De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Start Friesland heeft een rijk terpenlandschap.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Start Friesland heeft een rijk terpenlandschap."— Transcript van de presentatie:

1 Start Friesland heeft een rijk terpenlandschap.
Deze CD-rom bevat informatie over terpen, terpbewoners en gebruiksvoorwerpen van terpbewoners. Het is belangrijk om kinderen kennis te laten maken met het rijke aanbod aan erfgoed dat wij in Friesland hebben. Leren begint bij verwondering. Gemaakt door: Linda Tijsma Klas: 3D Pedagogisch Academie, Hanze Hogeschool Groningen In opdracht van KBV3: Uit de kunst!

2 Thema Leeuwarden is ontstaan uit drie terpen aan de rand van de Zuyderzee. Op de terpen ontstonden drie nederzettingen: Oldehove, Nijehove en Hoek. De eerste terpbewoners in Leeuwarden woonden er al rond 600 v. Chr. De terpbewoners waren actieve mensen. Ze hielden zich bezig met landbouw, visserij en scheepvaart. Leeuwarden had een gunstige ligging aan de zee. Ze voerden veel handel met andere handelsplaatsen. De Leeuwarders handelden ook met de Romeinen. Maar hoe kunnen wij weten hoe de terpbewoners vroeger hebben geleefd? Archeologen graven in de bodem en onderzoeken wat er over het verleden bewaard is gebleven. Waar mensen leven, blijven hun sporen achter. Archeologen vinden de meest uiteenlopende voorwerpen die ons iets vertellen over het leven van de terpbewoners. Op deze CD-rom vindt u informatie over terpen en terpvondsten. Terpen zijn kunstmatig opgeworpen heuvels die de mensen bescherming boden tegen de zee. Hier kunt u meer lezen over het ontstaan van de eerste terpen.

3 Geschiedenis over het ontstaan van de terpen in Friesland De eerste mensen die door Noord-Europa trokken, leefden van de jacht en van de vruchten die ze onderweg verzamelden. Het waren nomaden. In de loop der eeuwen ontdekte men langzamerhand hoe je zelf vruchten en granen kon verbouwen. Men gebruikte steeds vaker dieren om de grond te bewerken. Ook maakten ze dieren tam voor de productie van melk en wol. Ongeveer 4000 v. Chr. Zochten steeds meer mensen een vaste woonplaats. De eerste landbouwers in Friesland gingen op de hoge zandgronden wonen, maar na een tijd raakten deze gebieden overbevolkt. Om iedereen te kunnen voorzien van voedsel had men meer land nodig om graan te verbouwen en vee te laten grazen. De mensen gingen op zoek naar hoog gelegen kwelders in het Friese landschap. Zij zochten hoge plekjes op, omdat er altijd overstromingsgevaar was. Men bouwde boerderijen op de hoogst gelegen kwelders. Op den duur bleken deze plekken toch niet veilig te zijn voor de zee. Daarom ging men, voordat een boerderij werd gebouwd, eerst een heuvel opwerpen van kleizoden en afval, vooral mest. Zo ontstonden meer dan 2500 jaar geleden de eerste terpen. De eerste terpjes waren laag en werden huisterpen genoemd, omdat er maar voor één of twee huizen plaats was. Doordat de zeespiegel bleef stijgen, maakte men deze terpjes steeds hoger, en ook groter. Terpen die dicht bij elkaar lagen groeiden vaak aan elkaar, zodat er een heel nieuw dorp ontstond van enkele tientallen boerderijen. Pas toen er overal dijken lagen hoefden de terpen niet meer te worden opgehoogd. Aan het eind van de 19e eeuw zijn veel overbodig geworden terpen afgegraven om de vruchtbare grond. Die werd verkocht. Daarbij zijn heel veel oude voorwerpen gevonden, die ons iets vertellen over het leven van vroeger. Terug naar Thema

4 Voorwerp Tijdens terpopgravingen zijn verschillende gebruiksvoorwerpen gevonden die ons iets vertellen over hoe de mensen vroeger op de terpen geleefd hebben. Hieronder ziet u weergaven van verschillende gebruiksvoorwerpen die tijdens terpopgravingen zijn gevonden. Als u op het voorwerp klikt, ziet u een vergrote weergave van het gebruiksvoorwerp en de bijbehorende achtergrondinformatie.

