De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Leren in de buitenschoolse opvang

Verwante presentaties


Presentatie over: "Leren in de buitenschoolse opvang"— Transcript van de presentatie:

1 Leren in de buitenschoolse opvang
Nynke van der Schaaf kenniskring Integraal jeugdbeleid Docent P.A.

2 Workshop Welkom Waarom dit onderzoek? Wat houdt het onderzoek in?
Wat is het doel van dit onderzoek? Eerste resultaten veldverkenning Raadpleging / discussie

3 Waarom dit onderzoek? De bso is een nieuwe praktijk/wereld voor kinderen

4 Interesse beleidsmakers voor buitenschoolse tijd van kinderen: - verlengde schooldag, naschoolse activiteiten, dagarrangementen Vanwaar deze interesse?

5 Vanwaar deze interesse?
Achterstanden wegwerken - binnen school - voor school: vve Talenten van kinderen stimuleren SIRIUSprogramma Maar nu ook na school: buitenschoolse opvang én naschoolse activiteiten

6 Nieuw idee? Vroeger: Rijkens, R.G. (1845). De bewaarschool: praktische handleiding, ten diensten van hen, die bewaarscholen wenschen op te rigten en daarin werkzaam moeten zijn. Leeuwarden: G.T.N. Suringar “Tot de schoonste inrigtingen van weldadigheid onzer eeuw behooren ongetwijfeld de Bewaarscholen, inzonderheid voor kinderen uit de meest behoeftige volksklassen, waarbij de beschaving nog zoo veel te wenschen overlaat. […] …krachtig gewerkt kan worden op de zedelijke verheffing van nagenoeg de helft der bevolking.” Verheffing van de laagste klasse van het volk. Bijbrengen van beschaving. Bijbrengen van godsdienst.

7 Nu: - opvangen van kinderen vanwege werkende ouders; - wegwerken achterstanden én het stimuleren van talenten van álle kinderen

8 Wat houdt het onderzoek in?
thuis - school - BSO Wat is leren: - Gee (2004): natuurlijk leren, cultureel leren en instructioneel leren - Lave & Wenger (1991): gesitueerd leren Leren in de bso

9 Natuurlijk, instructioneel en cultureel leren
J. Gee (2004) Natuurlijk: moedertaalverwerving, lopen Dit is een proces dat biologisch gefaciliteerd wordt en dat alle mensen ongeveer evengoed verwer- ven. Rijping

10 Instructioneel: schoolvakken, soc
Instructioneel: schoolvakken, soc.studies Geen biologisch erfelijke support en enkelen leren het heel goed en veel leren het matig. Biologisch erfelijke support = aangeboren structuren en lichamelijke condities

11 Cultureel leren Cultureel leren: koken, fietsen, lezen, voetballen Sommige processen worden door een cultuur zo belangrijk gevonden dat de groep zich ervan verzekert dat iedereen die het nodig heeft dat pro- ces leert. Iedereen die het nodig heeft, leert het goed genoeg. Cultureel leren: overbrengen waarden en normen, sociale vaardigheden

12

13 Situationeel leren Lave & Wenger (1991)
Gesitueerdheid van leren: de situatie waarin de activiteit plaatsvindt heeft gevolgen voor het leren. Iedere activiteit is gesitueerd: - relationele/sociale karakter van leren - betekenisonderhandeling - betrokkenheid van deelnemers op elkaar en op de activiteit Algemene kennis werkt alleen maar in specifieke omstandigheden: dus als die alg. kennis specifiek wordt gemaakt. Hoe ik heb leren schrijven (handschrift) was door instructioneel leren. Maar hoe ik nu mijn pen vastheb en hoe ik mijn handschrift heb ontwikkeld, komt door mijn nichtje. Haar bewonderde ik: zij schreef heel mooi, zij kon alles goed. Dus ik keek af hoe zij haar pen vasthield en hoe zij schreef en deed dat na. En tot op de dag van vandaag, ondanks mijn latere handschriftscholing op de PA, hou ik mijn pen zo vast.

