De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

en tal van andere plaatselijke organisaties

Verwante presentaties


Presentatie over: "en tal van andere plaatselijke organisaties"— Transcript van de presentatie:

1

2 en tal van andere plaatselijke organisaties
Samen sterk! en tal van andere plaatselijke organisaties

3 Module COMPLICATIES

4 Mogelijke verwikkelingen van diabetes
Welke verwikkelingen zijn mogelijk? Hoe kunnen we voorkomen?

5 Eén basisregel Of verwikkelingen zullen optreden, hangt in grote mate af van de behandelingswijze

6 Belangrijke aspecten in de behandeling
Medicatie Voeding Beweging Hygiëne Opvolging en controles

7 Voor meer info Wenst u meer info over belangrijke aspecten in de behandeling van diabetes, dan kan u zich inschrijven voor de aparte module zelfzorg en medicatie Deze module gaat door op dinsdag 4 maart 2003 in CM, Arme Klarenstraat 55, 8800 Roeselare

8 Soorten complicaties of verwikkelingen
Acute complicaties Chronische complicaties

9 Acute complicaties Hyperglycemie Hypoglycemie
te hoge bloedglucosewaarde > mg/dl Hypoglycemie te lage bloedglucosewaarde <60-70 mg/dl

10 Hyperglycemie: ontstaan
niet gekende diabetes niet goed behandelde diabetes overslaan van medicatie of insuline-injectie onvoldoende effect van bloedsuikerverlagende medicatie een fout bij de insuline-inspuiting ziekte (grotere insulinebehoefte) gebruik van geneesmiddelen die de bloedsuiker beïnvloeden stress belangrijke dieetfouten of verminderde lichaamsbeweging

11 Hyperglycemie: hoe herkennen?
Invoegen figuur Novocare

12 Hyperglycemie: wat doen?
Zonder acute oorzaak : vooral aanpassen van de behandeling Bij acute ontregeling: veel drinken glucosewaarden controleren medicatie blijven innemen, insuline blijven spuiten, ev. verhoogde dosis bij herhaaldelijk braken: arts consulteren opletten voor verzuring, vorming ketonen

13 Hypoglycemie: ontstaan
te veel insuline-inspuiting onvoldoende voedselinname hoger energieverbruik dan normaal te grote alcoholinname

14 Hypoglycemie: hoe herkennen?
Invoegen figuur Novocare

15 Hypoglycemie: wat doen?
Best eerst bloedsuikerwaarde meten 10 à 15 gr. snelwerkende koolhydraten innemen = 4 à 5 druivesuikers = 2 à 3 klontjes suiker = 3/4 glas frisdrank Glucagon

16 Chronische complicaties
Hoe ontstaan ze? Welke organen kunnen worden aangetast? hart en grote bloedvaten ogen nieren zenuwen diabetische voet huidaandoeningen

17 Hart en grote bloedvaten
Slagaderverkalking of arteriosclerose kan leiden tot: hartinfarct herseninfarct/beroerte diabetische voet Risicofactoren : slechte diabetesinstelling hoge bloeddruk teveel slechte cholesterol roken en overgewicht - slechte diabetesinstelling: schommelende waarden vermijden

18 Ogen: retinopathie Afwijkingen van het netvlies
Diabetische retinopathie belangrijkste oorzaak van blindheid in Europa Vroegtijdige opsporing en (laser)behandeling kunnen zware problemen voorkomen Preventie : bezoek oogarts minstens 1x per jaar

19 Nieren: nefropathie Aantasting van de kleine bloedvaten leidt tot nierproblemen Progressieve aantasting : eventueel nierfalen (nierdialyse/transplantatie) Vroege opsporing : eiwit in de urine (micro-albuminurie) Preventie : goede glucose- instelling, normale bloeddruk, eiwit-arm dieet

20 Zenuwen:neuropathie voornamelijk gevoelsstoornissen ter hoogte van de extremiteiten (voeten > handen) tintelingen, jeuk, branderig gevoel, gevoelloosheid vertraagde maaglediging, blaasfunctiestoornissen, mannelijke impotentie, ... Perifere = buitenzijde, omtrek Autonoom = onwillekeurig

21 Diabetische voet Oorzaak : bloedvaten, zenuwen, infecties
Voetproblemen komen vaak voor en kunnen leiden tot amputaties Preventie en screening is enorm belangrijk : het monofilament Dagelijkse voethygiëne Behandeling : multi-disciplinair team Monofilament = gevoelstest met een speciaal dun nylon draadje

22 Documentatie Brochure VDV ‘Weet je voldoende over diabetes?
Brochure VDV ‘Hoog=Hyper=High’ Brochure Lilly ‘Bescherm ‘je’ voeten

23 Inhoud project Module complicaties Module voeding
Module zelfzorg en medicatie Voor praktische info of inschrijvingen: wend u tot het thuiszorgcentrum

24

25 en tal van andere plaatselijke organisaties
Samen sterk! en tal van andere plaatselijke organisaties

26 Module MEDICATIE EN ZELFZORG

27 Belangrijke aspecten in de behandeling van diabetes
Medicatie Voeding Beweging Opvolging en controles Informatie

28 Medicatie Tabletten Insuline
= belangrijke peiler bij de behandeling van type 2 diabetes Insuline = voornamelijk bij de behandeling van type 1 diabetes

29 Bloedsuikerverlagende tabletten: werking
Stimuleren productie van insuline of zorgen er voor dat de insuline beter kan inwerken op de weefsels = verbeteren gevoeligheid voor insuline verhinderen opname van suikers ter hoogte van de darm Neem nooit medicatie die je arts je niet heeft voorgeschreven