5 Pot met botten Deze pot is ongeveer rond het jaar 1000 tot 1300 gebruikt. De pot is gevonden in een veenterp in de Noordelijke Friese Wouden. De inhoud van de pot bestaat uit botten van dieren. Door opgravingen zijn we te weten gekomen dat de mensen op de terpen vroeger ganzen, eenden, paling, vis en koeien aten. De restanten werden in een pot bewaard, zodat de terpbewoners met de botten materialen konden maken zoals pijlen en naalden. Het is interessant om in de klas het ontstaan van kleiterpen en veenterpen te benoemen. Terug naar het overzicht van voorwerpen

6 Dobbelsteen Deze dobbelsteen stamt uit de 4e of 5e eeuw na Chr. Hij is vervaardigd door de Romeinen. De dobbelsteen is gemaakt van bot. In Friesland zijn een aantal van deze dobbelstenen gevonden. Later werden de dobbelstenen uit klei vervaardigd, gebakken en voorzien van een laagje porselein. Dit was een techniek die de Romeinen al bezaten, maar de Friese terpbewoners nog niet. De terpbewoners deden veel handel met de Romeinen. Terug naar overzicht van voorwerpen

7 Schaats Dit bot is gevonden tijdens de terpopgravingen bij Hegebeintum en stamt uit de jaren 800 na Chr. De mensen gebruikten dierlijke botten om een schaats te maken. De botten werden geslepen tot het oppervlak glad genoeg was. In de botten werden gaten gemaakt. Hier werden pezen aan bevestigd zodat de terpbewoners de schaatsen om hun voeten konden binden. Het is interessant om tijdens de les aandacht te besteden aan hoe de terpbewoners leefden tijdens de lente, zomer, herfst en winter. Terug naar overzicht van voorwerpen

8 Kaakslee Bij de terpopgravingen in Jelsum zijn restanten van een kaakslee gevonden. Deze slee werd gemaakt van de onderkant van een paardenkaak. In de kaakwanden werd een plankje aangebracht, waar de kinderen op konden zitten. Met behulp van een prikstok konden de kinderen zich voortbewegen. Terug naar overzicht van voorwerpen

9 Onderbouw Hier vindt u 3 lessen voor de onderbouw.
Les 1: Archeoloog in de klas Les 2: Drama met verhaal Les 3: Tekenen ‘tovertechniek’

10 Les 1 Onderbouw Archeoloog in de klas Materiaal: Replica’s van terpvondsten Zandbak Borstel Lijm Kwasten Schortjes Lesdoelen: De leerlingen leren de begrippen ‘vroeger’ en ‘nu’ De leerlingen leren wat een archeoloog is en wat voor werk hij doet. De leerlingen kunnen een aantal schatten in het museum benoemen. Inleiding: De leerkracht maakt een replica van een terpvondst kapot en verstopt de verschillende stukken in de zandbak. De leerkracht legt de leerlingen uit dat er stukken van een kapot ding in de zandbak begraven liggen. Als de leerlingen de stukken vinden, moeten ze het ding gaan maken. Het is net als een soort puzzel. De leerkracht verdeelt de klas in kleine groepjes en laat de leerlingen om beurten een stukje van het ding vinden. Als alle stukjes gevonden zijn , gaan de leerlingen ze schoonborstelen en aan elkaar plakken. De leerlingen beschrijven hoe het gevonden voorwerp er uit ziet. Ze mogen het voorwerp ook tekenen. Vervolgens laat de leerkracht een foto zien van de pot die de leerlingen gevonden hebben. De foto staat in een boek. De leerlingen leren dat sommige vondsten zo belangrijk zijn dat ze bewaard worden. Vervolg

11 Kern: Vervolgens komt er een archeoloog in de klas om te vertellen wat voor werk hij doet. De leerlingen hebben zelf ook al een idee van wat een archeoloog doet, want ze hebben het zelf ook ervaren met de vondst in de zandbak. Het is natuurlijk altijd spannend als er iemand in de klas komt om uit te leggen wat voor beroep hij of zij heeft. De leerkracht heeft van te voren contact opgenomen met een archeoloog en heeft met hem of haar besproken wat de leerlingen al weten en wat er tijdens de les verwacht wordt. De archeoloog neemt zelf een aantal bijzondere terpvondsten mee. Hij legt de leerlingen uit dat hij een schatkamer heeft waar hij nog veel meer vondsten bewaard heeft. Hij vraagt of de leerlingen mee willen om een kijkje te nemen. Afsluiting: De archeoloog gaat met de leerkracht en de leerlingen naar het Fries Museum. Daar is een tentoonstelling over de terpvondsten in Leeuwarden. De rondleiding wordt verzorgd door de archeoloog. De rondleiding duurt ongeveer een half uur. Bij bronnen staat een overzicht van archeologen die u op school kunt uitnodigen. Terug naar lessen onderbouw

