De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Renaissance in de zestiende eeuw

Verwante presentaties


Presentatie over: "Renaissance in de zestiende eeuw"— Transcript van de presentatie:

1 Renaissance in de zestiende eeuw
H.5 De Bespiegeling.vwo HOMO UNIVERSALIS Renaissance in de zestiende eeuw

2 HOMO UNIVERSALIS: Da Vinci
Renaissance in de zestiende eeuw Zwaartepunt van de renaissance verschuift rond 1500 van Florence naar Rome. Centrum van de Renaissance nu in Rome. Onder Paus Julius II wordt het klassieke erfgoed ingezet om de macht van de katholieke kerk uit te drukken.Verzet hiertegen door opkomst van het Humanisme en Reformatie. Reformatie leidt uiteindelijk tot de afscheiding van de protestandse kerk en herbezinning binnen de R.K. kerk. Renaissance verspreidt zich in de 16e eeuw over de rest van Europa, en groeit uit van afgewogen stedelijke stijl tot een uitbundige hofstijl. De mens en zijn wereld zijn de onderwerpen van studie De glimlach van Mona Lisa: ‘Wie wilde zien hoe getrouw de kunst de natuur vermag na te bootsen kon dit aan de hand van dit hoofd gemakkelijk nagaan want Leonardo had er met de fijnste schildertechniek de geringste details in weergegeven: de ogen immers bezaten alles van de vochtige glans die men altijd bij levende mensen aantreft (…) de wenkbrauwen waren zo natuurgetrouw als het maar kon, want hij had zelfs laten zien hoe de haartjes waren ingeplant, hier wat dichter en daar wat dunner (…) Wie al zijn aandacht schonk aan het kuiltje in de hals, die zag daar het kloppen van haar hart.’ Giorgio Vasari beschrijft omstreeks 1550 een portret van een Florentijnse dame geschilderd door Leonardo da Vinci ( ). De beschrijving geeft aan wat zestiende-eeuwers waarderen in een schilderij: een volmaakte suggestie van levensechtheid. Leonardo da Vinci Mona Lisa 1503

3 HOMO UNIVERSALIS: Da Vinci
Renaissance in de zestiende eeuw Hofkunstenaar in Milaan: In een sollicitatiebrief voor een betrekking aan het hof van Ludovico Sforza, hertog van Milaan, prijst Leonardo zichzelf aan als ontwerper van handige snufjes voor de oorlogvoering. Hij noemt uivindingen als : kanonnen,mortieren, katapulten en andere ‘buitengewoon doeltreffende machines’. Pas tegen het eind van de brief noemt hij nog een ander talent: beeldhouwen en schilderen. Hij is voortdurend bezig met nieuwe uitvindingen en theorieën: van fiets tot anatomie. Kunst is voor Leonardo een intellectuele aangelegenheid. De schilderkunst, als weergave van de zichtbare werkelijkheid en van menselijke gemoedstoestanden, is in zijn ogen de ultieme wetenschap. Spiegelschrift ‘Het laatste avondmaal’

4 Veelzijdig talent: Michelangelo
Humanistisch ideaal: Begin 16e eeuw lijkt de tijd aangebroken om het ideaal van de homo universalis in praktijk te brengen. Geen enkel doel lijkt onbereikbaar. Roekloosheid en zelfoverschatting liggen echter op de loer. Ontdekkingstochten nar onbekende gebieden zijn altijd vol vertrouwen over de goede afloop. Zucht naar ‘meer, groter en alles willen weten’ is typerend. De bijna goddelijke status van da Vinci blijkt ook zijn verhouding tot de opdrachtgever: grote vrijheid bij de uitvoering van zijn opdrachten. Michelangelo: Michelangelo Buonarroti is even veelzijdig als da Vinci: beeldhouwer, schilder, architect, ingenieur, dichter en kunsttheoreticus. In 1501 krijgt Michelangelo de opdracht voor de David. Anders dan bij Donatello is David hier een zelfbewuste held, straalt kracht en onderhuidse spanning uit. Door zijn plaats bij de ingang van het stadhuis Palazzo Vecchio wordt het een symbool voor de jonge republiek Florence. Als Paus Julius II Michelangelo naar Rome ( de stad waar de klassiek ruïnes weinig aandacht kregen) haalt staat de stad onder aanvoering van het Vaticaan aan het begin van een eigen renaissance. Piëta David 1501 Moses Madonna