30 Bloedsuikerverlagende tabletten soorten

31 Insuline: werking Hormoon geproduceerd door de alvleesklier
Zorgt er voor dat spieren en weefsels glucose kunnen opnemen uit het bloed en verwerken Indien geen insuline, kan het lichaam geen energie uit het voedsel halen ==> vandaar insuline inspuiten

32 Insuline: werkingsprofiel

33

34 Voeding Nadruk op gezonde, gevarieerde voeding op regelmatige tijdstippen 50-60% koolhydraten (suikers), 30% lipiden (vetten), 15% proteïnen (eiwitten) Evenwicht enkelvoudige (zoete) suikers en meervoudige (niet-zoete) suikers Totale inname van vetten beperken : verzadigde vetten vervangen door onverzadigde vetten Matig het gebruik van alcohol en zout

35 Voor meer info Wenst u meer info over voeding bij diabetici, dan kan u zich inschrijven voor de aparte module voeding Deze module gaat door op dinsdag 18 maart 2003 in CM, Arme Klarenstraat 55, Roeselare

36 Lichaamsbeweging 30’ per dag recreatieve lichaamsbeweging
Geeft je een goed gevoel Verbrandt calorieën en vet en helpt dus bij afvallen, indien nodig Versterkt hart- en longfunctie en vermindert de kans op hart- en vaatziekten Maakt het lichaam meer gevoelig voor insuline (en vermindert dus resistentie) Doet bloedglucose- en bloeddrukwaarde dalen.

37 Opvolging en controles
Urine-onderzoek Gewichtscontrole / Dieetadvies Controle van de bloeddruk Zelfcontrole (=meten en regelen van bloedglucose) Jaarlijks oogonderzoek Voetverzorging  De diabetespas helpt u!

38 Meer dan 1/3 van de nierdialysepatiënten zijn diabeet
Urine-onderzoek Meer dan 1/3 van de nierdialysepatiënten zijn diabeet Nadeel urine-onderzoek: traagheid + mogelijke afwijkingen Maar: wel relevant voor het opsporen van ketonen en micro-albuminen

39 Gewichtscontrole-dieetadvies
Hoe meer overgewicht, hoe minder gevoelig wordt het lichaam aan insuline Dieetadvies is zinvol om op een verantwoorde manier te vermageren Dieet is niet gelijk aan geheelonthouding van alles wat lekker is

40 Controle van de bloeddruk
Het risico op hartaandoeningen of cerebro-vasculaire aandoeningen is meer dan dubbel zo hoog bij diabetespatiënten dan bij andere personen De ideale bloeddruk voor een diabetespatiënt ligt lager dan 13,5 - 8 Gezonde bloeddruk en cholesterolwaarden verlagen het risico op complicaties ten gevolge van diabetes

41 Zelfcontrole Advies: 4 X per dag of 1 X per dag gedurende meerdere dagen op verschillende momenten Gebeurt door middel van glucosemeters en bloedglucosestrips Laat toe evoluties in de bloedsuikerspiegel te controleren en te corrigeren

42 Oogonderzoek Retinopathie ten gevolge van diabetes is de meest frequente oorzaak van blindheid in België Advies: minstens 1 X per jaar consultatie oogarts Vroegtijdige opsporing maakt behandeling via lasertherapie mogelijk

43 Voetverzorging Amputaties van lidmaten komen 15 X frequenter voor bij diabetespatiënten dan bij andere personen Advies: dagelijkse controle (met behulp van een spiegel voor de voetzool) goede hygiëne ter voorkoming van kloven, schimmels en wondinfecties Toon geregeld uw voeten aan de huisarts, verpleegkundige of podoloog!

44 Informatie Financiële tegemoetkomingen Diensten en voorzieningen

45 Financiële tegemoetkomingen
ZIV-conventie Diabetespas Tegemoetkomingen in AVR Reducties bij aankoop van zelfzorgmateriaal

46 ZIV-conventie Is een overeenkomst tussen Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (R.I.Z.I.V.) en verschillende centra voor diabetologie (meestal ziekenhuizen die beschikken over een diabetesteam) is gratis een bepaald aantal bloedglucosestrips per maand geldt voor: diabetici type 1 en 2 die met minstens 2 insuline-inspuitingen per dag behandeld worden die bereid zijn om minstens 30 X per maand een zelfcontrolemeting van de bloedsuikers te doen en de technische vaardigheden hiervoor aan te leren die bereid zijn om educatie te krijgen over andere aspecten van de diabetesbehandeling en zich laten begeleiden door het diabetesteam in samenwerking met de huisarts

47 Diabetespas Instrument dat voor de diabeticus en zijn omgeving de behandelingsdoelen omschrijft, hoe ze te bereiken en de nodige maatregelen bij acute situaties met vermelding van de regelmatig terugkerende onderzoeken en als communicatiemiddel voor de verschillende betrokken zorgverleners opent recht op bepaalde tegemoetkomingen

48 Tegemoetkomingen in het kader van de diabetespas
Onder specifieke voorwaarden terugbetaling van twee consultaties bij diëtist op jaarbasis (geen cumul mogelijk met conventie) Onder specifieke voorwaarden terugbetaling van twee consultaties bij podoloog op jaarbasis

49 Tegemoetkoming AVR Vul deze dia zelf in indien er in uw ziekenfonds een AVR-tegemoetkoming wordt aangeboden in het kader van diabetes

50 Reducties bij aankoop zelfzorgmateriaal
Diabetespatiënten kunnen aan sterk gereduceerde prijzen zelfzorgmateriaal aankopen in: de mediotheek /thuiszorgwinkel van het Chrsitelijk Ziekenfonds het plaatselijke verdeelpunt van de Vlaamse Diabetes Vereniging

