De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

2nd stage juveniel De nummer 1 belager van de aardappel na de 2de wereldoorlog: het aardappelcysteaaltje. Dit is het juveniel zoals het uit het ei komt.

Verwante presentaties


Presentatie over: "2nd stage juveniel De nummer 1 belager van de aardappel na de 2de wereldoorlog: het aardappelcysteaaltje. Dit is het juveniel zoals het uit het ei komt."— Transcript van de presentatie:

1 Module 4 NemaDecide GEO Achtergrondkennis Wageningen University& Research, 2018

2 2nd stage juveniel De nummer 1 belager van de aardappel na de 2de wereldoorlog: het aardappelcysteaaltje. Dit is het juveniel zoals het uit het ei komt. Linksonder kun je de stekel zien waarmee hij de wortel aanprikt om zich toegang te verschaffen.

3 Ei met juveniel Het ei waarin het aaltje zit. En wel in een suikeroplossing. Goed tegen droogte en goed tegen de kou. Geen problem als het gaat vriezen

4 Cyste met 250 – 600 eieren De cyste waar een groot aantal eieren zitten. De cyste is het afgestorven achterlichaam van het vrouwtje dat uit de wortel barst. De cyste is eerst wit en wordt dan bruin buiten de wortel. Er zitten flink wat gaten in de cystewand en twee grote openingen: waar de cyste is afgebroken van de rest van het vrouwtje en de anus. Het bied dus weinig bescherming, maar is een uitsteken dispersal (verspreiding) eenheid.

5 Tot 5000/kg in TBM gebied Opgespoeld uit een grondmonster. Een mengsel van oude en nieuwe cysten na de aardappelteelt.

6 Cysten op de wortel

7 Verovering van de Wereld
Oorsprong Secundaire bron De oorsprong van het aardappelcysteaaltje ligt in Zuid America in het Andes gebergte. Ooit is de aardappel meegenomen naar Europa door monniken (is het verhaal) en in Europa beland. Later is pas het aaltjes meegenomen. Nadat de aardappel eindelijke een succes werd is zowel de aardappel als het aaltjes naar andere landen geëxporteerd.

8 Oostenbrink (1950) USA: 2006 (Idaho) Canada: 2008 Australie: 2008
Duitsland: 1913 (1881) Engeland: 1917 Zweden: 1922 Denemarken: 1928 USA: 1934 (Long Island) Nederland: 1941 (1938) Finland: 1946 Zwitserland: 1947 Frankrijk: 1948 (1938) Belgie: 1949 USA: 2006 (Idaho) Canada: 2008 Australie: 2008 Japan: 2016 G. rostochiensis: alle 27 EU lidstaten G. pallida 22 EU lidstaten Oostenbrink beschrijft in zijn proefschrift de meldingen van het aaltje in Europa.

9 The Dutch story AM voor het eerst waargenomen in 1941, besmettings- haarden werden zichtbaar op akkers. Aardappel toen 1:1 geteeld. Binnen enkele jaren zware opbrengstverliezen. Geen aardappelteelt op besmette velden. Aardappelcysteaaltje werd nummer 1 plantenziekte in Nederland. Uitroeiing van AM voorgeschreven.

10 The Dutch story Teeltfrequentie 1: 3 voor pootgoed en consumptie
Bemonstering werd ingevoerd (vrij verklaring) Nematiciden warden gebruikt (steeds meer) Verplicht wanneer enkel vatbare rassen werden verbouwd. 1 : 2 grondontsmetting + granulaten het zetmeel gebied Preventieve grondontsmetting in pootgoed en consumptieaardappelen, Gebruik van resistente aardappelrassen (nieuwe soort van AM, nieuwe pathotypen, bijna geen resistente cultivars) Tegen 1990, ondanks 40 jaar uitroeiing was AM nog steeds aan het uitbreiden en zwaarder aan het worden.