12 Onderbouw Les 2 drama vanuit een verhaal Materiaal: Verhaal met handelingen Gymnastiekzaal Lesdoelen: De leerlingen gebruiken hun grove en fijne motoriek om handelingen uit te beelden. De leerlingen leren om gericht te luisteren naar de tekst die wordt voorgelezen. Inleiding: De leerlingen zitten in de kring. De leerkacht gaat een verhaal vertellen over Hein en Wilma. Vroeger leefden er ook al mensen in Leeuwarden. Leeuwarden zag er toen nog heel anders uit. Het bestond uit drie terpen. Dit zijn hoge bulten die de mensen bouwden om zich te beschermen tegen het hoge water. De leerkracht gaat het verhaal aan de leerlingen vertellen. De leerlingen gaan de handelingen uitbeelden die in het verhaal voorkomen. De leerkracht geeft een voorbeeld met de zin: “Deze ochtend ging ik eerst mijn tanden poetsen”. De leerkracht maakt een poetsbeweging. De leerlingen doen dit na. Kern: De leerlingen staan verspreid in de ruimte en de leerkracht begint met het vertellen van het verhaal. Tijdens het vertellen stimuleert de leerkracht de leerlingen door middel van sidecoachen. De leerkracht stimuleert zo dat de leerlingen handelend blijven spelen. Hein, Wilma en de dieren. Op een dag wordt Hein al vroeg wakker. Hij rekt zijn armen uit. Hein hoort in de verte een raar geluid. Hij doet zijn hand bij zijn oor. Hein hoort zijn hond Bello heel hard blaffen. Snel loopt Hein de trap af om te kijken wat er aan de hand is. Hein doet de deur naar de stal open. Daar ziet hij Bello. Hein loopt naar Bello toe en aait hem over zijn hoofd. Hein denkt: “Waarom blaft Bello zo hard?” en hij wrijft over zijn kin. Opeens ziet hij een kat op de hooizolder. Hein loopt snel de trap op en gaat naar de kat toe. Het is de kat van buurman Piet. Hij aait de kat over zijn hoofd en pakt hem op. De kat begint hard te miauwen. Hein loopt met de kat naar buurman Piet. Hein klopt bij buurman Piet op de deur, maar buurman Piet doet niet open. Hein kijkt om zich heen en ineens ziet hij buurman Piet. Hij zwaait naar hem en loopt naar hem toe. Buurman Piet is met een paard en werktuig het land aan het ploegen. Als buurman Piet Hein ziet, zwaait hij terug. Buurman Piet is erg blij om zijn kat weer te zien. Hij miste hem al twee dagen. Buurman Piet begint te lachen. Ondertussen komt ook Wilma aangelopen. Zij zwaait naar Hein en Piet. Samen gaan ze de dieren van buurman Piet voeren. De koe krijgt stro. De varkens krijgen maïs. De geiten krijgen ook stro. Alle dieren op de terp zijn weer blij. Hein, Wilma en buurman Piet zijn ook blij. Ze maken een vreugdedansje. Vervolg

13 Terug naar lessen onderbouw
Afsluiting: Na het spel stelt de leerkracht een aantal vragen aan de leerlingen. De ontwikkelingsfase van deze leeftijdsgroep staat nog geen nabespreking op speltechnisch niveau toe. De leerkracht stelt vragen op ervaringsniveau: “Hoe hebben jullie het gevonden?” “Waardoor kwam dat?” “Wat was er moeilijk?” “Wat was er makkelijk?” Aandachtspunten voor de begeleiding: Deze werkvorm is goed toe te passen bij leerlingen uit de onderbouw. Kleuters spelen vooral nog naast elkaar en daarom bied ik deze individuele werkvorm aan. Geef de leerlingen voldoende ruimte om over het betreffende thema te communiceren. Interactie tussen leerlingen en leerkracht is bij dit soort lessen belangrijk. Zorg voor ‘groot’, ‘theatraal’ non-verbaal spel. Zorg dat voor de groep alles heel duidelijk is en dat er rust is tijdens de voorleesgedeeltes. Wees flexibel; laat ook de kinderen spelsuggesties geven. De aandachtspunten zijn ontleend uit het boek: De Nooij, H. (2008) Kijk op spel; Drama voor de Pabo. Groningen, Wolters Noordhoff. Terug naar lessen onderbouw