14 Situationeel leren Leren: legitieme perifere participatie leidt tot volledige participatie Kinderen zijn legitieme perifere deelnemers aan onze maatschappij, die zich ontwikkelen tot volledige participanten. Maar ook binnen BSO: nieuwkomers worden ingewijd door ‘ervaren’ bso-kinderen (Vygotsky). Trajecten waarbij we volwassen NT2-leerders zo snel mogelijk naar de werkvloer brachten, vanuit het idee dat ze dan snel Nederlands zouden leren. Dit bleek vaak op een mislukking uit te lopen, waarschijnlijk omdat deze NT2-leerders niet als legitieme deelnemers beschouwd werden door het betreffende personeel. Vaak kregen deze leerders zulke perifere werkplekken dat taal leren er niet bij kwam kijken, omdat ze geen taal nodig hadden op die plekken: gangen dweilen, wc’s schoonmaken… Als je denkt aan de PA en aan werkplekleren, dan zouden de studenten ook legitieme perifere participanten worden. Dit betekent dat zij door de rest van het team beschouwd worden als legitiem aanwezig. Zij zijn welkom en men weet dat ze niet van deze studenten kunnen verwachten dat ze al als ervaren leerkrachten ingezet kunnen worden: perifeer betekent in dit geval dat je het beroep al wel uitvoert, maar niet alle facetten ervan. Bij instructioneel leren op school is er regelmatig niet sprake van het facet ‘legitiem’. Pubers die niet begrijpen waarom ze iets leren moeten, maar ook nog eens zeggen dat de docent Geschiedenis wel zo’n oen is en er zelf helemaal niets van bakt: deze leerders beschouwen zichzelf niet als legitieme deelnemers.

15 Leren in een BSO Cultureel en situationeel leren: - rijke leeromgeving - onervaren leerders werken met ervaren l - benodigde informatie wordt precies op tijd gegeven - leerders krijgen continu feedback: verbaal en non-verbaal - de onervaren leerder is zich bewust van de kwaliteiten van de ervarene/master

16 Leren is gesitueerd: leerders leren sociale praktijken = de manieren waarop mondelinge en schriftelijke taal worden gebruikt wanneer mensen samen dingen doen. Leren heeft alles te maken met identiteit en identificatie: mensen willen bij een bepaalde groep horen en willen een gewaardeerd en geaccepteerd lid van die groep worden. Al het leren is gevoelig voor zaken als macht, status, solidariteit. Kinderen leren van elkaar hoe een spelletje werkt.

17 Mijn onderzoek Op zoek naar communicatieve situaties waarin sociale praktijken worden geleerd. Hinkelen van Goodwin (20..) Communicatieve situaties moeten aan kenmerken cultureel en gesitueerd leren voldoen: - onervaren met meer ervaren kind/leider - rijke betekenisvolle omgeving, waarbij kinderen betrokken zijn op de activiteit en betrokken zijn op elkaar - betekenisonderhandeling Leren is dus veel meer dan het schoolse leren. Leren is ook ontwikkelen en ontplooien. Leren is in de gaten krijgen hoe de wereld waarin zij leven inelkaar zit, hoe ze zich daarin staande kunnen houden en hoe ze die mee vorm kunnen geven. Leren is ontdekken wat ze kunnen, wat ze durven. Leren is het krijgen van zelfvertrouwen. Leren is leren relaties op te bouwen en in stand te houden. Leren accepteren van gezag en leren om je behoeftes uit te stellen. Zelfstandig leren worden, waarbij leren afhankelijk te zijn heel belangrijk is.

18 Voorbeeld comm. act. Hinkelen

19 Hinkelen Zullen we hinkelen?
Twee jongens knikken en er komt een meisje aanlopen Meisje schrijft de cijfers 1-10 op de tegels. Anderen zoeken geschikte steen om te werpen. Meisje keurt de steen goed. Meisje 1 heeft de leiding en wijst jongen aan die begint en zij noteert met een krijtje de tussenresultaten. Discussiëren of de steen wel in het vak ligt. Volgende neemt de beurt, anderen kijken. Relaties, reekst van gebeurtenissen, rolverdeling, betekenisonderhandeling, beurten, regels,

20 Veldverkenning Op zoek naar comm.situaties t.b.v. focus
Sociale praktijken worden zichtbaar in mondelinge en schriftelijke taal, maar ook non-verbaal in lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen en posities t.o.v. elkaar. Onderzoeksmethode: conversatie-analyse

21 Doel van dit onderzoek Wat wil ik eigenlijk?
Door meer zicht te krijgen op het culturele leren van kinderen in de buitenschoolse opvang, kunnen we bekijken hoe we deze vorm van leren binnen én buiten de BSO beter kunnen stimuleren. De BSO is een (explosief) groeiende wereld voor kinderen en zou een bijdrage kunnen leveren aan het stimuleren van de ontwikkeling en de talenten van die kinderen.