5 Veelzijdig talent: Michelangelo
Sixtijnse kapel: ‘De schepping van Adam’ is een onderdeel van de plafondfresco in de Sixtijnse kapel. Adam wordt hier afgebeeld als het evenbeeld van God met proporties van beelden uit de klassieke oudheid. Michelangelo laat hier iets anders zien als in het Oude Testament staat: dat God de mens schiep uit het stof van de aarde. Hij laat de schepping van Adam zien op het moment waarop het stoffelijk lichaam bezield wordt. Hierin is de invloed van de Griekse filosoof Plato terug te vinden: de wereld van de ideeën, van de ‘ziel’ is van een hogere orde dan de direct waarneembare stoffelijke wereld. Christelijke leer gekoppeld aan idealen uit de oudheid. Schepping van Adam David 1501

6 Een nieuwe St.Pieter Kunst voor de paus: In de 16e eeuw is de paus behalve leider van de kerk ook een belangrijk wereldlijke machthebber. Pausen zijn altijd afkomstig uit de rijkste en machtigste families en drukken ook hun stempel op het culturele leven. Rome moet schitteren als centrum van de kerk en de hele wereld.. De pausen nemen startten daarom grootse kunstprojecten. Paul Julius II zet de toon. Hij besluit een volledig nieuwe Sint=Pieter te bouwen, een volmaakt bouwwerk waarvoor de beste beeldhouwers en architecten naar Rome worden gehaald. Deze samenkomst van talent brengt andere kunstenaars op ideeën en luidt daarmee de ‘hoge renaissance ’in. De kunstenaars kunnen van de verzameling klassieke beelden van Julius II bestuderen en natekenen. Via hun prenten en tekeningen wordt kennis over de klassieke oudheid verspreid.

7 Een nieuwe St.Pieter: Bramante
Ontwerpen en bouwen: Het Tempietto van Donato Bramante is het renaissance-ideaal. Het is een klein, maar volmaakt harmonisch bouwwerk, geheel symmetrisch vanuit één centrum. De centrale plattegrond – als afspiegeling van de kosmos, het ideaal in de christelijke bouwkunst – is gecombineerd met de klassieke regels voor maat en verhouding. Voor de Sint Pieter maakt hij een vergelijkbaar plan; de combinatie van cirkel en vierkant bepaalt het ontwerp. Binnen een vierkante plattegrond is de hoofdvorm een Grieks kruis. Bij zijn dood in 1514 is alleen de fundering van het koor gelegd. Nadat Rafaël en Antonio de Sangallo korte tijd de bouw hebben geleid krijgt Michelangelo in 1546 de leiding over de nieuwbouw. Hij voegt een ritme van pilasters toe en legt de aandacht op de centrale koepel geplaatst op een cilindervormige trommel. De koepel is bij zijn dood in 1564 nog niet gebouwd. Ontwerp voor de St. Pieter Michelangelo Ontwerp voor de St.Pieter Bramante 105 Het moet een volmaakt bouwwerk worden en het stralende middelpunt van de christelijk kerk. Bramante: Tempietto 1502