51 Diensten en voorzieningen
Uw huisarts De diabetesverpleegkundige De Vlaamse DiabetesVereniging Uw Ziekenfonds Thuiszorgcentrum Mediotheek/thuiszorgwinkel Dienst GVO

52 Documentatie Brochure VDV ‘Weet je voldoende over diabetes?
Brochure VDV ‘Bloedsuikerverlagende tabletten’ Brochure VDV ‘Intensieve insulinetherapie’ Brochure Lifescan ‘Tips’

53 Inhoud project Module complicaties Module voeding
Module zelfzorg en medicatie Voor praktische info of inschrijvingen: wend u tot het thuiszorgcentrum

54

55 en tal van andere plaatselijke organisaties
Samen sterk! en tal van andere plaatselijke organisaties

56 Module VOEDING

57 De pijlers van de diabetesregeling
voeding educatie medicatie lichaamsbeweging Voeding is nog steeds één van de belangrijkste pijlers van de diabetesregeling. De basis van de diabetesvoeding blijft evenwel een gezonde voeding.

58 De principes van een gezonde voeding worden tegenwoordig voorgesteld aan de hand van een piramide.
De piramide is verdeeld in verschillende vakken, die elk een groep voedings-middelen vertegenwoordigen. Er zijn 8 vakken : - water - zetmeelrijke voedingsmiddelen - groenten - fruit - vlees, vis en andere eiwitrijke voedingsmiddelen - zuivel - smeer- en bereidingsvetten - extra’s. Hoe groter het vak, hoe meer je dagelijks van die voedingsmiddelen moet gebruiken. Als je een groep overslaat, dan verliest de piramide het evenwicht en zakt in elkaar. De verschillende groepen zullen nu afzonderlijk behandeld worden.

59 Water is belangrijk voor de regeling van de lichaamstemperatuur
is nodig voor het transport van voedingsstoffen naar de cellen is nodig voor het transport van afvalstoffen uit de cellen Water of vocht is een onmisbaar deel van ons lichaam (het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 60 % uit water) en is bijgevolg een onmisbaar bestanddeel van onze voeding (= van vitaal belang voor de mens). Water is noodzakelijk voor de regeling van de lichaamstemperatuur, het transport van voedingsstoffen naar de cel en het transport van afvalstoffen uit de cel. Om onze vochtbalans in evenwicht te houden moeten we voldoende vocht opnemen. Vocht (behoefte : 40 ml/kg) kunnen we consumeren onder de vorm van dranken en vaste voeding. Onder normale omstandigheden moeten we minstens 1.5 l vocht per dag drinken. Bij het sporten, zware arbeid, koorts, hyperglycemie, ... verliest het lichaam meer vocht. Dit bijkomende vocht-verlies moet gecompenseerd worden door meer te drinken.

60 Dranken Vrij te gebruiken : water koffie thee light frisdranken
vetarme bouillon vetarme ongebonden soep Dranken die vrij mogen gebruikt worden zijn diegene die geen extra kool-hydraten, eiwitten, vetten of alcohol aanbrengen. Hiertoe behoren : water, koffie, thee, light frisdranken, vetarme ongebonden soep, enz... . In “light”-frisdranken zijn de suikers vervangen door energie-arme zoetstoffen die geen invloed hebben op de bloedsuikerspiegel. Bijgevolg zijn “light”-fris-dranken te gebruiken als aanvulling op de andere energievrije dranken als water, koffie, thee of kruidenthee.

61 1 g koolhydraten levert 4 kcal of 17 kJ
zijn de belangrijkste energiebron moeten meer dan de helft van onze energie-behoefte leveren is de verzamelnaam voor suikers en zetmeel 1 g koolhydraten levert 4 kcal of 17 kJ Koolhydraten zijn de belangrijkste energiebron van ons lichaam. Ruim de helft van onze energiebehoefte moet ingevuld worden door koolhydraten. (1 g levert ons 4 kcal of 17 kJ) Koolhydraten is de verzamelnaam voor suikers en zetmeel, die onder verschillende vormen in de voeding voorkomen : - zetmeel in aardappelen, brood, deegwaren, rijst en granen. - vruchtensuiker of fructose in fruit en fruitsap - melksuiker of lactose in melkproducten - druivensuiker of glucose in fruit, snoepgoed, ... - kristalsuiker of sucrose of saccharose in frisdranken, konfituur, snoep, gebak, koekjes, ijs, ... .

62 Van koolhydraten naar bloedglucose
Koolhydraten worden in het maagdarmkanaal verteerd tot enkelvoudige koolhydraten : voornamelijk glucose, dat via de bloedbaan naar de lever en de spiercellen wordt getransporteerd. Op het ogenblik dat glucose in het bloed komt stijgt de bloedsuikerspiegel. De tijd die verloopt tussen consumptie en stijging van de glycemie is afhankelijk van : de aanwezigheid van vet, eiwit en/of vezels (werken vertragend) de gaarheidsgraad (hoe hoger, hoe sneller verteerd) de grootte van de deeltjes (hoe fijner, hoe sneller verteerd) de maagledigingssnelheid (hoe trager, hoe langzamer verteerd). Deze factoren bepalen of we te maken hebben met traag of snel opneembare koolhydraten. We eten voedingsmiddelen verwerkt in een maaltijd (hierbij speelt de bereiding een belangrijke rol) of puur als tussendoortje en hierdoor komt het dat hun invloed op de bloedsuikerspiegel soms verschillend kan zijn.

