Download de presentatie
1
Hoofdstuk 4 'De keizer, de paus en de grenzen van de macht' Tijd van Steden en Staten 1000 – 1500
2
5 kenmerken van het tijdvak
Strijd tussen geestelijke en wereldlijke macht in de christelijke wereld Kruistochten (expansie christelijke wereld naar buiten toe) Ontstaan nieuwe steden door opkomst handel en ambacht Stedelijke burgerij wordt steeds belangrijker en de zelfstandigheid van de steden nemen toe Ontstaan staten en efficiëntere centralisatie van besturen.
3
Geestelijke macht Wereldlijke macht
H.4.1 – Paus en Keizer Alle West-Europese landen = Katholiek Heersende opvatting: – God had de aarde geschapen. – God had de 3 standen ingesteld die ieder een taak kreeg. – God had de paus en de keizer als plaatsvervangers aangesteld om in zijn naam te heersen. Geestelijke macht Wereldlijke macht PAUS KEIZER (heerschappij over de (Bestuursmacht over kerk en haar gelovigen) landen en mensen)
4
Duidelijke rangorde Geestelijke macht Keizer Koning Hertog Graaf
Markies Etc. Wereldlijke macht Paus Kardinalen Bisschoppen Pastoors Kapelaan Etc.
5
Conflict
6
Splitsing Romeinse Rijk: 395 n.Ch.
De christelijke kerk ontwikkelde in West- en Oost-Romeinse Rijk verschillend. Er ontstonden geschillen tussen o.a. de gebeden tijdens de mis, de verering van beelden. In de Oosterse kerk werd het (opper)gezag van de paus betwist... In de begintijd was het christendom was er geen paus en bepaalde concilies het beleid van de kerk. Veel bisschoppen waren dan ook tegen de opvatting dat de bisschop van Rome in kerkzaken het laatste woord had. Had hij het recht zich het allerhoogste leider van alle christenen te noemen?
7
Het Oosterse Schisma: 1054 Paus Patriarch van Constantinopel
→ Leider van alle christenen Paus Leo IX zond in dat jaar gezanten naar Constantinopel in de hoop de geschillen te beslechten. Resultaat: wederzijdse banvloeken. Het Oosterse Schisma was een feit! Patriarch van Constantinopel → Leider van de kerk in het Byzantijnse Rijk, maar ook van de kerk van Rusland. Patriarch Michael Cerularius gaf niet toe. Patriarch wilde niet onderdanig zijn aan de Paus. In dit deel van Europa (balkan en zo) is het Orthodoxe christendom aan de macht, elk land heeft een religieuze leider.
8
De Investituurstrijd
9
Op zoek naar eenheid Daarnaast benoemde de keizer graag bisschoppen tot leenmannen...Waarom?
10
Een bisschop mocht niet trouwen en geen kinderen krijgen.
Zo zou zijn leen na zijn dood terug naar te keizer gaan. Aan de andere kant: Het kerkelijke recht bepaalde dat inwoners en priesters hun bisschoppen mochten kiezen... waarna de paus hem officieel benoemt. Die plechtigheid wordt de investituur genoemd. De Investituur
11
Hervormingsbeweging Zucht naar rijkdom, genot en macht van de priesters, bisschoppen en pausen.
12
Geestelijke macht Wereldlijke macht
PAUS KEIZER (heerschappij over de (Bestuursmacht over kerk en haar gelovigen) landen en mensen)
13
Strijd wordt steeds grimmiger
Hendrik III (1039 – 1056) steunde de hervormingsbeweging. Hij kreeg alleen heel veel invloed in het benoemen van paus en bisschoppen, wat niet de bedoeling was. Op een gegeven moment begonnen de paus en de keizer zelfs bisschoppen in eenzelfde stad aan te stellen...
14
Het hoogtepunt van de investituurstrijd
15
Excommunicatie – Boetetocht
De Duitse keizer Hendrik IV wilde zich niet aan de regels van Gregorius houden. Voor straf deed de paus Hendrik IV in de ban. De positie van de keizer werd hierdoor wankel: Zijn onderdanen mochten niet meer naar hem luisteren. Hij mocht niet meer naar de hemel. Hendrik IV ging in 1077 naar Canossa om vergiffenis te vragen. Dagenlang liet de paus Hendrik IV wachten. Pas na bemiddeling van Gravin Mathilde van Toscane en Hugo (abt van Cluny) verleende de paus hem gratie: de kerkelijke ban werd opgeheven.
16
Concordaat van Worms – 1122 En toch weigerde Hendrik IV zich te onderwerpen aan de paus. Een tweede excommunicatie volgde, maar dit keer trok Hendrik IV zich weinig aan. In 1084 slaagde hij zelfs Rome te bezetten en een eigen paus te benoemen: Clemens III. Door deze paus liet hij zich tot keizer kronen. Pas in 1122 kwam daar een eind aan met het Concordaat van Worms. In dit verdrag werd vastgelegd dat een bisschop zowel een geestelijke als een wereldlijke taak had: Scepter: symbool van wereldlijke macht. Kromstaf: symbool van kerkelijke macht. → De paus had gewonnen: hij had zich aan de greep van de staat ontworsteld. Concordaat: overeenkomst
17
En nu... opdracht 3 blz. 103! Bron 12:
Wereldlijke macht: 5, 6, 7, 8, 9. Geestelijke macht: 1, 2, 3, 4, 8. In artikel 7 stelt de paus dat hij de keizer mag afzetten. Daar plaatst hij zich dus boven de keizer.