8 Een nieuwe St.Pieter: Rafaël
Propaganda: Paus Julius II doet aan ‘image building’, de grote kunstprojecten moeten zijn roem versterken. In 1508 geeft hij Rafaël opdracht de muren van zijn vertrekken te beschilderen met scènes die de superieure positie van de paus versterken. In ‘de school van Athene’ schildert Rafaël Plato en Aristoteles in gesprek, omgeven door een imposante architectuur, een uitbeelding van hoe ooit de Sint-Pieter eruit zou komen te zien. Een demonstratie van macht en rijkdom. De uit adellijke families voortkomende pausen laten het graag ‘breed hangen’. Toe paus Leo X, de opvolger van Julius benoemd werd was zijn reactie ’God heeft ons het pausschap gegeven, laten we ervan genieten’. Madonna del Granduca Galatea De School van Athene Detail

9 De Grote meesters: Titiaan
( Leonardo da Vinci, Michelangelo, Rafaël, Titiaan ) Danae Venus van Urbino Doornenkroon 1517 Maria Hemelvaart

10 Luxe en vermaak: Andrea Palladio
Villa suburbana: In de steden heb je de palazzi, op het platteland wordt het buitenhuis, de villa suburbana, een trend. Een nostalgisch verlangen naar het platteland. Andrea Palladio ontwerpt villa La Rotonda waarin nadrukkelijk verbanden met de klassieke tempels, in dit geval het Pantheon. Hij past echter wel de klassieke regels naar eigen inzicht toe. Evenwichtige verhoudingen van de onderdelen t.o.v. het gebouw als onderling zijn waar het in zijn ontwerpen om draait. We zien een volledige symmetrie, een gesloten geometrisch systeem die het tegendeel lijkt van de omringende natuur. Tegelijk is het huis juist aan alle kanten op de omgeving gericht. Villa Rotonda 1566 ‘Palladiostijl’ Doorsnede Villa Rotonda San Giorgo Maggiore

11 Luxe en vermaak Stravaganza: De stravaganza is een uitbundig feest in Florence dat dagen achtereen voortduurt: en bestaat uit parades, ontvangsten, gekostumeerde optochten, toneelstukken en concerten. Het hoogtepunt is de ‘dramma per musica’ , waarbij de genodigden van de ene sensatie naar de andere wordt geleid.. Decors zijn levensecht. Met toneelmachinerieën creëerde men zelfs vulkaanuitbarstingen, spuwende draken en zeeslagen. Onderdeel van de feesten is ook het opvoeren van de komedie ‘La Pellegrina’ in de Uffizi (kantoren). Het toneelstuk wordt enkele keren onderbroken door de tussenspelen, de intermedi. De inhoud hiervan staat los van het toneelstuk. Bij de eerste intermedi bij La Pellegrina stelt het decor de hemelse sferen voor, solisten en koren zitten op wolken. Deze intermedi van Florence spelen een rol in het ontstaan van de opera en de theaterdans. A voi, reali Amanti Decors intermedi Intermedi 2

12 Luxe en vermaak Ballet comique: In 1581 plundert Catharina De’ Medici ( gehuwd met de Franse koning Hendrik II) de staatskas om het huwelijk van Margaretha van Lotharingen op te luisteren. In Le ballet comique de la reine Louise wordt de traditie van de intermedi uitgebreid tot een meer avondvullend muziek- en dansevenement rond een thematisch verhaallijn. Indrukwekkende praalwagens, o.a. met een fontein, waarop musici, dansers, zangers en hovelingen trekken het Louvre binnen. De choreografie van de dansen bestaat vooral uit figuur-dansen, waarin met grote precisie geometrische figuren op de dansvloer in elkaar overlopen. De voorstelling is een eerste voorbeeld van het klassieke hofballet. Figuurdans Fonteinwagen