22 Zicht krijgen op een nieuwe wereld: - betekenis voor kinderen - betekenis voor ontwikkeling, ontplooiing en leren van kinderen -

23 Veldverkenning 10 BSO’s in Groningen, Friesland, Drenthe: - Voorlopers en traditionele - Stad en platteland - Achterstandswijk en welgestelde wijk - Één grote heterogene groep en twee leeftijdsgroepen Observaties, interviews ped. medewerkers en interviews met kinderen

24 Eerste resultaten Interviews ped.medewerkers Observaties
Interviews met kinderen Focus Waar ga ik me op richten? Eerst iets vertellen over hoe die interviews eruit zagen.

25 Doelen BSO Hattum, M.v. & Haterd, J. v.d. (2006) Groepsleidster buitenschoolse opvang, NIZW beroepsontwikkeling: “Core business: Creëert een gezonde, warme en veilige omgeving voor opvang en vrijetijdsbesteding van groepen kinderen en stimuleert de brede ontwikkeling van kinderen op het gebied van sport en bewegen, kunst en creativiteit, natuur en techniek en samen spelen. Ontwikkelt vertrouwensrelatie met de ouders van het kind.”

26 Doelen BSO 2 Wet kinderopvang (2005),artikel 49 “Een houder van een kindercentrum biedt verantwoorde kinderopvang aan, waaronder wordt verstaan: opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving” Hierbij is het stimuleren van persoonlijke competenties, sociale competenties en het overbrengen van normen en waarden van belang (Riksen-Walraven 2000)

27 Doelen BSO 3 Interviews groepsleidsters: - in overeenstemming met literatuur: opvang én stimuleren van de ontwikkeling - veilige omgeving bieden - vrije tijd - accentverschillen: - angst voor overvragen kinderen: ze mogen zich niet meer vervelen - expliciete visie op ontwikkeling: Reggio Emilia bijv. - aandacht voor zelfstandigheid - aandacht voor sociale vaardigheden: oplossen conflicten Tijd van kinderen op de BSO is vrije tijd, want anders zou het kind thuis zijn geweest. En het heeft al de hele dag op school gezeten. Net als thuis zijn er wel regels

28 Observaties Betrokken enthousiaste groepsleidsters
Verschil tussen kindgerichte en werkgerichte oriëntatie groepsleiding Verschil veel regels zonder kinderen erbij te betrekken met regels opgesteld mét kinderen Wachten Botsingen Interactie leidster – kind(eren) Daginvulling

29 Leren: bewust en onbewust
Arjan Ederveen (Trouw ) op de vraag wat hij geleerd heeft van zijn ouders: “Wat ik van ze geleerd heb? Pff, dat is nou zo’n moeilijke vraag. Ik ging in mijn jeugd helemaal niet vaak naar het theater. Mijn ouders hebben me niet gestimuleerd om deze kant uit te gaan, maar ze zeiden ook niet: ‘doe het niet’. Ik vind dat ik een hele goede jeugd heb gehad. Misschien heb ik voor mijn werk wel het meest geleerd van het feit dat ik thuis de jongste was. Ik keek de kat uit de boom, was altijd aan het observeren hoe mijn broers zich gedroegen.’

30 Interviews met kinderen
Nog te weinig interviewgegevens PA/SASS-studenten gaan t.b.v. onderzoeksopdracht interviews afnemen Literatuur: - lange wachttijden door groepsproces zijn vervelend; - aanwezigheid van leeftijdsgenoten van belang - participeren in een (gemengde) groep - waardering pos.pers.aandacht groepsleiding - activiteiten die kinderen waarderen

31 Focus van het onderzoek
Graag zou ik het met u hebben over de focus van mijn onderzoek: waar ga ik mij op richten en waarom?