11 NemaDecide: Kennis consolidatie/transitie/structuur
Kennis vastleggen Kennis sterft uit. In 1995 alle AM onderzoek gestaakt. Topje van de kennisijsberg toegepast in de praktijk Kennis ligt in de bureaulades en in wetenschappelijke publicaties De 2de gouden eeuw komt niet meer terug Kennis beschikbaar maken Complexe kennis overdragen naar voorlichter/teler Complexe kennis hanteerbaar maken met software Nieuwe problemen/zelfde fouten Gebruikte aanpak generiek maken Kennisstructuur opbouwen Sturing onderzoek vanuit de vraag (witte gaten) Publicatie resultaten lage mortaliteit DD op kleigronden Introductie nieuwe bemonsteringsmethoden AM Introductie van partieel resistente rassen Nog geen 15 jaar geleden werkten er 30 man in Wageningen aan AM en hadden we in de Werkgroep Aardappel Cystenaaltjes Onderzeok WACO verhitte discussies hoe het probleem moest worden aangepakt. Nu zijn er hooguit nog een man of 5 binnen WUR die weten hoe het beestje eruitziet De oudere gaarde is met pensioen en met de laatste interne verhuizing zijn hun aantekeningen de container ingegaan. Natuurlijk hebben de onderzoekers gepubliceerd maar alleen een klein gedeelte van de vergaarde kennis haalt het papier. Een overgroot deel van de vergaarde informatie ligt in de bureaulade. Een ding is zeker: We krijgen nooit meer de gelegenheid om zoveel informatie te verzamelen als in de afgelopen eeuw toen een onbaatzuchtige overheid het mogelijk maakte dat grote groepen onderzoeker aan een probleem van onze landbouw te werken. Onze laatste prof Nematologie was – naar eigen zeggen – in staat een AM advies op de achterkant van een lucifer doosje uit te rekenen. Iets wat ons nooit is gelukt. De informatie is te complex om zomaar aan een voorlichter of teler over te dragen. Enkel via software die de gebruikte modellen uit het zicht houd via een – hopelijk gebruiksvriendelijke interface – is het mogelijk deze kennis toegankelijk te maken Ondertussen zijn nieuwe aaltjes op de quarantaine lijst verschenen en oude vrijlevende aaltjes uit de rookwolken van de grondontsmetting tevoorschijn gekropen. Soms dreigen alle fouten opnieuw te worden begaan als toen met AM. De aanpak van problemen is echter meestal generiek en een kennisstructuur als NemaDecide biedt een houvast welke kennis moet worden verzameld. Het is een effectief middel gebleken om onjectief gaten in onze kennis op te sporen. De telers komen met een vraag: Kan NemaDecide dit wel of niet en soms staan we met een mond vol tanden.

12 Voorstel richting overheid (1)
Beheersing: Hou dichtheden op onschadelijke niveaus (minimum aan pesticiden nodig) Betere bemonsteringsmethoden voor detectie (pootgoed). Betere bemonsteringsmethoden voor populatie dichtheidsbepaling (consumptie en zetmeel aardappelen). Beter gebruik van resistentie, vooral partiële resistentie. Betere methoden om aardappels schoon te maken van aanhangede grond (en AM) voor export.

13 Voorstel richting overheid (2)
Geef de teler de mogelijkheid om objectieve beslissingen te nemen betreffende de noodzaak van een pesticide Kosten baten analyse van bestrijdingsmiddelen Modellen die de populatie ontwikkeling beschrijven Modellen voor het vorspellen van opbrengst verliezen Ontwikkeling van andere manieren van bestrijding: e.g. vanggewassen. In feite de ontwikkeling van een Beslissingsondersteunend systeem

14 Vragen telers Wat betekent mijn bemonsteringsuitslag?
Wat is het risico op schade? Wat gebeurd er met de populatiedichtheid als ...? Moet ik een granulaat gebruiken of een grondontsmetting uitvoeren? Is mijn ras/gewas keuze voor dit perceel optimaal als ik meerdere rotaties vooruit kijk? Hoe kan ik mijn perceel zodanig beheren dat ik een “vrij”-verklaring krijg en houd voor Q-nematoden? Welk pootgoed heb ik de volgende teelten nodig? (planning pootgoed). Wanneer moet ik weer bemonsteren? Welke bemonsteringsmethode moet ik kiezen?

15 NemaDecide: Betere Adviezen door
Bemonsteringssystemen (modellen) Schaderelaties Populatiedynamica Partiële resistentie / Relatieve vatbaarheid Bestrijding (kosten/baten) Risicoanalyse (stochasticiteit) Optimalisatie Alle in Nederland gebruikte bemonsteringssystemen zitten in NemaDecide plus de bijbehorende modellen – detectiekansen berekenen Echte resistentie cijfers volgens de in 1999 ingevoerde spoeltoets dus niet V, LV, R en HR maar percentage resistentie tegen een pathotype De modellen voor schade en populatiedynamica enz. werken niet met gemiddelden met met een frequentie verdeling – stochasticiteit zit er dus in en daarmee risico berekening. Omdat de bestrijdingsmiddelen met de modellen zijn verbonden kunnen er kosten/baten analyses worden uitgevoerd betreffende de kosten/baten van de toepassing. Wanneer is het echt nodig – een objectieve beslissing kan worden genomen en niet een onderbuikgevoel beslissing Optimalisatie \: welk ras is voor mij het beste en waar