14 Terug naar lessen onderbouw
Les 3 Tekenen ‘tovertechniek’ Materiaal: Half A4 per leerling Wasco Satéstokjes Lesdoelen: De leerlingen leren eerder opgedane ervaringen toe te passen tijdens de activiteit. De leerlingen ontwikkelen hun fijne motoriek door met het satéstokje te tekenen. De leerlingen leren om materialen met elkaar te delen. Inleiding: Tijdens de voorgaande lessen hebben de leerlingen kennis gemaakt met Hein en Wilma. Tijdens deze les gaan de leerlingen hun opgedane ervaringen tekenen met de tovertechniek. De leerkracht begint de les door te vragen wat de leerlingen weten over Hein en Wilma. De leerkracht vraagt waar ze wonen, hoe ze leven en of er ook gevaar is. De leerlingen praten over de potten en pannen, de dieren en het dreigende gevaar van het water. De leerkracht begeleidt de leerlingen door ze in de goede richting te laten denken. De leerkracht vertelt dat de leerlingen vandaag een tekening gaan maken over Hein en Wilma op de terp. Kern: De leerlingen zitten in groepjes van vier aan tafels. Bij elk groepje staat één doos wasco. De leerlingen leren om de materialen met elkaar te delen. Iedere leerling heeft een vel papier voor zich liggen. Vervolgens legt de leerkracht de eerste stap van het proces uit. De leerlingen mogen met verschillende kleuren vakjes maken op het papier. Het hele papier moet ingekleurd worden. Je mag geen wit meer zien. De leerkracht laat een voorbeeld aan de leerlingen zien. Als de leerlingen het hele blad ingekleurd hebben, mogen ze met zwarte wasco over het geheel heen kleuren. Als het hele blad zwart is gekleurd, gaan de leerlingen met een satéprikker krassen/tekenen op het papier. De leerlingen maken lijntjes en vullen de vlakken op met streepjes en lijntjes. De leerkracht stimuleert dit proces. Afsluiting: Als de tekeningen gemaakt zijn, worden ze opgehangen in de klas. De leerlingen zitten in de kring. De leerkracht loopt langs de tekeningen en bespreekt kort wat ze op de tekeningen ziet. De leerlingen mogen dit aanvullen. De nadruk wordt gelegd op het verhaal over de terpbewoners. Ook wordt er kort stilgestaan bij de toegepaste techniek. Terug naar lessen onderbouw

15 Hier vindt u drie lessen voor de middenbouw
Les 1 Bijzondere munten Les 2 Potten maken Les 3 Drama met verhaal

16 Les 1 Middenbouw Bijzondere munten Materiaal: Zelf meegenomen munten Beeldmateriaal munten Lesdoelen: De leerlingen leren hoe een oude munt er uit ziet. De leerlingen leren de betekenis van de munt kennen. De leerlingen kunnen een verbinding maken tussen wat er in de les is besproken en het museumbezoek. Inleiding: De leerkracht heeft aan de leerlingen gevraagd of ze oude munten mee willen nemen naar school. De leerkracht heeft zelf een aantal oude munten en foto’s van Romeinse munten. De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe de munten er uit zien. De leerkracht laat een afbeelding van een Romeinse munt zien die bij een opgraving in Leeuwarden is gevonden. De leerkracht vertelt aan de leerlingen dat we hierdoor weten dat de mensen in Leeuwarden vroeger contact hadden met de Romeinen. De functie van geld wordt besproken en de leerkracht legt uit dat de Leeuwarders vroeger veel handelden met de Romeinen. Kern: Vervolgens brengen de leerlingen samen met de leerkracht een bezoek aan het Historisch Centrum Leeuwarden. Ze krijgen een rondleiding van museummedewerkers die is afgestemd op de leerlingen van de basisschool. De leerlingen krijgen informatie over terpvondsten in Leeuwarden. Er wordt extra aandacht besteed aan de vondst van de Romeinse munten, omdat dit ook in de les is behandeld. Afsluiting: Als de leerlingen weer terug op school zijn worden de bevindingen besproken. De leerkracht stelt verschillende vragen: Hoe vond je het museum? Wat is je opgevallen in het museum? Welk voorwerp vond je het meest interessant en waarom? De leerkracht kan nog een tekenles aanbieden waarbij de leerlingen zelf een munt ontwerpen. Terug naar lessen middenbouw

17 Onderbouw Les 1 Introductieles Materiaal: Inleidende tekst over terpbewoners Fijne chamotteklei, rood terra Mirettes Lesdoelen: De leerlingen maken kennis met het begrip ‘terpen’. De leerlingen leren een nieuwe kleitechniek toepassen. Inleiding: De leerlingen zitten in de kring. De leerkracht vertelt het volgende verhaal aan de leerlingen; Vroeger, heel lang geleden, woonden in Leeuwarden ook al mensen. Er waren toen nog geen dijken gebouwd, dus het water stroomde Leeuwarden vaak binnen. Dit was erg gevaarlijk, dus gingen de mensen terpen bouwen. Dit zijn een soort bergen waar de mensen op konden leven. (De leerkracht tekent een terp op het bord met water er omheen.) De leerkracht legt uit dat de mensen veilig waren als ze op de terpen stonden. Hein en Wilma waren een man en een vrouw die op zo’n terp woonden. Op een dag ging Wilma ontbijt maken voor haar man. Ze pakte potten en pannen uit de kast. Daar kon ze lekker eten in gaan maken voor Hein. Opeens kwam er allemaal water de boerderij binnen stromen. Gelukkig konden Hein en Wilma zwemmen! Maar alle potjes en pannen waren verdwenen en meegenomen door het water. Hein en Wilma waren heel verdrietig. Ze besloten om samen aarde te gaan zoeken en de terp te verhogen. “Waarom zouden Hein en Wilma de terp verhogen?” vraagt de leerkracht. Wij gaan Hein en Wilma helpen. We gaan met zijn allen de potten en pannen voor Hein en Wilma maken. Dan kunnen ze weer hoog en droog genieten van hun eten. De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe de potten en pannen van Hein en Wilma er uit zouden hebben gezien. De leerlingen spreken hun gedachten uit. Op deze manier wordt de verbeelding van de leerlingen gestimuleerd. Vervolg