63 Glycemische index What’s in a name ?
De snelheid waarmee een voedingsmiddel de bloedsuikerspiegel doet stijgen noemt men de glycemische index. Tijdens het bepalen van de glycemische index heeft men kunnen vaststellen dat brood een snellere stijging van de bloedsuikerspiegel geeft dan kristalsuiker. Vroeger dacht men dat dit anders was en om deze reden verbood men suiker in de voeding van mensen met diabetes. Tegenwoordig kan suiker in de diabetes-voeding ingeschakeld worden, mits verrekening in het dagschema. Suiker bevat naast koolhydraten weinig andere voedingsstoffen. Inname van teveel suiker of suikerbevattende voedingsmiddelen is dus niet aan te raden, want ze leveren alleen energie en geen nuttige voedingsstoffen. Men stelt dat maximum 10 % van de totale hoeveelheid koolhydraten zou mogen aangebracht worden door suiker. Gesuikerde dranken hebben een zeer hoge glycemische index ; bijgevolg gebruiken we deze enkel bij de behandeling van een hypoglycemie of onder de vorm van sportdrank ter voorkoming van een hypoglycemie tijdens intensieve inspanning.

64 Insuline Cel Receptor Pancreas Insuline Glucose
Insuline is de sleutel die de celdeur opent om glucose binnen te laten. Dankzij insuline kan glucose in levercellen en actieve spiercellen opgeslagen worden als glycogeen. Leverglycogeen wordt gebruikt om de bloedsuikerspiegel op peil te houden. Spierglycogeen kan enkel gebruikt worden als energiebron voor spier-contracties (= bewegen). Als er geen of onvoldoende insuline aanwezig is, blijft glucose circuleren in het bloed omdat ze de cel niet binnen kan. In dergelijke situatie stijgt de concentratie van suiker in het bloed en spreekt men van hyperglycemie.

65 Koolhydraten 1 portie = +/- 12.5 g koolhydraten
= 30 g meergranen of volkoren brood = 2 beschuiten = 15 g vezelrijke ontbijtgranen = 1 volle eetlepel ongekookte rijst = 45 g gekookte volkoren deegwaren = 70 g schoongemaakte aardappel Op het ogenblik dat glucose in de bloedbaan komt is er insuline nodig. Voor een diabeet is het dus heel belangrijk te weten in welke voedings-middelen er koolhydraten aanwezig zijn en hoeveel. Om u hierbij te helpen heeft men een koolhydraatruilwaardesysteem ontwikkeld waarbij 1 koolhydraatwaarde of koolhydraatportie gelijk gesteld is aan 10 tot 15 g koolhydraten. Dit komt overeen met de hoeveelheid koolhydraten in een gewone vierkante snee brood, een aardappel ter grootte van een ei, 2 beschuiten, 1 volle eetlepel ongekookte rijst of 45 g gekookte volkorendeegwaren deegwaren of in 15 g ontbijt-granen. Uw diëtiste kan u een dergelijke variatielijst bezorgen die u zal toelaten meer variatie in uw voeding te brengen. Het is belangrijk dat u koolhydraten gelijkmatig verdeelt over de dag en dat iedere maaltijd een vaste hoeveelheid koolhydraten bevat. Het aantal maal-tijden en de hoeveelheid koolhydraten per maaltijd moet worden aangepast aan het behandelingsschema met tabletten of insuline (en de fysieke activiteit).

66 Het is aan te raden om veel vezelrijke voedingsmiddelen zoals bruin of vol-korenbrood, volle deegwaren, zilvervliesrijst, havermout, muësli, groenten en fruit te gebruiken. Voedingsvezels zijn bestanddelen van onze voeding die een gunstige werking hebben op de regeling van het verzadigingsgevoel, de darmwerking (als bulk-vormers hebben ze een positief effect op de darmtransit) , het cholesterol-metabolisme en een vertragend effect hebben op de glucoseopname ter hoogte van de darm.

67 De bloedsuikerspiegel wordt beïnvloed door :
de voeding (= koolhydraten) beweging medicatie stress De bloedsuikerspiegel of glycemie wordt niet alleen door de voeding (kool-hydraten) beïnvloed, maar ook door beweging (intensieve en/of explosieve inspanningen verbruiken veel suiker), medicatie (die zowel verlagend (bvb orale antidiabetica, insuline, ...) als verhogend kan werken (bvb corticoïden)) en stress (die de glycemie doet stijgen).

68

69 Groenten en fruit Bereidingstips :
zo vers mogelijke producten of diepvries correct schoonmaken steeds spoelen voor konsumptie koken in weinig kokend water + deksel geen vetrijke bereidingen Het is zeer belangrijk om verse groenten te gebruiken en de juiste bereidingstechniek toe te passen om de aanwezige vitamines en mineralen maximaal te behouden. Enkele tips : * Koop groenten en fruit steeds zo vers mogelijk. Indien er geen verse groenten voorradig zijn dan zijn diepvriesgroenten een waardevol alternatief. Industrieel diepgevroren groenten worden maximum 24 u na het oogsten en vaak reeds na enkele uren diepgevroren, waardoor ze boordevol vitamines en mineralen zitten. Ze hebben bijgevolg een hogere voedingswaarde dan blikgroenten of verlepte groenten. * Was groenten en fruit steeds alvorens ze te gebruiken (hierdoor verwijdert men een groot deel van de nog aanwezige pesticiden), maar laat ze nooit in water liggen ! * Maak groenten en fruit schoon net voor de maaltijd en niet ‘s morgensvroeg. Door het bewaren van schoongemaakte en/of gesneden groenten gaan er heel wat vitamines verloren. Laat men ze ook nog in water staan dan zullen er ook nog veel mineralen uitlogen in het water en als dusdanig verloren gaan. * Kook groenten niet langer dan nodig in een gesloten pan in een weinig kokend water. * Maak van groenten en fruit geen energierijk gerecht door ze te stoven met veel vetstof of ze te overgieten met kaassaus, roomsaus, mayonaise of slagroom.