16 Grove contour NemaDecide
Data NAK AGRO BLGG DGV MONSTER UITSLAGEN BEMONSTERING DIENST BASIS REGISTRATIE PERCEELS VECTOR PLANTENZIEKTEN KUNDIGE DIENST BUFFERS BESMET- VERKLARINGEN REGELGEVING TOELATINGEN GEWAS BESCHER MING INFO PRIJZEN ECONOMISCHE INFO CULTIVARINFO RASSENLIJST Model BEMONSTERINGS SYSTEMEN SCHADE RELATIES POPULATIE DYNAMICA EFFECT BESTRIJDINGS MIDDELEN VISUALISATIE PEREELSKAART MET UITSLAGEN SCHADE EN POPULATIE IN DE TIJD RISICO, KOSTEN/BATEN AM MODULE VLA Adviezen

17 Bemonsteringssystemen:
Kleinschalige verdeling (meters) 0.6 x 0.6 m2 1 m2 Links de kleinschalige verdeling van het aardappelcysteaaltjes per vierkante decimeter. Het geheel toont een vierkante meter. Rechts dichtheden van het aardappelcysteaaltje per 3 x 3 cm blok. Het geheel is dus 60 * 60 cm2. Zelfs op kleine schaal dus grote clustering. Een steek hieruit geeft dus grote variatie van het aantal aaltjes dat je kunt aantonen. Deze kan worden beschreven met een wiskundige verdeling. Elk aaltje heeft andere waarden voor deze verdeling. Die zijn bepaald voor de meest belangrijke aaltjes soorten en worden gebruikt om detectiekansen te berekenen voor bemonsteringssystemen zoals AMI en Melo-intensief.

18 Bemonsteringssystemen:
Verspreidingspatronen: Besmettingshaard Links: Typische AM valplek. Ovaal van vorm. Grootste uitbreiding in bewerkingsrichting. Zichtbaar voor het gewas zich sluit. De aardappelen bloeien nog niet; later is de rest van het perceel uitgebloeid en zal je de besmettingshaard zien bloeien. Ronde besmettingshaarden komen voor als de bewerkingsrichting wordt gewisseld of vroeger, toen met de hand werd gerooid. Rechts: Visualisatie van de uitgemonsterde haard. Elke vierkante meter apart bemonsterd voor het verkrijgen van een nauwkeurige plaategrond. Hoogste dichtheid in het centrum. Exponentiele afname in bewerkingsrichting en dwars op bewerkingsrichting. Er zit dus regelmaat en logica in. En deze is te beschrijven in een wiskundige formule. Vorm haard dezelfde voor alle teeltgebieden

19 Bemonsteringssystemen:
Oud (overheid) en nieuw (AMI100 cysten) De grootte van een besmettingshaard die met 90% zekerheid kan worden opgespoord. Statutory = de overheidsmethode van 600cc/ha die gebruikt is tot 2010. New = de AMI100 cysten bemonsteringsmethode ingevoerd rond 1990. Detectie eerder. Verspreiding minder. Twee teelten eerder dan overheid de juiste maatregelen nemen om onder detectiegrens te blijven.

20 NemaDecide aaltjescursus Module 2
Schaderelaties Schade en populatiedynamica Schade relatie wordt bepaald door 3 parameters 2 parameters worden beïnvloed door aaltjes: T = tolerantiegrens m= minimum opbrengst bij veel aaltjes 1 parameter wordt beïnvloed door factoren buiten aaltjes om: dat is Ymax = gewicht bij Pi=0 Vergelijking van de curve: Opbrengst = Ymax*{m+(1-m)* z^(Pi-T)} Schade door aaltjes

21 NemaDecide aaltjescursus Module 2
Schade en populatiedynamica Schaderelaties Absoluut en relatief plantengewicht Schade door aaltjes