18 Terug naar lessen middenbouw
Kern: De leerkracht heeft op elke tafel een blad gelegd met daarop een bolletje fijne chamotteklei. De leerlingen gaan de klei eerst kneden tot het zacht is. Dit doen ze door met hun handen te kneden. De leerkracht loopt langs en controleert of de leerlingen goed kneden. Als de klei zacht is gaan de leerlingen een ronde bol van de klei maken. Alles gebeurt onder instructie van de leerkracht. Vervolgens maken de leerlingen met hun duimen een gat in het midden. De leerlingen maken op deze manier een holle vorm. Vervolgens mogen de leerlingen met mirettes vormpjes gaan maken op de potjes. Afsluiting: De leerlingen die klaar zijn, mogen hun tafel schoon gaan maken en in een hoek gaan spelen. Als alle leerlingen klaar zijn, vraagt de leerkracht aan de leerlingen wat ze gemaakt hebben voor Hein en Wilma. De leerkracht stelt ook vragen over de versieringen. Differentiatie: De leerlingen die gemakkelijk een holle vorm kunnen maken in het stuk klei, mogen proberen om oortjes aan de potjes vast te maken. Hierbij wordt de volgende techniek gebruikt; de leerling neemt een klein bolletje klei. Hij rolt dit bolletje tot een lange, niet te dunne, worm . Vervolgens bevestigt hij dit aan het potje door met de mirette de bevestigingsplaatsen te bekrassen zodat de klei zich gaat verbinden. Dit wordt aan beide kanten gedaan. De leerkracht begeleidt de leerling bij het uitvoeren van deze techniek. Als de opdracht goed is uitgevoerd, geeft de leerkracht de leerling de mogelijkheid om andere leerlingen te helpen deze techniek uit te voeren. Terug naar lessen middenbouw

19 Les 3 Onderbouw Drama vanuit verhaal Materiaal Gymnastiekzaal Boek ‘De geluksbrenger’ Lesdoelen De leerlingen leren handelingen uit te beelden bij een verhaal. De leerlingen komen meer te weten over het leven van de terpbewoners. Inleiding Aan het begin van de les blikt de leerkracht met de leerlingen terug op de vorige lessen over terpen en terpvondsten. De leerkracht vraagt aan de leerlingen wat ze tijdens de voorgaande lessen hebben geleerd. Tijdens deze les gaat de leerkracht een verhaal vertellen uit het boek ‘De geluksbrenger’. De leerlingen worden in groepjes van vier leerlingen ingedeeld. De leerlingen gaan per groepje een stukje van het verhaal uitbeelden. De andere leerlingen zijn het publiek en hebben een belangrijke rol. Zij zijn de toeschouwers en moeten kritisch naar het uitgebeelde stuk kijken. Vervolg

20 Kern De leerkracht roept het eerste groepje naar voren. De leerkracht begint met het vertellen van het verhaal. De leerlingen mogen individueel de handelingen naspelen die in het verhaal worden vertelt. Als de leerkracht stopt met vertellen moeten de leerlingen stil blijven staan. Ze bevriezen. Nu is het de taak van de toeschouwers om de leerlingen aanwijzingen te geven. De leerkracht stelt het publiek verschillende vragen: Staan de leerlingen goed? Kan je zien wat ze uitbeelden? Kan je tips geven zodat ze hun handelingen nog beter uit kunnen beelden? Vervolgens roept de leerkracht het volgende groepje naar voren. De leerkracht gaat weer verder met vertellen. De leerlingen beelden de handelingen weer uit totdat de leerkracht stopt met vertellen. De leerlingen bevriezen weer en de leerkracht stelt vragen aan het publiek. Alle leerlingen komen aan bod. Als alle groepjes aan de beurt zijn geweest vraagt de leerkracht aan alle leerlingen om op te staan. De leerkracht vertelt de rest van het verhaal. De leerlingen mogen hun handelingen uitbeelden. Hierbij mag ook interactie met de andere leerlingen plaatsvinden, maar er mag niet worden gepraat. Afsluiting Als het verhaal uit is, vraagt de leerkracht aan de leerlingen om weer in de kring te gaan zitten. De leerkracht bespreekt met de leerlingen het verhaal en de werkvorm. Terug naar lessen middenbouw