13 Hofmuziek Orlando di Lasso: Ook in de 16e eeuw spelen de Vlaamse of Nederlandse componisten een grote rol aan de belangrijke hoven. Orlando di Lasso is laatste vertegenwoordiger hiervan. Het levensverhaal van di Lasso lijkt wel wat op dat van een hedendaagse topvoetballer, compleet met internationale transfers. Als jong talent gescout, werkt hij vanaf zijn twaalfde! in dienst van hoven en kerken in Italië. In Napels ontdekt hij de villanelle en de moresque. Liedjes in de volkstaal over luchtige onderwerpen die gemakkelijk in het gehoor liggen. Hai lucia is een voorbeeld van een moresque: een parodie op de wijze waarop Moren (‘gente negra’) in de straten van Napels muziek maken. Hun snaarinstrumenten worden met zangstemmen nagebootst. Orlando di Lasso ‘Tutto lo di’ Muziekdrukken: De eerste muziekdrukken verschijnen rond 1500 in Venetië. In de loop van de 16e eeuw wordt ook Antwerpen een uitgeversstad. De mogelijkheid muziekstukken te drukken, te bundelen en uit te geven is van grote betekenis voor de verdere muziekgeschiedenis. Streekgebonden muziekstijlen beïnvloeden elkaar nu sneller en vaker. Het werk van di Lasso is hiervan een voorbeeld. Zijn It. madrigalen, Fr. chansons en Dui. liederen raken verspreidt over Europa. De muziek van een componist kan nu overal gespeeld worden, waardoor deze minder afhankelijk wordt van zijn broodheer. De componist oogst roem en verhoogt zijn status. Di Lasso wordt zelfs in de adelstand verheven.

14 Hofmuziek Madrigalen: Een madrigaal is een zangstuk met wereldse tekst, meestal over de liefde. In de polyfonie uit de 16e eeuw speelt de cantus firmus van de tenorstem geen hoofdrol meer. Aandacht voor tekstexpressie is nu kenmerkend. De strekking van de tekst bepaalt de muziek. De cyclus Lagrime di San Pietro van Orlando is hiervan een voorbeeld. Nog expressiever is het madrigaal Giunto a la tomba geschreven door Giaches de Wert op een al bestaande tekst. De woorden van kruisvaarder Tancredi worden eerder gedeclameerd dan gezongen. Zijn tranen op het eind komen in een vloeiende meerstemmige melodie tot uitbarsting. Claudio Monteverdi, de grote componist van de 17e eeuw, beschouwt hem als voorloper.

15 Begin eigentijds theater
Vitruviaans theater: (‘klassiek’ theater) In de 16e eeuw worden, door toedoen van genootschappen, de klassieke theaterstukken heropgevoerd, eerst alleen tijdens hoffeesten op een tijdelijk toneel. In Vicenza wilde men een meer toepasselijke omgeving. Palladio zelf ontwierp een ‘klassiek correct’ theater, het Teatro Olympico. Het is een reconstructie van een klassiek theatergebouw, gebaseerd op de oude ruïnes en de geschriften van Vitruvius. In 1551 beschrijft architect en theoreticus Sebastiano Serlio voor elk van de drie klassieke theatervormen het meest ideale decor: het vaste renaissancedecor voor de tragedie, de combinatie renaissance en gotisch voor de komedie en de nagebootste natuur voor de satire. Openingen in de toneelwand bieden uitzicht op straten die ver door lijken te lopen door toepassing van perspectieftrucs. Teatro Olimpico 1584

16 Begin eigentijds theater
Commedia dell’arte: ( straattoneel) Naast het klassieke theater wordt ook het volkstoneel een volwaardige kunstvorm: de commedia dell’arte. Hier geen vaste regels, alles draait om improvisatie. Rond het verhaal van twee jong geliefden ( Giorgia en Lucia) die tegengewerkt worden, figureren andere vaste rollen, in Italië maschere (maskers) genoemd. De maschere zijn de echte hoofdrolspelers, zij improviseren en maken van hun rol veelal een karikatuur. Pantalone de vrek met lange haakneus, Capitano de veldheer. De publiekslievelingen zijn echter de ‘zanni’, de – tevens acrobatische - knechten die iedereen op het toneel, maar ook het publiek voor schut zetten. De zanni zijn weer te onderscheiden in verschillende typen waaruit zich later zelfstandige rollen ontwikkelen.: Arlecchino wordt harlekijn, Pedrolino wordt Pierot en Pulcinello wordt Punch of Jan Klaassen. Pulcinello Jan Klaassen Arlecchino

