Download de presentatie
GepubliceerdJasper Meyer Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
1.4 Werken met hefbomen 4T Nask1 H1: Krachten
2
Evenwicht Afhankelijk van Grootte van de krachten én
De afstand tussen de krachten en de draaias
3
Evenwicht maken Elke hefboom heeft een draaipunt.
Een hefboom kun je in evenwicht krijgen door: Hetzelfde aantal gewichtjes op dezelfde afstand te hebben. 2. Minder gewichtjes dichter bij het draaipunt te zetten Meer gewichtjes verder van draaipunt af te hangen. Demo applet
4
Regel voor evenwicht De afstand van het draaipunt tot waar de kracht zit, heet arm. Als de ene kracht 2 x zo groot wordt, is de arm 2x zo klein. Als de ene kracht n x zo groot wordt, is de arm n x zo klein. Je berekent dan de factor
5
Rekenen aan evenwicht Anita is 20 kg Marc is 35 kg
Anita zit op 3 meter van draaipunt. Waar moet Marc zitten voor evenwicht?
6
Uitrekenen met de factor
Gebruik het stappenplan om het uit te rekenen. Gegeven: 20 kg = m 35 kg = m 3 m = arm Gevraagd: Arm marc Formule: Kracht n x zo groot, dan arm n x zo klein Omrekenen: Fz1 = 20 x 10 = 200 N Fz2 = 35 x 10 = 350 N Invullen: Kracht is: 350 : 200 = 1,75 keer zo groot Berekenen: 1,75 keer zo groot, dus arm 1,75 keer zo klein. 3 : 1,75 = 1,71 m. Eenheid: de eenheid van arm is m Controle: de arm is berekend. (200 x 3) = 600 (350 x 1,71) = 600
7
Moment van de kracht Om evenwicht te berekenen, kun je ook de momentwet gebruiken. Het moment is afhankelijk van: De kracht De arm LET OP: De arm van de kracht moet altijd loodrecht op de kracht gemeten worden!
8
Moment M = F x l hierin is F: de kracht in N Bij evenwicht geldt:
l: de arm in m M: het moment in Nm Bij evenwicht geldt: Mlinksom = Mrechtsom Alle momenten die linksom draaien kun je bij elkaar optellen. Alle momenten die rechtsom draaien kun je bij elkaar optellen.
9
Uitrekenen met de momentwet
Gebruik het stappenplan om het uit te rekenen. Gegeven: 20 kg = m 35 kg = m 3 m = arm Gevraagd: Arm marc Formule: Mlinksom = Mrechtsom F x l (linksom) = F x l (rechtsom) Omrekenen: Fz1 = 20 x 10 = 200 N Fz2 = 35 x 10 = 350 N Invullen: 200 x 3 = 350 x l Berekenen: 600 = 350 x l l = 600 / 350 l = 1,71m Eenheid: de eenheid van arm is m Controle: de arm is berekend. (200 x 3) = 600 (350 x 1,71) = 600
10
Werktuigen Veel werktuigen maken gebruik van de momentenwet.
Dit houdt in dat: bij gebruik is een draaipunt aanwezig. De kracht die jij uitoefent op het werktuig wordt vergroot.
11
Werktuigen Een kleine spierkracht bij een grote arm, geeft een grote spierkrach bij een kleine arm. Om dit uit te rekenen gebruik je ook weer de momentwet.
12
Hefbomen Je gebruikt een hefboom om je spierkracht slim te vergroten. Verklaar dit eens? Krachten in 1D
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.