21 Bovenbouw Hier vindt u drie lessen voor de bovenbouw
Les 1: Beschouwingsopdracht Kijkwijzer bij les 1 Les 2: Drama met voorwerpen Les 3: Voorwerp schilderen met oploskoffie Werkblad bij les 3

22 Les 1 bovenbouw Beschouwingsles pot uit terp Materiaal Kijkwijzer Pot uit terp / foto Lesdoelen: De leerlingen leren om een beeld te beschouwen De leerlingen krijgen inzicht in de geschiedenis van Friesland De leerlingen kunnen verschillende voorwerpen benoemen die de mensen die op de terpen woonden gebruikten. Inleiding: De leerkracht laat een foto van een pot zien die is gevonden tijdens een terpopgraving. De leerkracht heeft een kijkwijzer gemaakt en deelt deze uit aan de leerlingen. De leerlingen gebruiken de kijkwijzer om het voorwerp te beschouwen. Door de kijkwijzer te gebruiken leren de leerlingen verschillende aspecten van het beeld te beschouwen. De roet op de onderkant van de pot laat zien dat het voorwerp vroeger is gebruikt om eten in op te warmen. De pot heeft boven het vuur gestaan. De leerkracht stelt de verschillende vragen die op de kijkwijzer staan aan de leerlingen. Hierbij hebben de leerlingen de mogelijkheid om bepaalde beeldaspeccten te beschrijven of te tekenen. De leerkracht geeft aan dat de leerlingen de kijkwijzer mee mogen nemen naar het museum. Deze kunnen ze als hulpmiddel gebruiken bij het aanschouwen van materialen. Vervolgens bespreekt de leerkracht nog even kort met de leerlingen de regels die in het museum gelden. Vervolg

23 Kern: De leerlingen gaan naar het Fries museum
Kern: De leerlingen gaan naar het Fries museum. Daar krijgen ze een rondleiding en een werkboekje over de geschiedenis van Friesland. De leerlingen gaan in groepjes van 4 opdrachten uit ht werkboekje maken. Als u op bovenstaand logo klikt, wordt u doorverwezen naar de tentoonstelling in het Fries Museum. Afsluiting: Na het bezoek aan het museum worden de verschillende voorwerpen uit het museum besproken. De leerkracht stelt verschillende vragen; Welk voorwerp vond je bijzonder? Waarom? Wat heb je geleerd tijdens het museumbezoek? Welke voorwerpen gebruikten de mensen vroeger die op de terpen woonden? Als voorbereiding of na het bezoek aan het museum kunt u gebruik maken van de leskist over terpen: Als u op de afbeelding klikt, krijgt u meer informatie over de inhoud en reserveringsmogelijkheden van de leskist. Terug naar lessen bovenbouw

24 Bovenbouw Les 2 drama met voorwerpen Materiaal: Drinkbeker Munten Etenspan Vijzel Schaats (hout) Lesdoelen: De leerlingen maken een koppeling tussen ‘heden’ en ‘verleden’. De leerlingen leren in groepjes samen te werken. De leerlingen weten wat de werkvorm ‘tableau vivant’ is. Inleiding: Tijdens de voorgaande les hebben we al gesproken over het leven op de terp. We weten natuurlijk niet alles over hoe de mensen vroeger leefden op terpen, maar door opgravingen zijn we veel te weten gekomen. De leerkracht heeft vijf voorwerpen meegenomen die de leerlingen gaan gebruiken tijdens de dramales. De leerkracht verdeelt de leerlingen in vijf groepjes. Elk groepje krijgt een voorwerp. De leerkracht geeft uitleg over de opdracht. De leerlingen gaan een situatie uitbeelden met het voorwerp. Als de leerkracht ‘bevries’ zegt, blijven alle leerlingen een aantal tellen helemaal stil staan. Het is belangrijk dat de leerlingen richting het publiek spelen. Vervolg

