ze goed in je op. Dan ben je er voor eens en voor altijd vanaf! aanwensel, voorwendsel abattoir, abonnee, abonnement accommodatie, agglomeratie accu, acuut apparaat, apart barbecue
52
Berucht en gevreesd burgemeester, burgerlijk catalogus, categorie
comité, commissie communiqué consciëntieus consequent kopie, kopij dadelijk, adellijk decennium eensgezind, eengezinswoning efficiency, efficiëntie enigszins, alleszins, anderszins, geenszins gerechtelijk, rechterlijk gewelddadig, weldadig gezamenlijk hardhandig, hardnekkig, hardhorend, hartgrondig, hartverscheurend
53
Berucht en gevreesd het lijdt geen twijfel in groten getale interview
leidster, woordvoerster ministerieel ministerraad, sieraad onmiddellijk origineel outillage per se portefeuille, portemonnee racisme, fascisme 's morgens, 's zondags schanddaad, schandalig 's-Hertogenbosch, 's-Gravenhage stagiair, stagiaire, stagiaires
54
Berucht en gevreesd stiekem symptoom te allen tijde
thans, althans, nochtans toernooi, tournee uittreksel verrassing vice versa voornamelijk, hopelijk wezenlijk, eigenlijk, redelijk Zuid-Limburg, Zuid-Limburgse
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.