17 Begin eigentijds theater
Het Elizabethaans theater: De commedia dell’arte vindt zijn oorsprong in het straattoneel. De spelers trekken rond van stad tot stad. Ze hebben geen vast dienstverband, regelen hun eigen financiën en bepalen hun eigen repertoire. In Engeland ontstaan aan het eind van de 16e eeuw toneelgezelschappen die ook zelfstandig opereren maar de voorkeur geven aan vaste theaters. Aan het eind van de eeuw staan er in Londen al zes van deze theaters en kan het publiek kiezen uit verschillende voorstellingen. Soms krijgen de gezelschappen een vast loon van een theaterexploitant, soms hebben ze hun eigen theater, zoals het gezelschap van William Shakespeare. Zijn gezelschap staat bekend als Lord Chamberlain’s Men. Shakespeare is geen hofkunstenaar, zijn beschermheren hebben geen invloed op de keuze van zijn stukken en geven ook geen opdrachten. Hun doel is vooral dat de spelers zich kunnen onderscheiden van de losbandige rondreizende gezelschappen, sociaal gelijk aan zwervers. Deze Londense theaters en de klassiek theaters uit Italië staan model voor schouwburgen die vandaag de dag gebouwd worden.

18 N.-Europese Kunstenaars
Shakespeare: De Italiaanse renaissance is van invloed op de moderne theatergeschiedenis; het model voor het theatergebouw, bewegende decors en de eerste theatergezelschappen. Aan het hof worden echter vooral stukken van schrijvers uit de oudheid opgevoerd. Shakespeare is de eerste moderne toneelschrijver: historiestukken, tragedies en komedies die nog steeds gebruikt worden voor theaterbewerkingen, opera’s, musicals en films. Shakespeare’s dichterlijke taal klinkt als een melodie, zijn stukken beschikken over tijdloze thema’s. Het werkelijke verhaal is ondergeschikt aan thema’s als schijn en wezen, orde en chaos, vrijheid en afhankelijkheid of ‘to be or not to be’. Zo kan zijn Romeo en Juliet moeiteloos geactualiseerd worden; West Side Story met New York als decor en Romeo and Juliet in Verona Beach. De ‘onmogelijke’ liefde met tragische afloop.

19 N.-Europese Kunstenaars
Dürer: De drukkunst is ook belangrijk voor de beeldende kunst: grafische technieken. Boek- en prentdrukkunst lopen parallel op. Hierdoor wordt Albrecht Dürer de meest invloedrijke en populaire N.-Eur. kunstenaar in deze periode. Zijn atelier specialiseert zich in druktechnieken. Met name de kopergravure maakt een grote oplage mogelijk. Deze diepdruktechniek is een soort combinatie van de houtsnede en graveerkunst van de zilversmeden. Hoewel hij veel in opdracht werkte is hij minder afhankelijk van hen en kan hij met het verspreiden van prenten een eigen bedrijf voeren. In zijn geschilderde zelfportretten zien we renaissance: het straalt zelfbewustzijn uit. De kunstenaar die zijn talent steekt in het afbeelden van zichzelf is een nieuw verschijnsel in de kunstgeschiedenis. Zelfportret Het perspectief De vier ruiters van de Apocalyps Adam en Eva

20 N.-Europese Kunstenaars
Bruegel: In het werk van Pieter Bruegel zien we minder de invloed van de Italiaanse renaissance, wel is de gedetailleerde stijl van de Vlaamse Primitieven herkenbaar, evenals het gebruik van perspectief. Ook geen verwijzingen naar klassieke thema’s. Bruegel vormt de schakel met de Nederlandse 17e eeuwse schilderkunst met haar voorliefde voor volkse taferelen. In De Boerendans geen religieuze of klassiek thema’s. Boeren vieren hier feest, een stuk meer ongedwongen dan aan het hof. In Italië is weinig bewondering van deze stijl. Michelangelo: ‘In Vlaanderen schilderen ze slechts om het uitwendige oog te bedriegen…’. In Vlaanderen wordt de werkelijkheid afgebeeld, in Italië wordt de ideale werkelijkheid afgebeeld. Terugkomst van de jagers Boerenbruiloft 1568 Toren van Babel Herberg Icarus