25 Kern: De groepjes leerlingen krijgen vijftien minuten de tijd om een verhaal bij het voorwerp te maken. De leerlingen maken gebruik van de kennis over terpen die ze tijdens de vorige lessen hebben opgedaan. De leerlingen gaan een situatie van vroeger naspelen met voorwerpen van nu. Als de leerlingen een situatie hebben bedacht, gaan ze rollen verdelen en de situatie oefenend uitspelen. De leerkracht begeleidt de groepjes bij de rolverdeling en het uitspelen van de situatie. Als er vijftien minuten voorbij zijn en de leerkracht merkt dat er nog tijd nodig is voor het inoefenen, dan krijgen de leerlingen extra tijd. Dit moet de leerkracht zelf aanvoelen. Vervolgens spelen de leerlingen per groepje hun situatie uit. Als de leerkracht ‘bevries’ zegt, blijven de leerlingen stilstaan. Deze werkvorm wordt tableau vivant genoemd. Als de leerkracht vervolgens weer in zijn handen klapt, mogen de leerlingen verder spelen. De leerkracht maakt gebruik van deze werkvorm om de situatie voor de kijkers inzichtelijk te maken. Als het eerste groepje is geweest, wordt de uitgespeelde situatie besproken. De leerkracht stelt verschillende vragen: Wie heeft welke rol in het tableau? Hoe zouden we het tableau eventueel duidelijker kunnen maken? Kan je duidelijk zien waar het voorwerp vroeger voor gebruikt werd? Vervolgens spelen de andere groepjes hun situatie ook uit. De leerkracht stelt tijdens het tableau verschillende vragen en ook na elke situatie. Het doel van deze vragen is dat de leerlingen meer inzicht krijgen in het gebruik van de voorwerpen en de werkvorm. Afsluiting: Als alle groepjes aan de beurt zijn geweest, wordt de werkvorm klassikaal besproken. De leerkracht stelt een aantal vragen aan de leerlingen: Hoe hebben jullie de activiteit ervaren? Zouden jullie deze werkvorm vaker willen toepassen? Waarom wel of niet? Geeft deze werkvorm een inzichtelijk beeld van de uitgevoerde situatie? De leerlingen geven antwoord op de verschillende vragen. Tijdens de volgende les gaan de leerlingen verder met het bespreken van de verschillende materialen. Terug naar lessen bovenbouw

26 Bovenbouw Les 3 Voorwerp schilderen met oploskoffie Materiaal: Werkblad voorwerpen (zie bijlagen) Wit tekenpapier op A4 formaat Wit kladblaadje Potje oploskoffie Kwasten Potten water Schoteltjes Lesdoelen: De leerlingen kunnen voorwerpen van vroeger en nu aan elkaar koppelen. De leerlingen leren hoe voorwerpen van vroeger gebruikt werden. De leerlingen kunnen de voorwerpen aan een situatie koppelen. De leerlingen leren om te gaan met een nieuw materiaal door te verven met oploskoffie. Inleiding: De leerkracht begint de les door terug te blikken naar de voorgaande lessen. De leerkracht vraagt aan de leerlingen wat ze tijdens de vorige lessen hebben geleerd over terpen en gebruiksvoorwerpen. De leerkracht heeft een werkblad gemaakt met verschillende gebruiksvoorwerpen. De werkbladen worden uitgedeeld aan de leerlingen. Op het werkblad staat een opdracht beschreven. De leerlingen zien gebruiksvoorwerpen van vroeger en van nu. Twee gebruiksvoorwerpen zijn hetzelfde, maar zien er anders uit. De leerlingen moeten de zelfde voorwerpen bij elkaar zoeken en hier een nummer bij zetten. De leerlingen krijgen hier tien minuten de tijd voor. Vervolgens wordt de opdracht klassikaal besproken. De leerkracht stelt verschillende vragen: Welke voorwerpen horen bij elkaar? Hoe kan je dat zien? Wat valt je op als je kijkt naar de zelfde voorwerpen? Hoe zouden ze deze voorwerpen vroeger gebruikt hebben? Vervolg

27 Kern: Vervolgens mogen de leerlingen een gebruiksvoorwerp van vroeger uitzoeken van het werkblad. De leerlingen mogen dit voorwerp eerst beschrijven. Vervolgens gaan ze het gebruiksvoorwerp schilderen in een situatie. Hierbij moet voor de kijker duidelijk worden waar het voorwerp voor dient. De situatie mogen de leerlingen zelf bedenken. De leerkracht geeft de leerlingen taken voor het uitdelen van de materialen. Vervolgens geeft de leerkracht uitleg over de schildertechniek. Elke leerling krijgt een schotel met daarop een theelepel oploskoffie. Hoe meer water je bij de oploskoffie doet, hoe lichter de kleur wordt. De leerlingen krijgen eerst een kladblaadje en mogen experimenteren met de verschillende kleurtinten. Het voordeel van oploskoffie is dat je een verkeerde lijn makkelijk kan verwijderen door er met water overheen te verven. Als de leerlingen geoefend hebben met het materiaal, mogen ze het schilderij gaan maken. Door te verven met oploskoffie krijg je de kleur sepia op papier. Deze kleur doet oud aan en refereert in deze opdracht naar vroeger. Afsluiting: De leerlingen die klaar zijn, ruimen hun materialen op. Ze kijken of er ook andere leerlingen zijn die hulp nodig hebben. Als alle leerlingen klaar zijn, worden de schilderijen in de klas besproken. De leerkracht stelt verschillende vragen aan de leerlingen: Kan je als kijker duidelijk zien waarvoor dit voorwerp vroeger gebruikt werd? Is er een handeling uitgebeeld op het schilderij? Zo ja, welke? Draagt deze handeling bij aan het verduidelijken van de functie van het voorwerp? De leerkracht vraagt klassikaal aan de leerlingen hoe ze het vonden om met een ander materiaal te werken. Ook vraagt ze hoe de leerlingen de opdracht hebben ervaren. Terug naar overzicht lessen bovenbouw