22 Schaderelatie (simpel)
Generiek verband tussen dichtheid en schade Y = m+(1-m)*0.95(P/T-1) Het ontwikkelen van een theorie of model is stap 1. Daar zijn zeer nauwkeurige databestanden voor nodig. Meestal worden proeven om die redenen uitgevoerd in een kas of klimaatkamer. De tweede stap is de validatie van de theorie of model onder veld- of microplot-omstandigheden. Dat is gedaan door Seinhorst in 52 proeven met verschillende gewassen en tylenchide aaltjessoorten. Om het model (het 1e mechanisme van groeireductie) te valideren heeft Seinhorst de assen zo omgerekend, dat de data uit alle proeven over elkaar vallen. De X-as (weer op logschaal) is niet Pi in nem/g grond, maar Pi/T (of Pi*T^-1), zodat nieuwe tolerantiegrens T’ altijd 1 is. De Y-as is Y’ = (Yrel-m)/(1-m), waarbij nieuwe relatieve minimumopbrengst m’ (als Yrel = m) altijd 0 is. Hierbij is: Ymax = Y bij Pi=0 Yrel = Y/Ymax zodat de relatieve Ymax bij Pi=0 altijd 1 is. Ook hier zien we bij zeer hoge aaltjesdichtheden manifestaties van het 2e mechanisme van groeireductie. Deze punten liggen onder de nullijn. Het is gemakkelijk in te zien dat verdere modellering van het 2e mechanisme (om de schade te voorspellen) weinig zin heeft. We weten al dat dergelijke aaltjesdichtheden altijd resulteren in een misoogst. Daarom moeten deze aaltjesdichtheden eerst omlaag worden gebracht voor de teelt. 52 experimenten over heel Europa

23 NemaDecide aaltjescursus Module 2
Schade en populatiedynamica Populatiedynamica Sedentaire nematoden Voedselbron voor aaltjes (plant) is eindig  Als Pi heel groot is bereikt de Pf zijn maximum: M M hangt af van de groeiomstandigheden van de plant  Als Pi heel klein is dan is: Pf/Pi = a a = maximaal vermeerderingsgetal. Kans op “niet aanprikken” is gerelateerd aan a en M daarom: Pf ≈ M*(1-exp(-aPi/M)) Pi initiële populatiedichtheid bij het planten of zaaien. Pf finale populatiedichtheid bij de oogst Populatiedynamica

24 Populatiedynamica 1 generatie/jaar, compleet P’f =1-EXP(-a·Pi/M)
Pf’’ = b·(1-s ·yh·Pi) Pf = s·yh·ye·M· Pf’ + Pf’’ s fractie bewortelde grond b fractie niet-ontloken juv. in niet bewortelde grond a max. vermenigvuldigingsgetal M max populatiedichtheid yh rel. plantengewicht ye rel. aantal juv./cyst

25 NemaDecide aaltjescursus Module 2
Schade en populatiedynamica Populatiedynamica: Migratoire nematoden, waardplantgeschiktheid Pi, Pf relaties. Hoe te kwantificeren? 1 = goede waardplant = minder goede waardplant 5 = slechte waardplan Of De teelt van goede waardplanten onder: Gunstige omstandigheden (1) Minder gunstige omstandigheden (2-3-4) Slechte omstandigheden (5) 6,7,8 = vermindering van de aaltjesdichtheden bij afwezigheid van waardplanten. Hier is de afname een constante van de Pi. Populatiedynamica

26 Afname van aaltjes in afwezigheid van waardplanten
NemaDecide aaltjescursus Module 2 Schade en populatiedynamica Populatiedynamica: Afname van aaltjes in afwezigheid van waardplanten Aardappelcysteaaltjes 69% 1e jaar na aardappelen 20-30% 2e jaar na aardappelen Bietencysteaaltjes 35-50% Wortelknobbelaaltjes* > 90% Pratylenchus penetrans* > 90% Stengelaaltjes** 60-99% * Hangt af van de aanwezigheid van wortelmateriaal en onkruiden ** Voor stengelaaltjes hangt deze afname af van de basisdichtheid op de verschillende grondsoorten. Op klei is die dichtheid 10-20/kg grond. Dat zijn lage, maar schadelijke stengelaaltjesdichtheden. Bij stengelaaltjes en Pratylenchus penetrans hangt de afname af van de populatiedichtheid van het aaltje en de basisdichtheid op een bepaalde grondsoort, onder bepaalde omstandigheden. Populatiedynamica

27 NemaDecide aaltjescursus Module 2
Schade en populatiedynamica Populatiedynamica: Afname volgens exponentiële curve. Overblijvende fractie na een week: 0.945 Gemiddelde afname van de populatie dichtheid van Meloidogyne chitwoodi vanaf oogst van het gewas tot planten/zaaien nieuwe gewas. Per week sterft 0.05% van de populatie. Populatiedynamica

28 Partiele resistentie:
Ontdekking °Irene +Darwina Pf s=Ms(1-EXP(-asPi/Ms) Pf r=Mr(1-EXP(-arPi/Mr) rv = ar/as = Mr/Ms =0.12 rv = relatieve vatbaarheid Resultaten uit potproeven. Bij hogere dichtheden reductie van wortelstelsel. De Pf-waarden bij deze hoge dichtheden zijn niet gemodelleerd, want niet relevant in de praktijk.

