Download de presentatie
GepubliceerdDiana Verhoeven Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?
2
Tegenwoordige tijd werken Ik werk Jij werkt Hij/zij/het werkt
Wij werken Jullie werken Zij werken Dus: Haal ‘en’ weg Kies juiste uitgang (geen, ‘t’, of ‘en’)
3
Stam De stam van het werkwoord + Werkwoord zonder ‘en’.
Die gebruik je om andere vormen te maken. Let op: lopen => loop Verhuizen => verhuis
4
Verleden tijd Werken Ik werkte Jij werkte Hij/zij/het werkte
Wij werkten Jullie werkten zij werkten Redden Ik redde Jij redde Hij/zij/het redde Wij redden Jullie redden Zij redden Dus: Stam + te of ten Of: Stam + de of den
5
Verleden tijd Te of de op het einde? Hoe zit het nou?
Gebruik ‘t kofschip om de juiste keuze te maken.
6
‘t kofschip De stam (of ik-vorm) eindigt op t k f s ch p, dan voeg je te of ten toe. Dus: werk te Te of ten ook als de stam eindigt op een Engelse sis klank. Dus: crash te Anders: de of den. Savede en hoorde.
7
Voltooide tijd Hier geldt eigenlijk dezelfde regel. ‘t kofschip als:
de stam op een van de letters uit ‘t kofschip eindigt of als de stam op een Engelse sisklank eindigt.
8
Voltooide tijd Dus: Ik heb geschat Ik heb gesaved Ik heb gehoord.
9
Truc Vind je de kofschipregel lastig om te onthouden?
Probeer dan eens het volgende: Maak het woord langer en luister naar de uitgang. Bijvoorbeeld: Ik heb geluisterd, want hij luisterde.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.