32 Voorbeeld focus Effect van uitleggen van kinderen aan elkaar: D. Denessen (2009) Radboud Universiteit - scholieren (11- en 12-jarigen bij rekenen) leren meer van zelf uitleggen, dan van uitleg krijgen. - Dit is een vorm van instructioneel leren. Zou dit op dezelfde manier werken in vergelijkbare situaties in de BSO? Bijv. Inwijden nieuwe kinderen| door ‘ervaren’ BSO-kinderen? Scholieren leren meer van zelf uitleggen, dan van uitleg krijgen Datum bericht: 9 april 2009 Scholieren leren meer van uitleg die ze geven aan een andere leerling dan van uitleg krijgen. Middenmoters die een zwakkere klasgenoot een som uitleggen leren het meest. Dat blijkt uit onderzoek van onderwijsonderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen onder leiding van dr. Eddie Denessen. De resultaten zijn gepubliceerd in het Journal of Experimental Education. De onderzoekers keken naar het samenwerken van 11- en 12-jarigen op de basisschool. Daarvoor maakten ze tweetallen van leerlingen met verschillende niveaus: twaalf koppels met een zwakke en een gemiddelde leerling en twaalf koppels met een gemiddelde en een goede leerling. De tweetallen maakten samen een aantal rekenopgaven. Na twee maanden maakten alle leerlingen individueel een toets over leerstof die ze daarvoor samen met een klasgenoot hadden doorgenomen. Zo konden de onderzoekers vaststellen of en hoe de prestaties van de leerlingen waren verbeterd. Dat maakt het onderzoek ook  anders dan eerdere studies die zich voornamelijk richtten op korte termijn prestaties. Een tot twee punten verschil De betere leerlingen gaven meer uitgebreide uitleg en ze presteerden beter dan de middenmoters met wie ze een koppel vormden. Bij de gemiddelde leerlingen waren de resultaten opmerkelijk: zij profiteerden aanzienlijk meer van samenwerking met een zwakkere dan met een betere klasgenoot. Na samenwerking met een zwakkere gingen de gemiddelde leerlingen er bij de individuele test bijna een vol punt op vooruit, meisjes zelfs twee punten. De gemiddelde leerlingen die samenwerkten met een veel betere klasgenoot, zakten bijna twee punten in de individuele test (zowel jongens als meisjes). Elke leerling een keer uitlegger Wat leert ons dit? Denessen: “Dit betekent dat het samenwerken in tweetallen soms goed kan werken, vooral wanneer een leerling uitleg geeft aan een zwakkere medeleerling. Leerkrachten moeten daar goed gebruik van maken, door bij het samenstellen van groepen leerlingen bij elkaar te zetten die een vergelijkbaar niveau hebben. Zo kan elke leerling een keer de rol van uitlegger hebben. Wanneer ze een som goed kunnen uitleggen betekent dat dat ze het begrepen hebben. Daar steken ze blijkbaar veel van op. En leerlingen houden de kennis ook beter vast wanneer ze het zelf hebben uitgelegd.” Dyad Composition Effects on Cognitive Elaboration and Student Achievement. Eddie Denessen, Simon Veerman, Janine Dobbelsteen, Josie van Schilt.  The Journal of Experimental Education 2008.

33 Maar er zijn veel mogelijkheden:
- interactie leiding - kinderen - interactie kinderen onderling - doenalsof-spel: hoe is de rolverdeling? Wie is de baas? - conflicten - relaties - academisch/schools taalgebruik in sociale praktijken: komen deze voor en hoe dan? Ten aanzien van relaties (

34 Uitgangspunt van belang:
Wat zou de BSO voor kinderen moeten zijn? 1 een veilige uitdagende omgeving waarin kinderen zich in eigen tempo kunnen ontwikkelen 2 een verrijkte omgeving waarin gewerkt wordt aan het stimuleren van alle talenten van alle kinderen en het wegwerken van achterstanden Gevolgen voor focus onderzoek: 1 BV hoe bouwen kinderen relaties op en leren zich te hechten… 2 BV welke comm.act. Lenen zich voor het terugdringen van achterstanden?

35 Dus mijn vraag aan u: Welk uitgangspunt kiest u? Welke focus kiest u?

36 Literatuur Gee, J.P. (2004). Situated language and learning, a critique of traditional schooling. New York: Routledge. Gilsing, R. (2007), Liefst zoals thuis, ouders en kinderen over buitenschoolse opvang. Den Haag: SCP. Hattum, M. van & Haterd, J. van de (2006). Groepsleidster buitenschoolse opvang, NIZW beroepsontwikkeling. Utrecht: NIZW. Lave, J. & Wenger, E. (1991), Situated learning. Legitimate peripheral participation, New York: Cambridge. Lusse, M. & Spierings, F. (2009). Kinderen beoordelen opvang. In: Pedagogiek in praktijk, p.20-23 Rijkens, R.G. (1845). De bewaarschool: praktische handleiding, ten diensten van hen, die bewaarscholen wenschen op te rigten en daarin werkzaam moeten zijn. Leeuwarden: G.T.N. Suringar Riksen-Walraven, M. (2000). Tijd voor kwaltiteit in de kinderopvang. Oratiereeks. Amsterdam: Vossiuspers.


Download ppt "Leren in de buitenschoolse opvang"

Verwante presentaties


Ads door Google