70 Groenten en fruit Aanbeveling :
min. 300 g groenten te verdelen over warme maaltijd en broodmaaltijd 2 stukken fruit (300 g) Aangezien groenten en fruit weinig energie, een goed verzadigingsgevoel, vitamines, mineralen en vezels aanbrengen, adviseren we om ze ruim te gebruiken. Minimum 300 g groenten te verdelen over de broodmaaltijd en de warme maaltijd. Bij de broodmaaltijd krijgt een rauwkostslaatje de voorkeur. Bij de warme maaltijd adviseren we een grote portie groenten (eventueel verschillende soorten). Van fruit eet men best 2 stuks of 300 g per dag : als nagerecht, tussendoortje of toespijs bij de broodmaaltijd. In de voedingspiramide zijn groenten en fruit twee afzonderlijke groepen . Elk met zijn specifieke samenstelling ; zodat ze elkaar niet kunnen vervangen maar wel aanvullen. Fruit- en groentensappen zijn geen vervangers van groenten en fruit (ze bevatten minder vitamines en vezels). Fruit op water of op sap kan uitzonderlijk gebruikt worden als vervanging voor vers fruit. Een aantal groenten zoals bladgroenten (andijvie, veldsla, sla, spinazie), selder, chinese kool, spitskool, rode biet, venkel, radijs en peterselie zijn nitraatrijk. De konsumptie van grote hoeveelheden van deze groenten kan schadelijk zijn voor de gezondheid in de wintermaanden, omdat deze groenten dan een hogere nitraatconcentratie hebben dan in de zomer.

71 Groenten en fruit 1 portie = +/- 12,5 g koolhydraten
= 250 g aardbeien, rode bessen = 1 kleine vrucht (125 g) bvb. appel, peer = 100 g witte of blauwe druiven, kersen = 70 g banaan = 150 g maïs, pompoen, rode biet = 100 g artisjok, extra fijne doperwten = 100 g bereide peulvruchten Groenten en fruit bevatten onderling verschillende hoeveelheden koolhydraten. Groenten brengen doorgaans weinig koolhydraten aan en kunnen in ruime mate gebruikt worden zonder bloedsuikerverhoging. Sommige zijn koolhydraatrijker ( peulvruchten, maïs, maïs, pompoen, rode biet...) en moeten wel als koolhydraatbron meegerekend worden. Fruit bevat in tegenstelling tot groeten meer koolhydraten. Afhankelijk van hun koolhydraatgehalte verschilt de hoeveelheid die we ervan mogen gebruiken. 1 portie = g koolhydraten = 250 g bessen (bv. aardbeien, rode lbessen, ...) = 1 kleine vrucht (125 g) bvb. appel, peer, sinaasappel, ...) = 100 g witte of blauwe druiven, kersen = 70 g g banaan = 150 g maïs, pompoen, rode biet = 100 g artisjok, extra fijne doperwtjes = 100 g bereide peulvruchten (erwtjes, witte bonen, linzen, ...) Je diëtist(e) kan je eventueel uitgebreide variatielijsten voor groenten en fruit bezorgen.

72 Melkproducten hebben we dagelijks nodig
Melkproducten hebben we dagelijks nodig. Er is keuze uit melk, karnemelk, yoghurt, calciumverrijkte sojamelk en bereidingen met deze producten. Net als kaas (vaste kaas, witte kaas en smeerkaas) mogen ze niet in ons voedings-patroon ontbreken. Al denken velen dat ze enkel voor kinderen bestemd zijn.

73 Zuivel Bron van calcium, B-vitamines en eiwitten Aanbeveling :
± 500 ml halfvolle en/of magere melk-producten (yoghurt, pudding, karnemelk, ...) 1-2 sneden magere of light kaas Melkproducten zijn een belangrijke bron van calcium en B-vitamines. Volle melkproducten bevatten veel energie en ook veel verzadigd vet, wat niet goed is in het kader van preventie van hart- en vaataandoeningen. Bijgevolg verkiezen we beter halfvolle en magere zuivelproducten. Calcium is een onontbeerlijke voedingsstof. De hoeveelheid die we dagelijks nodig hebben is belangrijk voor de stevigheid van ons skelet. De minimum calciumbehoefte kunnen we dekken met 3 porties halfvolle en/of magere melkproducten en 1-2 sneden light of magere kaas . Magere en lightkazen zijn een goed alternatief voor volvette kazen. Light melkproducten (= mager, met fruit en gezoet met zoetstof) zorgen voor variatie naast de pure melkproducten. Light roomijs wordt gemaakt van magere melk en is gezoet met aspartaam en/of fructose. Ijs gezoet met zoetstof levert nog steeds veel energie. Als ook een vetvervanger toegevoegd werd, dan kunnen deze ijsjes als dessert of tussendoortje gebruikt worden in plaats van een ander melkproduct.

