De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Grammaire thème 6 4 vwo.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Grammaire thème 6 4 vwo."— Transcript van de presentatie:

1 Grammaire thème 6 4 vwo

2 De vraagzinnen Je kan in het Frans de zin op 3 manieren vragend maken:
een gewone zin, maar dan vragend uitgesproken + ? (tu viens ce soir?) Est-ce que + bevestigende zin: est-ce que tu viens ce soir? Inversie (de Nederlandse manier): viens-tu ce soir?

3 Let op! Je kunt inversie alleen gebruiken als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is (je, tu, il etc.) Er komt altijd een koppelteken tussen de pv. en het pers. vnw. viens-tu ce soir?

4 Vraag stellen met een vraagwoord
Vragwoorden: où, quand, comment, qui etc. 1- als het vraagwoord wordt gevolgd door est-ce que volgorde: vraagwoord+est-ce que+bevestigende zin Exemple: où est-ce que tu habites?

5 2- als het vraagwoord aan het begin van de zin is
Dan krijg je inversie: Exemples: où habites-tu? quand pars-tu en vacances?

6 3- als het vraagwoord aan het eind van de zin staat
Dit komt vaak in de spreektaal. Exemples: tu t’appelles comment? Ton oncle travaille où? Elle habite où?

7 De vragende voornaamwoorden
Wie en wat. 1- wie is onderwerp: gebruik je qui of qui est-ce qui? Qui joue bien? Wie speelt goed? Qui est-ce qui fait le travail? Wie doet het werk?

8 2- wie is lv Dan gebruik je qui of qui est-ce qui. Exemples:
Qui as-tu invité pour la fête? wie heb je uitgenodigd voor het feest? Qui avez-vous battu? Wie hebben jullie verslagen?

9 3- wat is onderwerp Dan gebruik je qu’est-ce qui Exemples:
Qu’est-ce qui lui est arrivé? Wat is hem overkomen?

10 Wat is lv Dan gebruik je qu’est-ce que of que Exemples:
Qu’est-ce que le chiffre 13 signifie? Wat betekent het cijfer 13? Que penses-tu du cinéma américain? Wat vind je van Amerikaanse films? Let op! Na que altijd inversie!

11 Als voor wat een voorzetsel staat
Dan gebruik je quoi of quoi est-ce que À quoi sert ce changement? Waartoe dient deze verandering?

12 Wat is/wat zijn Voor wat is of wat zijn gevolgd door een zn. Je gebruikt quel, quelle, quels, quelles. Quel est ton sport favori? Quelle robe aimes-tu? Quels métiers te plaisent?

13 Wat vóór een zn. Wat een schandaal! Wat een verhaal!
Je gebruikt quel/quelle/quels/quelles Quel sacandale! Quelle histoire! Quels professeurs sévères! Quelles belles femmes!


Download ppt "Grammaire thème 6 4 vwo."

Verwante presentaties


Ads door Google