De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Ga naar (klik op een van de onderstreepte):

Verwante presentaties


Presentatie over: "Ga naar (klik op een van de onderstreepte):"— Transcript van de presentatie:

1 Ga naar (klik op een van de onderstreepte):
Persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) I, me, my, mine, myself Aanwijzende vooornaamwoorden (demonstrative pronouns) this, that, these, those Onbepaalde voornaamwoorden (indefinite pronouns) some, any, every, each, no, both, either

2 Persoonlijke Voornaamwoorden
…………bezit(bij z.n)………………bezit(zonder z.n.)…………Lijd./meew.vwp… onderw…………wederkerend vnw*. This is my knife. It's mine. Give it to me. I won't cut myself. ……………your ……………….yours. ………………… you. You ……………yourself. …………… his ……………….his. ………………...… him. He ……………himself. …………… her ………………hers. …………….…… her. She ……………herself. …………… its ……………….its. …………………..… it. It ……….……..itself. …………… our ………………ours. ……………..…… us. We ……….ourselves. …………… your ……………yours. ………….……… you. You …….yourselves. …………… their ……………theirs. ……………… them. They ….themselves. (let op: de bezittelijke vnw. hebben geen apostrof! en…theirself bestaat niet!) *Een wederkerend voornaamwoord slaat terug op het onderwerp.   Voorbeelden: Ik sneed me. =  I cut myself. Wij sneden ons. =  We cut ourselves.

3 Voorbeelden: Ik herinner me zijn gezicht. = I remember his face.
Je gebruikt deze -self woorden ook om nadruk te geven. Ik heb het zelf gezien. I have seen it myself.  Let op: de volgende werkwoorden hebben geen -self: to remember / to feel / to hurry / to worry / to behave / to realize / to concentrate Voorbeelden:  Ik herinner me zijn gezicht. =  I remember his face. Hij voelde zich ongelukkig.  =  He felt unhappy.  Je gedroeg je slecht. = You behaved badly.

4 het zijn/dat zijn (zonder nadruk) = they are
Ken je die mensen? Ja, het zijn vrienden van ons. Do you know those people? Yes, they are friends of ours. It (niet he/she) is voor dieren/dingen. My bike has lost its saddle. Echter: This ship has lost her rudder. Fill her up! (gooi de auto maar vol!) Snoopy has lost her bone. (zeelui zijn zo gehecht aan hun schip dat ze altijd she/her gebruiken; voor sommige mensen geldt hetzelfde m.b.t. hun auto/huisdier) Bij know/remember/try/tell laat je ‘it’ weg: Ik kan het me niet herinneren.= I can’t remember. Ik zal het proberen.= I’ll try. Bij think/suppose/hope gebruik je ‘so’ i.p.v. ‘it’: Ik hoop het.= I hope so. Ik denk ‘t wel.= I think so.

5 ‘er’+voorzetsel = voorzetsel+it/them
Ze spraken er nooit over.= They never spoke about it. Zinnen met fouten erin.=Sentences with mistakes in them.

6 Aanwijzende voornaamwoorden dichtbij veraf enkelvoud this that
meervoud these those Vertaal: Dat zijn de mannen die nooit koken. Those are the men that never cook. (‘Those’ slaat op ‘men’=meerv.) Dit zijn mooie appels. These are nice apples. Je broer, nee, die ken ik niet. Your brother, no, I don’t know him. Hier wordt niets aangewezen: dan ook geen aanwijzend vnw. gebruiken) dit alles=all this Als ik dit alles geweten had…!= If I had known all this.

7 Vertaal: Ik wou dat je dit allemaal eerder gezegd had. I wish you’d said all this sooner. Ik wil er niet over praten. I don’t want to talk about it. Dat zijn goede argumenten. Those are good arguments. Dit is een grote vrachtwagen, maar zijn stuur is klein. This is a large lorry, however, its steering-wheel is small. Voor de laatste keer: het zijn echt de schaatsen van Kelly!! For the last time: they really are Kelly’s skates. Ik weet het niet, maar ik geloof van wel. I don’t know, but I think so.

8 Onbepaalde voornaamworden
some = sommige/enkele/enige in bevestigende zinnen any = sommige/enkele/enige in vragen en ontk. zinnen Some people left the concert-hall not anybody liked the show. Uitzonderingen: Waiter, could I have some beer? Dit is eigenlijk geen vraag: het antwoord is sowieso ‘ja’ Any fool knows the way to the centre of town. They sell any cd you can think of. ‘any’ betekent hier: wie/wat dan ook/willekeurig Nb.: er is geen verschil tussen anybody/somebody of anywhere/somewhere of somebody/anybody etc.

9 Verschil ‘every’/’each’
Every= elk[e]/alle tesamen, je zien een groep voor je Every student knows this. Each= elke apart, de nadruk ligt op het individu Each student should take his books with him. We had a euro each

10 Let op de volgende gevallen:
Bijna niemand=hardly anyone niet: almost noone Bijna nergens=hardly anywhere There were some 50 people at the funeral. Some+getal=ongeveer ‘each other’ schrijf je los, dus niet eachother ‘no’ staat voor een z.n.: There are no meatballs left. ‘none’ staat alleen of wordt gevolgd door ‘of’: None of them spoke. How many watches does he have? –None!

11 I have read both books. I have read the two books we had to read, but I didn’t like either. I have read these 10 novels, I liked none. both= beide, veel nadruk the two= beide, zonder nadruk (not) either= (g)een van de twee none= geen van allen (meer dan 2) both…and= zowel..als Both Peter and John are my cousins. either…or=of…of Either Peter or John is his cousin. Neither…nor=noch…noch Neither Peter nor John is his c.

12 ©BtB Ieder van hen weet dit, dus je kunt het ieder vragen.
Each of them knows this, so you can ask anybody. Of jij of hij heeft het fout. Either you or he is wrong. De scheids zei: elke bal moet hard opgepompt worden. The referee said: each ball must be pumped hard. Geen auto mag onveilig zijn, helemaal geeneen! No car may be unsafe, none at all! Bijna niemand weet dit. Hardy anyone knows this. Some 15 students attended the lecture. Ongeveer 15 studenten woonden de lezing bij Elke vis kan zwemmen, dat is duidelijk. Any fish can swim, that is clear. Elk lid van de partij moet stemmen, iedere stem telt. Each member of the party must vote, each(every) vote counts. Jullie 2 moeten nu vertrekken, ja jullie allebei! The two of you must leave now, yes both of you! We zagen vogels zowel als vissen. We saw both birds and fish. ©BtB


Download ppt "Ga naar (klik op een van de onderstreepte):"

Verwante presentaties


Ads door Google