74 Vlees, vis en eieren zijn een bron van eiwitten.
Sojaproducten, peulvruchten en noten zijn goede alternatieven voor vlees, maar ze brengen geen vitamine B12 aan (komt alleen voor in dierlijke voedingsmiddelen). Vlees, eieren, peulvruchten en noten brengen bovendien veel ijzer aan. Vis levert ons jodium en poly-onverzadigde vetzuren (omega3vetzuren). Dit in tegenstelling tot vlees dat rijk is aan verzadigde vetzuren. (wordt verder besproken bij de vetten) Noten brengen naast plantaardige eiwitten ook veel onverzadigde vetzuren (dus niet echt geschikt voor wie zijn gewicht op peil moet houden) en het essentiële linoleenzuur aan.

75 Vlees, vis en andere eiwitrijke voedingsmiddelen
Bron van eiwitten, B-vitamines, ijzer en jodium Aanbeveling : 100 g vlees, vis of alternatief bijvoorkeur 3x/week vis max. 2 eieren/week Van deze groep moeten we eerder minder dan meer gaan eten. De aanbeveling is 100 g vlees of alternatief per dag. Waarbij de voorkeur gaat naar magere producten. Vis eet men bij voorkeur 3 maal per week. Eieren (2) mogen wekelijks op het menu staan. Puur of verwerkt blijven ze dierlijke eiwitten aanbrengen.

76 Vetten zijn belangrijke energieleveranciers
Vetten zijn belangrijke energieleveranciers. 1 gram vet levert 9 kcal, dus meer dan het dubbel van koolhydraten en eiwitten. Nochtans zijn vetten absoluut noodzakelijk voor een goede werking van het lichaam. Ze leveren de essentiële vetzuren en vetoplosbare vitaminen (vit. A, D en E) die noodzakelijk zijn voor de groei en onderhoud van ons organisme. Essentiële vetzuren (linol- en linoleenzuur) kunnen niet door ons lichaam aangemaakt worden en moeten via de vetten in onze voeding worden ingenomen. Vetten komen in onze voeding voor in zichtbare en onzichtbare vorm. Zichtbare vetten zijn slagroom, boter, halfboter, minarine, margarine, slasaus, mayonaise en olie. Maar ook in voedingsmiddelen zoals vlees en vleeswaren, vis melk en melkproducten en voornamelijk in gebak, koekjes en chocolade kunnen grote hoeveelheden onzichtbaar vet voorkomen.

77

78 Cholesterol What’s in a name ?
Niet alleen de hoeveelheid vet die we dagelijks gebruiken maar voornamelijk ook de kwaliteit van het vet dat we eten is van uitzonderlijk belang voor een goede gezondheid. Het cholesterolgehalte in ons bloed wordt ondermeer beïnvloed door het soort vet dat we gebruiken. Cholesterol is een vetachtige stof die ons lichaam nodig heeft voor o.a. de opbouw van celwanden en de vorming van hormonen en galzuren. De cholesterol in ons bloed wordt voor 2/3 aangemaakt door ons eigen lichaam voornamelijk door de lever. 1/3 van het bloedcholesterol halen we uit dierlijke voedingsmiddelen zoals vette kazen, eieren, vlees en ingewanden. Plantaardige voedingsmiddelen bevatten nooit cholesterol. In het bloed onderscheiden we goede en slechte cholesterol. De verhouding tussen de twee is bepalend voor het ontstaan van hart- en vaataandoeningen. Goede cholesterol (HDL) wordt in de lever afgebroken en uit het lichaam afgevoerd. Slechte cholesterol (LDL) kan zich afzetten op de bloedvatwand waardoor de bloedvaten vernauwen met alle gevolgen vandien vb ter hoogte van de hersenen = trombose, ter hoogte van de grote bloedvaten aan het hart = hartinfarct, enz.

79 Bloedlipiden Totaal cholesterol < 200 mg/dl
HDL > 50 mg/dl bij vrouwen > 40 mg/dl bij mannen LDL <130 mg/dl Een evenwichtige bloed cholesterolspiegel bestaat uit min. 40 mg/dl HDL bij vrouwen en 50 mg/dl HDL bij mannen en 130 mg/dl LDL. De totale cholesterol zou niet hoger mogen zijn dan 200 mg/dl. Goede voedingsgewoonten kunnen in vele gevallen een gestoorde cholesterol-spiegel verbeteren, behalve in gevallen waar erfelijke factoren aan de basis liggen. In deze gevallen kan ook medicatie noodzakelijk zijn.

80 Soorten vetzuren verzadigde vetzuren onverzadigde vetzuren
enkelvoudig onverzadigde vetzuren meervoudig onverzadigde vetzuren essentiële vetzuren linolzuur linoleenzuur transvetzuren Vetten zijn opgebouwd uit vetzuren. Men onderscheidt verzadigde en onverzadigde vetzuren. Verzadigde vetzuren zijn voornamelijk terug te vinden in dierlijke producten zoals vlees, melkproducten, boter, room…. Maar ook in sommige plantaardige producten, zoals palmvet, kokosvet en cacaoboter komen verzadigde vetten voor. De verzadigde vetzuren doen de LDL-cholesterol stijgen en hebben dus een ongunstige invloed op de gezondheid. Onverzadigde vetten, die voornamelijk terug te vinden zijn in plantaardige voedingsmiddelen en vis doen de LDL-cholesterol dalen. Onverzadigde vetzuren kunnen onderverdeeld worden in meervoudig en enkelvoudig onverzadigde vetzuren. De meervoudig onverzadigde vetzuren linol- en linoleen-zuur, kunnen niet door het lichaam aangemaakt worden en krijgen daarom de benaming essentiële vetzuren. Ze moeten via onze voeding worden ingenomen. We vinden ze terug in saffloerolie, zonnebloemolie, maïskiemolie, sojaolie en vooral ook in vis. Een hoge inname van meervoudig onverzadigde vetzuren en of visolie-supplementen moet aangevuld worden met een verhoogde inname van anti-oxidanten (ß-caroteen, vitamine C en vitamine E) die voorkomen in volkoren voedingsmiddelen, groenten en fruit. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren kunnen de HDL-cholesterol doen stijgen. Deze zouden een bijzonder gunstig effect hebben op het voorkomen van hart- en vaatziekten. We vinden ze voornamelijk terug in olijfolie, arachideolie en sommige noten vb hazelnoten. De laatste tijd wordt in de media vaak gesproken over transvetzuren. Dit zijn vetzuren die als dusdanig slechts weinig in de natuur voorkomen. Ze ontstaan bij het langdurig verhitten (vb in gebak) en bij het industrieel harden van olie waardoor men geharde plantaardige vetten bekomt. Deze producten worden dikwijls gebruikt bij de bereiding van harde margarine-soorten, plantaardig frituurvet, gebak en koekjes. De laatste jaren is gebleken dat deze vetzuren een even negatieve invloed hebben op onze gezondheid als verzadigde vetten. Beperk dus ook het gebruik van producten op basis van geharde plantaardige vetten.