21 N.-Europese Kunstenaars
Matthias Grünewald is de tegenpool van Dürer. Grünewald werkt zo in het verborgen dat zijn eigenlijke naam : Mathis Nithart, pas kort geleden is ontdekt. Dürer werd al snel internationaal beroemd, Grünewalds roem is pas in de 20e eeuw gevestigd. Zijn voornaamste werk is het Isenheim altaar, de noordelijke tegenhanger van de Sixtijnse kapel. In de geschiedenis van de westerse kunst is de gemartelde Christus vaak afgebeeld, maar nooit aangrijpender dan hier. (Maniërisme)

22 Noord-Europese Architectuur
Lescot: Binnenplein Louvre Chateaux Chambord St. Pierre Caen

23 Reformatie Maarten Luther:In 1517 spijkert Maarten Luther de 95 stellingen aan de kerkdeur in het Duitse Wittenberg, gericht tegen de gang van zaken in de katholiek kerk, m.n. de buitensporige geldstroom richting Rome. De handel in aflaten is hem een doorn in het oog. Al in de 12e eeuw riep Bernardus van Clairveaux de kerk al op tot meer nederigheid. Door de drukkunst werden de standpunten van Luther in korte tijd zich over een groot gebied verspreiden, de pamfletten werkten als een lont in een kruitvat. Luthers hervormingen leidden de reformatie in, wat uiteindelijk leidde tot en breuk met de rooms-katholiek kerk en het ontstaan van protestandse kerken. Beeldenstorm: Volgens Luther is Gods oordeel over de mens een gegeven, de mens moet dit eenvoudigweg in nederigheid aanvaarden. Het is onmogelijk Gods genade te krijgen met geldelijke offers boetedoeningen of pelgrimages. Het geloof is hem een zaak van persoonlijk geweten, de Bijbel is daarbij de enige bron. Hij laat deze vertalen uit het Latijn naar de volkstaal. In plaats van vaste rituelen met Latijn als voertaal, staat in de protestandse kerk de bijbellezing in de eigen taal centraal. Voorwerpen die als plaatvervanger aanbeden worden keurt hij af bv. het branden van een kaarsje bij een Mariabeeld is zinloos. De beeldenstorm, het vernietigen van beelden en andere religieuze objecten is een ontlading van protest tegen de katholieke kerk. De preekstoel staat centraal voor het ‘Woord’, en niets dat de gelovigen afleidt van het Woord. De kerk dient leeg en kaal te zijn. Beeldenstorm 1566

24 Reformatie Psalmen en gezangen: Ook voor de kerkmuziek is de reformatie niet zonder gevolgen. De protestanten zijn tegen de steeds ingewikkelder wordende polyfonie in de kerk. Luther is een voorstander van de gemeentezang. Iedereen, ook de ‘kikvorsen en raven’ zingt mee. In Geystlich Gesanck Büchlein het eerste Lutherse gezangboekje staan liederen met teksten van Luther zelf. Voor koren werden de liederen vierstemmig gezet, met de tenor voor de melodie. De kerkgangers kunnen eenstemmig meezingen met de tenorstem. Johannes Calvijn, een andere hervormer eist voor kerkliederen enkel rechtstreekse bijbelteksten. Voor calvinistische kerken worden voor de 150 psalmen de teksten uit het oude Testament gebruikt, op melodieën ontleend aan o.a. volksmuziek. Zowel de kwaliteit van de vertaling als de muzikaliteit van de eenstemmig meezingende kerkgangers roept vaak kritiek op. Luther Huygens 1670: ‘Inderdaad, het laat sich onder ons veeltijds aanhoren, als ofter meer gehuylt ofte geschreeuwd dan menselick ghesongen worde. De toonen luyden dwars onder een, als gevogelte van verscheide becken. De maten stryden als puttemers d’een dalende soveel d’ander ryst’. Een monnik en een theoloog (de wolven) verslinden het lam (de gemeente), houtsnede uit 1539

