Download de presentatie
GepubliceerdIda Jacobs Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Opbouw Verslaving Verslaving en hersenen. Middelen (alcohol)
2
Wat is verslaving?
3
Verslavende middelen Halucinogenen Verdovende middelen
Stimulerende middelen Ook: gedrag
4
Wat is verslaving?
5
Genetische Kwetsbaarheid
Type I alcoholisme: geleidelijk en op wat latere leeftijd vanuit afhankelijke of vermijdende trekken Type II alcoholisme: Jeugdige leeftijd, familiair, gedragsproblemen (cluster-B trekken)
6
Leertheoretische modellen
Sociaal leren Operante conditionering (effecten bekrachtigen het gebruik) Klassieke conditionering (fysiologische reacties, automatismen)
7
Sociaal cognitief model
Cognitieve processen Verwachting => Minibeslissingen => Gedragskeuzes Positief: meer zelfvertrouwen Negatief : schaamte schuldgevoelens
8
Risicofactoren bij NAH, o.a. :
Spanningen door herhaaldelijke en ernstige interpersoonlijke verliezen Lichamelijke beperkingen Verlies uiterlijk en presentatie Verlies of veranderingen van rollen Niet in staat zijn om zich te uiten, te weren of te kiezen: Toenemende afhankelijkheid Twijfels over het leven en doodswens
9
Risicofactoren bij NAH, o.a. :
Genetische factoren Man zijn Eenzaamheid of isolement Veteraan zijn Wonen in een verzorgingstehuis Fysieke beperkingen Pijn door fysieke aandoeningen Financiële problemen Relatieproblemen Drinkende partner ´gehad’ Vroeger al bekend met (alcohol) gebruik
10
Craving Reward craving Relief craving Obsessive craving
12
DSM - IV - TR
13
DSM-IV Misbruik Afhankelijkheid
14
Misbruik van een middel
Een patroon van het onaangepast gebruik van een middel dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt, zoals in een periode van twaalf maanden blijkt uit ten minste een (of meer) van de volgende:
15
Misbruik 1 Herhaaldelijk gebruik van het middel met als gevolg dat het niet meer lukt om in belangrijke mate te voldoen aan sociale verplichtingen herhaaldelijk gebruik van het middel in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is
16
Misbruik 2 herhaaldelijk, in samenhang met het middel in aanraking komen met justitie voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal of intermenselijk terrein
17
Afhankelijkheid Tolerantie Onthouding Controleverlies
Minderen lukt niet, onanks besef van schadelijkheid.
18
Probleem bij NAH NAH-patiënten hebben mogelijk al problemen met een kleine hoeveelheid vanwege toegenomen gevoeligheid voor middelen.
19
Probleem Veel late-onset alcoholisten ontwikkelen geen fysiologische afhankelijkheid en dus geen onthouding.
20
Probleem Toegenomen cognitieve beperkingen kunnen interfereren met zelf-monitoring; alcohol kan cognitieve problemen versterken en monitoring verslechteren.
21
Probleem Negatieve effecten (herstel) kunnen al optreden bij een relatief lage dosis. Mogelijk zijn er minder activiteiten, wat detectie lastig maakt op het criterium van de tijdsbesteding.
22
Probleem Mogelijk geen kennis of begrip van de relatie tussen gebruik en problemen; zelfs na educatie
23
4 vicieuze cirkels 1 de farmacologische cirkel:
Tolerantie/onthouding 2 de psychische cirkel: Leereffect/ schuldgevoel 3 de sociale cirkel: conflicten / randgroep 4 de lichamelijke cirkel: schade
24
De neuropsychologie van verslaving.
25
Verslaving
26
Hersenschors
27
Algemeen Verslavende middelen bewerken veranderingen in de receptoren waaraan ze zich binden en maken deze minder gevoelig. Dat veroorzaakt gewenning en verslaving.
28
De meeste verslavende middelen veranderen de concentratie van neurotransmitters, voornamelijk serotonine, dopamine, endorfine en noradrenaline in het beloningscircuit van de hersenen.
29
Exploded view
30
Hersen cellen: neuronen
31
Neurale spleet
32
Neurologische basis verslaving
Dopamine is een belangrijke overdrachtsstof voor beweging (parkinson) en exploratie/motivatie tot actie
33
Dopamine
34
Dopamine
35
Anatomie van het geluk
36
Mechanisme Gelukgevoel speelt minder een rol dan de motivatie
Het systeem wordt gekaapt door middelen
37
Overwegend in het limbische gebied (de ventrale tegmentale nucleus accumbens).
Maar ook een groot aantal andere hersengebieden. Iedere drug bewerkstelligt zijn karakteristieke effect weer op een iets andere manier.
38
Motivatie voor gebruik
De nucleus accumbens bevat veel dopaminereceptoren en speelt een belangrijke rol in motivatie
39
Nucleus accumbens
40
Nucleus accumbens
41
Impuls <> remming
42
Frontale hersenen 1 Controle op handelen/ uitstel
2 plannen en ideeën vormen 3 emoties ervaren en betekenis verlenen 4 aandacht richten
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.