81 Vetarm eten kies mager vlees en magere vleeswaren eet 3 x/ week vis
kies magere en halfvolle melkproducten smeer dun met minarine rijk aan onverzadigde vetzuren bereid maaltijden met olijfolie of vloeibare bak- en braadvetten (max. 1 eetlepel/persoon) gebruik max. 1 x/14 dagen gefrituurde bereidingen beperk het gebruik van koekjes, gebak, chocolade, roomijs, chips, zoutjes, enz ... . Ter preventie van hart- en vaataandoeningen zijn volgende raadgevingen zeer heilzaam : * Kies steeds voor mager vlees, magere vleeswaren en vervang minstens 3 maal per week vlees door vis of een plantaardige vleesvervanger. * Kies steeds magere en halfvolle melkproducten. * Gebruik als smeerstof steeds een minarine rijk aan onverzadigde vetzuren (= zachte minarine) * Gebruik voor de bereiding van de maaltijd bij voorkeur olijfolie of vloeibare margarinesoorten en niet meer dan 1 lepel vetstof per persoon. * Kies vetarme bereidingstechnieken. * Gebruik slechts 1 maal per 14 dagen gefrituurde bereidingen * Beperk het gebruik van koekjes, gebak, chocolade, roomijs, chips, zoutjes, enz ... .

82 Tot deze groep behoren snoep, “diabetes”producten, zoetstoffen, alcohol, enz. Het zijn allen producten die we niet dagelijks nodig hebben, maar die toch meer variatie in de voedingsgewoonten brengen. Zo behoort light konfituur ook tot deze groep. Light konfituur bevat de helft minder suiker als gewone konfituur, maar er is nog steeds suiker in aanwezig zodat dit product niet onbeperkt gebruikt kan worden. Rekening houdende met de koolhydraatinhoud en de energetische aanbreng kan light konfituur wel gebruikt worden in de diabetesvoeding. Je diëtist(e) kan je meer info geven over het gebruik van deze producten.

83 zoetstoffen Ter vervanging van suiker zijn er diverse soorten zoetstoffen in de handel. Er bestaan twee categoriën : * zoetstoffen die geen of een te verwaarlozen hoeveelheid energie leveren * zoetstoffen die evenveel of bijna net zoveel energie leveren als suiker. In het algemeen kan gesteld worden dat de wettelijk toegelaten zoetstoffen mits matig gebruik (= binnen de ADI-normen) veilig kunnen gebruikt worden zonder risico voor de gezondheid.. De ADI-normen zijn geldig vanaf de leeftijd van 3 jaar.Voor kinderen jonger dan 3 jaar zal het gebruik van zoetstoffen best zo laag mogelijk zijn. We moeten evenwel een onderscheid maken tussen ADI (Acceptable Daily Intake) die slaat op de toxiciteit en NEL (No Effect Level) die bepalend is voor het voorkomen van diarree. Doch de NEL is onderhevig aan grote individuele verschillen. Voor polyolen zijn voor zover bekend geen ADI-waarden beschikbaar. Inuline en oligofructose zijn oplosbare vezels die enerzijds een suiker-vervangende functie (oligofructose heeft 30 % van de zoetkracht van suiker) en anderzijds een vetvervangende functie (inuline) kunnen vervullen. Noch inuline, noch oligofructose beïnvloeden de glucosespiegel of hebben invloed op de insulinebehoefte. Opgelet : inuline is geen insuline !

84 Energievrije zoetstoffen
leveren geen energie hebben geen invloed op de bloedsuiker-spiegel Zoetstoffen die weinig of geen energie en koolhydraten leveren zijn aspartaam, saccharine, cyclamaat en acesulfame K. Deze producten die geen invloed hebben op de bloedsuikerspiegel of op het gewicht, worden verkocht als granulaat, tabletten of vloeibaar. Ze worden ook verwerkt in de zogenaamde light producten (light frisdranken, halfzoete confituur, light yoghurt en andere "energie-arme producten". Het gebruik van energievrije zoetmiddelen biedt de mogelijkheid aan diabeten om gebruik te maken van gezoete dranken en desserten. Aspartaam mag tot maximum 120° C verhit worden, anders treedt er verlies aan zoetkracht op. Zoetstof Zoetkracht t.o.v. suiker kcal/kJ per g ADI Acesulfame K 200 x /0 9 mg/kg LG Aspartaam x / mg/kg LG Cyclamaat 30 x /0 11 mg/kg LG Saccharine 500 x /0 2,5 mg/kg LG