25 Contra-reformatie Concilie van Trente: ( ) Om een front te vormen tegen de reformatie belegt de paus in 1545 het Concilie van Trente. Tot verzoening tussen katholieken en protestanten komt het niet, wel tot hervormingen binnen de katholieke kerk. Hier en daar wordt gemoderniseerd en wat aangepast. Dit concilie betekent het begin van de contra-reformatie: de beweging die de katholieke kerk weer moet laten schitteren als enige echte kerk. Deze beweging bepaalt voor een belangrijk deel het aanzien van de barokkunst in de zeventiende eeuw. Ook het gebruik van kerkmuziek verandert: minder werelds van karakter, geen al te complexe polyfonie, minder luidruchtige instrumenten en minder onverschilligheid bij de zangers. De sobere aanpak van Giovanni da Palestrina krijgt waardering. Hij krijgt de opdracht van paus Gregorius XIII het gregoriaans te hervormen. Zijn werk is bepalend voor de nieuwe kerkmuziek: Missa Viri Galilea. ‘Alma Redemptori Mater’ ‘Zij dienen ook al die muziek uit de kerk te verbannen, die, in de zang of het orgelspel, zaken bevat die wellustig of onzuiver zijn.’

26 Maniërisme De stijl die volgde op de Hoogrenaissance wordt Late Renaissance of Maniërisme genoemd. In de schilderkunst wordt de navolging ( ‘manièra’ )van Michelangelo en Rafaël als essentieel gezien. Maar ‘manièra’ betekent ook: stijl in de zin van gratie en elegantie. Maniërisme heeft vanaf de 17e eeuw de negatieve betekenis gekregen van gekunsteld. Tintoretto: Christus voor Pilatus Bologna: Roof van de Sabijnse Maagden Parmigiannino: Madonna met de lange hals, 1535 Cellini: zoutvaatje

27 Maniërisme Overgang van Hoog-Renaissance naar Barok
‘Loslaten’ van de strenge regels van de Hoog-Renaissance. El Greco: Christus verdrijft de handelaren uit de tempel. Pontormo: kruisafname

28 Samenvatting * Paus Julius II streeft naar een machtige kerk, op religieus en wereldlijk gebied. * Renaissancestijl is geschikt om dit uit te drukken: het antieke Rome herleeft. * Nieuwbouw en uitbreiding van de St.Pieter, Michelangelo * Renaissancekarakter verandert, groter, gevarieerder en pompeuzer. * In schilderkunst worden de regels minder streng nagevolgd. * Groeiend verzet tegen het geldverslindende uiterlijk vertoon van Rome. * Reformatie: afscheiding van de protestandse kerk: Luther. * Contrareformatie om macht en eenheid te herstellen. * Kerkmuziek wordt sober, polyfonie verliest terrein  tekst en inhoud duidelijker. * Gelovigen tijdens de dienst zingen mee, psalmen vertaald in volkstaal en op muziek gezet. * Wedergeboorte van het klassieke toneel. ( klassieke bronnen van Vitruvius) * Theaters in Italië en Engeland model voor latere theaters. * Shakespeare en Commedia dell’arte zorgen voor vernieuwing toneelrepertoire. * Dans, muziek en theater belangrijke onderdelen voor feesten aan hoven. * Italiaanse hofstijl overgenomen door Franse hof. * In Frankrijk dans belangrijk tijdens feesten ontstaan hofballet.


Download ppt "Renaissance in de zestiende eeuw"

Verwante presentaties


Ads door Google