28 Bronnen Op deze pagina staan bronnen die u kunt gebruiken om het thema uit te breiden of om achtergrondinformatie in op te zoeken. Internetsites : Dit is de site van het Fries Museum in Leeuwarden. Hier vindt u o.a. informatie over tentoonstellingen en het aanschaffen van leskisten. Dit is de site van het Historisch centrum Leeuwarden. Hier vindt u o.a. informatie over educatieve programma’s voor het basisonderwijs. Klik op het kopje erfgoededucatie voor informatie die aansluit bij het thema terpen. Boeken: Van Dam e.a De geluksbrenger; 3 kinderen- 3 tijden – 1 terp. Boers, E De wereld onder de oldehove; Zoektocht naar het vroegste verleden van Leeuwarden. (Publieksboek) Archeologen

29 Archeologen waar u als leerkracht contact mee kunt opnemen:
Mevr. Ebel Koppen Mevrouw Koppen heeft zelf jaren lang les gegeven 8602 DD Sneek aan kleuters. / Dhr. Jelle Schokker Dhr. Schokker kan vondsten laten zien en Gysbert Japicxstraat 95 heeft een metaaldetector die hij evt. in de zandbak 8933 BB Leeuwarden kan demonstreren… Dhr. Arjan Draaisma Meneer Draaisma neemt archeologische Van Lidtstraat 20 vondsten mee. 8442 KT Heerenveen Mevr. Gelkje van Eunen Mevrouw Van Eunen laat vondstmateriaal zien. Tsjerkepaad 7 9025 BM Bears of of Terug naar bronnen

30 Op bezoek bij… Het Fries museum heeft een tentoonstelling ‘Jij en de Friese geschiedenis’. Ook kunt u een leskist over terpen aanvragen. Het Historisch Centrum Leeuwarden heeft een tentoonstelling ‘De vroege geschiedenis van Leeuwarden blootgelegd’ waar veel archeologische vondsten te zien zijn. Het is aan te raden om een stadswandeling met de leerlingen te maken langs de drie terpen waar Leeuwarden op gebouwd is. De stadswandeling geeft de leerlingen een beeld van het ontstaan van Leeuwarden. Verslag van mijn bezoek aan het Fries Museum

31 Beeldmateriaal Leoverdia, stadskaart van Leeuwarden 1649 Volgende

32 Schedels van terpbewoners Friesland.
De schedels werden gevuld met mosterdzaad om de inhoud van de hersenen te berekenen. Vorige Volgende

33 Fibula, mantelspeld. Gevonden in Wijnaldum. Begin 7e eeuw Vorige Volgende

34 Terpvondst Leeuwarden: Romeinse munt
Vorige Volgende

35 Streepbandpot Gevonden rond het begin van de jaartelling Vorige Volgende

36 Wijnton Jelsum Rond 750 na Chr. Vorige Volgende

37 Bronzen godenbeeldje Gevonden in Friesland 2e eeuw na Chr. Vorige Volgende

38 Pot met zilveren munten
Gevonden bij Hallum Rond 700 na Chr. Vorige Terug naar start

39 Culturele kaart Overzicht culturele activiteiten Leeuwarden
Culturele kaart Leeuwarden Overzicht culturele activiteiten Leeuwarden Klik op de kaart voor een uitgebreid overzicht

40 Handleiding Op deze CD-rom staan lessenseries die ontworpen zijn voor de onder-, midden- en bovenbouw. Het thema ‘terpen’ en de ‘gebruiksvoorwerpen van terpbewoners’ komen in iedere lessenserie aan bod. Alle lessenseries hebben de zelfde opbouw. In de eerste les brengen de leerlingen een bezoek aan het museum. Meer informatie hierover vindt u onder de knop ‘Op bezoek bij..’. Na het museumbezoek kunt u de vervolglessen in de klas aanbieden. Deze bestaan uit een beeldende vormingsles en een dramales. Het beeldmateriaal en de bronnen kunt u gebruiken als ondersteuning van de lessen. Onder de knop ‘culturele kaart’ vindt u een overzicht van culturele activiteiten in Leeuwarden. U kunt verschillende instellingen bezoeken die aansluiten bij het thema. Misschien krijgt u ook wel een interessant idee voor een nieuw thema. Er valt zoveel te ontdekken in en over Leeuwarden. Voordat u de lessenseries aanbiedt raad ik u aan om aandacht te besteden aan de benodigde materialen. In sommige gevallen wordt van de leerlingen gevraagd om voorwerpen van huis mee te nemen.


Download ppt "Start Friesland heeft een rijk terpenlandschap."

Verwante presentaties


Ads door Google