85 Energieleverende zoetstoffen
leveren energie hebben geen invloed op de bloedsuiker-spiegel teveel kan darmklachten veroorzaken Zoetstoffen die wel energie leveren hebben een lagere zoetkracht dan suiker en een kleine invloed op de glycemie. Tot deze groep behoren de suikeralcoholen sorbitol, xylitol en mannitol, maltitol, isomalt en lactitol. Ze leveren energie maar doen de bloedsuiker-spiegel niet stijgen. Ze worden hoofdzakelijk verwerkt in snoepgoed en gebak. Bij het gebruik van levensmiddelen waarin deze zoetstoffen verwerkt zijn moet wel rekening gehouden worden met de koolhydraten- en energetische aan-breng. Een overmatige inname (hetzij in éénmalige dosis, hetzij gespreid over de dag) kan intestinale klachten veroorzaken zoals een opgeblazen gevoel, flatulentie, krampen en een osmotische diarree. Zoetstof Zoetkracht t.o.v. suiker kcal/kJ per g NEL Isomalt 0,5 x 2,4/ g/dag Lactitol 0,4 x 2/8 20 g/dag Maltitol 0,9 x 2,8/12,5 40 g/dag Mannitol 0,6 x 2/ g/dag Sorbitol 0,6 x 2,8/12,5 40 g/dag Xylitol 1 x 3,5/ g ineens of g verdeeld over de dag

86 Diabetesproducten Het gebruik van diabetesproducten moet individueel bekeken worden en zo-nodig verrekend worden in het dagschema.

87 Diabetesproducten met fructose
vaak vetrijk leveren meestal evenveel of zelfs meer energie dan de “gewone” producten overmatig fructosegebruik kan triglyceriden doen stijgen duur !! Het gebruik van dieetproducten op basis van fructose wordt meestal afgeraden om verschillende redenen : Meestal gaat het om vetrijke producten zoals chocolade, koekjes, chocopasta, ... , die wegens hun hoog gehalte aan, vooral verzadigd, vet en energie worden afgeraden. Sommige van deze producten bevatten soms zelfs meer vet dan de “gewone” producten. Recent zijn er ook producten met fructose op de markt ; die naast fructose ook inuline bevatten. Hierdoor is de smaakappreciatie beter en zit er ook iets minder vet in. Aangezien fructose een enkelvoudig suiker is, levert het evenveel energie als suiker of saccharose, maar de zoetkracht is groter waardoor men er minder van gebruikt. Fructose heeft een lagere glycemische index. Het wordt niet aan-geraden in het diabetesdieet aangezien een overmatig gebruik de plasma-triglyceriden doet toenemen. Dieetproducten zijn meestal vrij duur in vergelijking met gewone voedings-middelen.

88 “zonder toegevoegd suiker” “ongezoet”
Wanneer op de verpakking staat “suikervrij”, “ongesuikerd” of “ongezoet”, dan wil dat zeggen dat er geen extra suiker werd toegevoegd vb op fruitsap. Dit wil echter niet zeggen dat er geen energie (caloriën)of koolhydraten in het product aanwezig zijn. Zo bevatten koekjes zonder suiker wel bloem (= koolhydraten) en vetten (= energie) ! Er kunnen ook andere energieleverende zoetstoffen toegevoegd zijn vb fructose, sorbitol, ... . Kijk steeds goed naar de verpakking alvorens een product te kopen of te consumeren !

89 Alcohol Matig gebruik van alcohol is toegestaan, dit is 2 alcoholconsumpties per dag, mits uit regelmatige zelfcontrole blijkt dat de glycemiewaarden aanvaardbaar blijven. Bijgevolg moet dit individueel met de patiënt besproken worden. Diabetespatiënten met overgewicht, hypertriglyceridemie en/of hypertensie dienen de consumptie van alcohol strenger te beperken. Aandachtspunten : - alcohol heeft een laattijdig hypoglycemiërend effect door een remmende werking op de glucoseproductie in de lever. - bij sterk alcoholische dranken (type cognac, whisky,...) is het risico op een hypoglycemiërend effect groter. Het is daarom beter deze dranken enkel te gebruiken in combinatie met een koolhydraatbevattende maaltijd of snack. opgelet : het bloedsuikerverlagend effect van alcohol valt niet altijd samen met het bloedsuiker verhogend effect van de koolhydraten Regelmatige zelfcontrole is bij alcoholgebruik dus zeker nood zakelijk - alcoholische dranken die wel koolhydraten bevatten (zoals bier, porto, wijn en aperitieven zullen het bloedsuikergehalte doen stijgen, maar kunnen na enkele uren de bloedsuiker doen dalen. De koolhydraten kunnen het bloed suikerverlagend effect van de alcohol niet volledig compenseren. - sterk gezoete alcoholische dranken (type likeur, advocaat,...) zijn af te raden. - let op voor het gebruik van alcohol na een lange tijd na de maaltijd (vb. receptie voor het avondmaal). Opgelet : Alcoholvrij bier bevat minstens evenveel of meer koolhydraten dan gewoon bier.

90 Documentatie Brochure VDV ‘Weet je voldoende over diabetes?
Brochure GVO ‘Gezond aan tafel’ Brochure GVO ‘Ontbijt Jij?’ Brochure GVO ‘Je gewicht in balans’ Voedingsdriehoek

91 Inhoud project Module complicaties Module voeding
Module zelfzorg en medicatie Voor praktische info of inschrijvingen: wend u tot het thuiszorgcentrum


Download ppt "en tal van andere plaatselijke organisaties"

Verwante presentaties


Ads door Google