18
Hoezo een keizer? Anders dan de naam doet vermoeden was het een los verband van staten, stadstaatjes en kerkelijke gebieden, die in naam vielen onder een door keurvorsten gekozen keizer. De macht van de keizer was vooral symbolisch; als het erop aankwam, trokken de vorsten en hoge edelen zich weinig van hem aan. Stam: door de versnippering! Het Heilige Roomse Rijk (962 – 1806)
19
Macht vergroten De keizer moest het hele rijk beschermen en besturen
De stamhertogen hielpen daarbij: ze adviseerden hem in bestuurszaken en vochten aan zijn zijde in geval van oorlog. Zowel de keizer als de stamhertogen wilden over een groot gebied met vaste grenzen heersen dan alleen over een stam... De stamvorsten wilden landsheer worden; de keizer wilde opperlandsheer worden van heel het Duitse Rijk. Uitbreiding van zijn macht kon alleen ten koste gaan van de stamvorsten → hij moest hun gebieden veroveren en nieuwe burchten of steden stichten.
20
Barbarossa (1152 – 1190) Oftewel: Frederik I, koning van het Duitse Rijk. Het was zo'n vorst die zijn macht wilde uitbreiden. Hij maakte aanspraak op steden in Noord-Italië en breidde zijn eigen gebieden in het Duitse Rijk. Hij was echter veel onderweg waardoor er gevaar ontstond van onrust en opstand in zijn Duitse gebieden. Hij zocht naar bondgenoten, die hij vond in Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen. In ruil van zijn zijn trouw (en om keizer te worden) moest Barbarossa hem een groot gebied geven. Verdere machtstoename van de vorsten was niet te voorkomen...
21
De Gouden Bul (1356) Keizer Karel IV vaardigde uiteindelijk de Gouden Bul uit: daarin erkende hij de 7 aanzienlijke keurvorsten die het alleenrecht hadden de keizer te kiezen.
22
De 7 keurvorsten De lange strijd tussen de keizer en de vorsten was beslist in het nadeel van de keizer. De stamvorsten waren landsheren geworden, de keizer had zijn lansheerschappij over heel het keizerrijk maar zijn titel was puur symbolisch... Voor belangrijke beslissingen had hij de steun nodig van de keurvorsten.
23
En nu... opdracht 8 en 10 blz.103!!
24
Opdracht 8 – Bron 11 en 13
25
Kijkwijzer Context afbeelding: Heeft de afbeelding een titel? Wanneer is het gemaakt? Wie is de maker? Wie is de opdrachtgever? Is het zichtbaar voor publiek? Is er gebruik gemaakt van symboliek? Interpretatie: Met welk doel is de afbeelding gemaakt? Wat zegt de afbeelding over de tijd waarin deze is gemaakt? Beschrijving afbeelding: Wat is er te zien? Beschrijf de personen en hun onderlinge relatie, de voorwerpen en de achtergrond van de voorstelling. Welke effecten (kleur, licht-donker), overdrijvingen of vertekeningen zijn er?
26
Antwoorden vraag 8 a. Geestelijke macht: bisschopsstaf (kromstaf), sleutel en mijter. Wereldlijke macht: scepter, zwaard en kroon. b. Onderdanigheid: bron 11: Christus is groter en zit hoger dan de paus en de keizer; bron 13: de abt van Cluny en de gravin zitten, terwijl Hendrik IV knielt. De eerste twee zitten hoger dan de koning. c. Bron 11: kan de opdrachtgever iemand uit de kerk en iemand met wereldlijke macht zijn, want er is geen echt verschil tussen paus en keizer. Bron 10: de paus of de abt of de gravin. d. Bron 11 is gemaakt door een neutraal iemand, want de paus en de keizer krijgen van Christus evenveel macht en zijn even groot en in dezelfde positie afgebeeld. Bron 13 is van een aanhanger van de paus, omdat hier Hendrik IV nederig wordt afgebeeld. Hij onderwerpt zich.
27
Antwoorden vraag 10 a. De keizer gebruikt in dit geval een gouden zegel, terwijl dat van de hertog van lak of was is. De keizer draagt een kroon, de hertog niet. b. Er staan twee leeuwen en twee torens/steden. Hij heeft de bijnaam ‘de Leeuw’ en hij bestuurt twee belangrijke gebieden, namelijk Saksen en Beieren. c. De keizer zit in het midden op de troon. De wereldlijke vorsten staan rechts, de bisschoppen links en dan de belangrijkste het dichtst bij de keizer. Bijvoorbeeld rechts staat eerst de koning van Bohemen en daarnaast staan pas de hertogen. d. De bisschoppen dragen documenten/privileges; dat zijn niet per se symbolen van geestelijke macht. De hertogen en de koning dragen wel symbolen van wereldlijke macht, namelijk zwaard en sleutel.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.