Ed Leeflang •Amsterdam, 1929 - 2008 •Journalist en poëet •Debuut: De Hazen en andere gedichten (1981) •Prijzen: ▫Jan Campertprijs ▫A.roland Holst Penning.

Presentatie over: "Ed Leeflang •Amsterdam, 1929 - 2008 •Journalist en poëet •Debuut: De Hazen en andere gedichten (1981) •Prijzen: ▫Jan Campertprijs ▫A.roland Holst Penning."— Transcript van de presentatie:

1

2 Ed Leeflang •Amsterdam, 1929 - 2008 •Journalist en poëet •Debuut: De Hazen en andere gedichten (1981) •Prijzen: ▫Jan Campertprijs ▫A.roland Holst Penning •7 dichtbundels

3 Lang heb ik niet over haar durven schrijven uit angst voor één kunstzinnig woord. Omdat ik van haar houd mag zij gedichten in, zoals ze meegaat naar de Hema -voorzichtig bij het serviezenvak- licht gebogen al, zonder de begerigheid die hier hoort. Een groene linnenkast

4 Bewoond Als Ik Ben •Uitgegeven: 1981 •Arbeiderspers •3 thema's ▫De Weel  Over Zeeuwse Natuur ▫Een Groene Linnenkast  Over gehandicapte dochtertje ▫De Eksterboom  Terug over Zeeuwse natuur

5 Inhoudelijke bespreking De vader van de baby Constantijn, wat hem voor ogen zweefde stuit en kalmeert mij niet. Precieze dromen moet ik ’s nachts wel uit, naar de keuken en ik wil dan nog een uur op een bevriende stoel. Niet de geringste engel zou er voor hebben gevoeld verder te gaan met haar broze, bedreigde lichaam. Hij heeft veel te veel bedoeld. Ik kom niet uit met zijn stoïsch verdriet en niet met zijn troostrijke orde. Hoe waar zijn die in zijn huis trouwens geworden? Want de moeder schreef het niet. Ter Vergelijking KINDERLIJK Konstantijntje, ’t zalig kijntje, Cherubijntkje, van omhoog d’ Ydelheden, hier beneden, Uitlacht met een lodderoogh. Moeder, zeit hy, waerom schreit ghy? Waerom greit ghy op mijn lijck? Boven leef ik, boven zweef ick, Engheltje van ’t hemelrijck: (……) Leer dan reizen, met gepeizen, Naar paleizen, uit het slick Dezer werrelt, die zoo dwerrelt. Eeuwigh gaet voor oogenblick. Vondel, 1633

6 Stijl •Personificatie •Asyndeton De vader van de baby Constantijn, wat hem voor ogen zweefde stuit en kalmeert mij niet. Precieze dromen moet ik ’s nachts wel uit, naar de keuken en ik wil dan nog een uur op een bevriende stoel. Niet de geringste engel zou er voor hebben gevoeld verder te gaan met haar broze, bedreigde lichaam. Hij heeft veel te veel bedoeld. Ik kom niet uit met zijn stoïsch verdriet en niet met zijn troostrijke orde. Hoe waar zijn die in zijn huis trouwens geworden? Want de moeder schreef het niet.

7 Vorm •Alliteratie •Enjambement •Retorische vraag De vader van de baby Constantijn, wat hem voor ogen zweefde stuit en kalmeert mij niet. Precieze dromen moet ik ’s nachts wel uit, naar de keuken en ik wil dan nog een uur op een bevriende stoel. Niet de geringste engel zou er voor hebben gevoeld verder te gaan met haar broze, bedreigde lichaam. Hij heeft veel te veel bedoeld. Ik kom niet uit met zijn stoïsch verdriet en niet met zijn troostrijke orde. Hoe waar zijn die in zijn huis trouwens geworden? Want de moeder schreef het niet.