Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJoanna Jonker Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Electrische stroom Stroomrichting De wet van Ohm.
Weerstand van een draad Serieschakeling. Parallelschakeling. Gemengde schakeling. Energie en vermogen. Huisinstallatie
2
De vrije electronen zitten al overal in een metalen draad
Een spanningsbron pompt deze vrije electronen rond.
3
naar de – pool van de spanningsbron. De vrije electronen worden
1. De stroomrichting + pool . . . De stroom I loopt van de naar de – pool van de spanningsbron. De vrije electronen worden van de – pool naar de + pool gepompt. I is voor de weerstand . . even groot . . als achter de weerstand. + - I e
4
2. De stroomkring Als de schakelaar wordt geopend . . .
Staan METEEN alle elektronen stil . . . nn de lamp gaat uit.
5
3. De wet van Ohm U = I.R U = spanning in Volt (V) I is de stroomsterkte in Ampère (A) R is de weerstand in Ohm ()
6
4. De weerstand R van een draad
L R hangt af van: De lengte L (in m) Het verband tussen R en L is . . evenredig De doorsnede A (in mm2) Het verband tussen R en A is . . omgekeerd evenredig Als L twee maal groter wordt, wordt R ook twee maal groter! De soortelijke weerstand r (in Wmm2/m) Als A twee maal groter wordt, wordt R twee maal kleiner! Binas
7
Bij serieschakeling geldt:
+ - 1. De stroom . . . is overal hetzelfde. Hoofdstroom Ibron = I1 = I2. 2. De bronspanning . . . wordt verdeeld. Ubron = U1 + U2 3. De vervangingsweerstand Rv . . . Rv = R1 + R2
8
Voorbeeld 1: serieschakeling.
1a. Bereken de hoofdstroom 1b. Bereken U1 en U2. Ub = 12 V + - R1 = 40 R2 = 80
9
Vervang eerst beide weerstanden . . .
= 120 Rv = R1 + R2 = Ub = 12 V + - Rv = 120 R1 = 40 R2 = 80
10
De hoofdstroom berekenen . . .
Ub = I . Rv 12 = I I = 0,10 A Weer terug naar de beginschakeling . . . Ub = 12 V + - Rv = 120 I = 0,10 A
11
Op elke weerstand passen we nu . . .
de wet van ohm toe. U1 = I . R1 = 0, = 4,0 V U2 = I . R2 = 0, = 8,0 V + - Ub = 12 V R1 = 40 R2 = 80 I = 0,10 A
12
De resultaten staan in de schakeling . . .
De hoofdstroom Ib = I1 = I2 = 0,10 A Ub = U1 + U 12 V = 4,0 V + 8,0 V + - Ub = 12 V R1 = 40 R2 = 80 0,10 A 4,0 V 8,0 V
13
Voorbeeld 2: serieschakeling.
Je wilt een 6,0 V; 0,50 A fietslampje . . . aansluiten op een spanning van 15 V. Ub = 15 V + -
14
Bereken de vereiste serieweerstand.
Van R1 kennen we twee gegevens: U1 = 15 – 6,0 = 9,0 V I1 = 0,50 A en . . Ub = 15 V + - 0,50 A 9,0 V R1 6,0 V; 0,50 A
15
Bereken de vereiste serieweerstand.
Van R1 kennen we twee gegevens: U1 = 15 – 6,0 = 9,0 V I1 = 0,50 A en . . Ub = 15 V + - 0,50 A 9,0 V R1 6,0 V; 0,50 A
16
We kunnen nu R1 berekenen.
R1 = U1/I1 = 9,0/0,50 = 18 W Nog even UL en I meten . . . Ub = 15 V + - 6,0 V; 0,50 A R1 V A 0,50 A 9,0 V = 18 W
17
Bij parallelschakeling geldt:
1. De spanning over elke weerstand is. . . . hetzelfde. U1 = U2. 2. De hoofdstroom wordt . . . . verdeeld. I = I1 + I2 3. De vervangingsweerstand Rv . . .
18
Voorbeeld: Gemengde schakeling.
1. Bereken de hoofdstroom. 2. Bereken de stroom in elke weerstand + - R1 = 30 R2 = 60 Ub = 12 V R3 = 40
19
Eerst Rv van de parallelschakeling:
1/R1,2 = 1/R1 + 1/R2 = 1/30 + 1/60 = 0,050 R1,2 = 1/0,050 = 20 W R3 = 40 R2 = 60 R1 = 30 + - Ub = 12 V R1,2 = 20
20
Nu Rv van de serieschakeling:
Rv = R1,2 + R3 = = 60 W Ub = I.Rv 12 = I . 60 I = 12/60 = 0,20 A R3 = 40 R2 = 60 R1 = 30 + - Ub = 12 V R1,2 = 20 0,20 A 0,20 A Rv = 60 Terug naar de echte schakeling . . .
21
U3 = I3.R3 = 0, = 8,0 V U1 = 12 – 8,0 = 4,0 V I1 = U1/R1 = 4,0/30 = 0,13 A 0,20 A I2 = U2/R2 = 4,0/60 = 0,067 A + - R1 = 30 R2 = 60 Ub = 12 V R3 = 40 I = 0,20 A 4,0 V 8,0 V
22
6,0 V fietslampjes op 11,5 V aansluiten:
Bereken de serieweerstand R3 I = 0,50 + 0,050 = 0,55 A U3 = 11,5 – 6,0 = 5,5 V R3 = U3/I = 5,5/0,55 = 10 W R3 = ? 6,0 V; 0,50 A 6,0 V; 0,050 A Ub = 11,5 V + - 0,55 A 5,5 V 10 W
23
Electrische energie Ee en vermogen P:
P = U.I P is vermogen in W = J/s U is spanning in V I is stroomsterkte in A P = Ee/t of Ee = P.t P in kW en t in h dan is Ee in kWh P in W = J/s en t in s dan is Ee in J
24
Energierekening: Een kachel van 500 W staat 10 h aan en 1 kWh kost € 0,11. Bereken de energie en de kosten in € Geg.: P = 500 W t = 10 h Gevr.: E Opl.: Ee = P.t = 0,500 kW . 10 h E= 5,0 kWh Kosten: 5,0 . 0,11 = € 0,55
25
Einde
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.