Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Het lijdend voorwerp!
2
Je vindt het lijdend voorwerp in een zin door te vragen:
Wie / wat +werkwoordelijk gezegde+ onderwerp
3
Een voorbeeld: Hij maakt zijn huiswerk. Wat maakt hij?
Antwoord: zijn huiswerk. Lijdend voorwerp (lv)= zijn huiswerk
4
Nog een voorbeeld: De jongens gooiden de sneeuwballen.
Wat gooiden de jongens? Lijdend voorwerp: sneeuwballen.
5
En nu jullie! Pak pen en papier.
Schrijf de zin op en zet een streep onder het lijdend voorwerp. Succes!
6
Razendsnel gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat gooide de leraar?
7
Antwoord: Razendsnel gooide de leraar een krijtje door de klas.
8
Ze waarschuwden hem niet op tijd.
Wie waarschuwden ze?
9
Antwoord: Ze waarschuwden hem niet op tijd.
10
Morgen moet je hem maar gaan helpen.
Wie………
11
Antwoord: Morgen moet je hem maar gaan helpen.
12
Wanneer knap je die fiets op?
Wat…..
13
Antwoord: Wanneer knap je die fiets op?
14
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
15
Antwoord: De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.
16
Zij heeft dat al gedaan. Wat…………….
17
Antwoord: Zij heeft dat al gedaan.
18
De jongen heeft het nu wel begrepen.
Wat………..
19
Antwoord: De jongen heeft het nu al begrepen.
20
De post brengt ons steeds veel reclame.
Wat………
21
Antwoord: De jongen brengt ons steeds vaker reclame.
22
Klaar! En hoe ging het?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.