29 Partiële resistentie:
NemaDecide aaltjescursus Module 3 Beheersing en bestrijding Partiële resistentie: Relatieve vatbaarheid AM a.vatbaar =20 M.vatbaar=150 nem/g grond (of nem/100 g grond) RV resistent ras = 5%, dan is a.resistent=1 M.resistent=7.5 nem/g grond (of 750 nem/100 g grond) De Pf-lijnen (op log-schaal) lopen evenwijdig Relatieve vatbaarheid = a.resistent/a.vatbaar = M.resistent/M.vatbaar. Zo wordt het vaak simpel voorgesteld: 2 evenwijdige Pi~Pf lijnen op log-schaal. Dat klopt alleen als de beide cultivars ongevoelig zijn voor groeiremming en de beworteling van pot of bouwvoor 100% is. In de het veld – maar ook in potproeven - klopt dat vaak niet. Dan ziet het plaatje er wat anders uit. Veel gewassen zijn tolerant (hebben een grote relatieve minimumopbrengst, m) voor groeireductie door M. chitwoodi. Daar vinden we deze evenwijdige Pf-lijnen vaak wel in potproeven. Dat heeft gevolgen voor de wijze waarop de RV kan worden getoetst. De toets is nl. nauwkeuriger als er meer aaltjes (het liefst 200) kunnen worden geteld. Vruchtwisseling, de principes

30 Relatieve vatbaarheid voor cultivars van hetzelfde gewas
NemaDecide aaltjescursus Module 3 Beheersing en bestrijding Partiele resistentie: Relatieve vatbaarheid voor cultivars van hetzelfde gewas Phillips, M.S The effect of initial population density on the reproduction of Globodera pallida on partially resistant potato clones, derived from Solanum vernei. Nematologica 30: & Seinhorst, J.W Relation between population density of potato cyst nematodes and measured degrees of susceptibility (resistance) of resistant potato cultivars and between this density and cyst content in the new generation. Nematologica 30: 2 belangrijke publicaties in Nematologica 30 over relatieve vatbaarheid (RV) in aardappelrassen voor AM. Dank zij de goede kennis-infrastructuur in Nederland zijn kwekers meteen aan de slag gegaan met de ontwikkeling van partieel resistente rassen en dank zij hun vakkennis hebben ze deze ook snel gevonden. Door de goede voorlichting naar de telers zijn de nieuwe rassen snel in de praktijk gebracht. In veel andere landen, bijvoorbeeld de UK, bestaat zo’n kennis-infrastructuur niet en is het AM-probleem nu nog steeds zeer nijpend. Het begrip RV kan alleen worden gebruikt bij cultivars van hetzelfde gewas, van dezelfde omvang dus: Aardappelcultivars (maar geen zaailingen of nog niet uitontwikkelde planten vergelijken met cultivars, tenzij van dezelfde grootte wat betreft alle plantenonderdelen) Bietencultivars, Bladrammenas, Gele mosterd Eigenschappen van plantenklonen zoals aardappel zijn meestal minder variabel dan van planten uit zaad. B.v. in de resistente bietencultivar Nematop is 95% van de zaden resistent en 5% vatbaar. Dit principe geldt vaak ook voor resistente cruciferen. In waardplantgeschiktheidstoetsen in de Pf altijd de nematoden tellen en niet alleen de cysten (cysteaaltjes) of de knobbels (wortelknobbelaaltjes). In sommige knobbels zitten geen aaltjes. Minder cysten betekent niet altijd minder eieren per cyste. Dat verschilt per aaltjessoort en pathotype. Er bestaat b.v. een groot verschil tussen G. rostochiensis en G. pallida. Vruchtwisseling, de principes

31 Partiële resistentie (1990)
Kennis betreffen de partiele resistentie / Relatieve vatbaarheid van enkele aardappelrassen in Sinds 2000 is het bestaan van partiele resistentie meegenomen in de wetgeving en worden alle Nederlandse rassen officieel getoets op dit sort resistentie. Vroeger warden deze rassen vatbaar verklaard (er zaten immers wat cysten op) en afgekeurd. Sinda 2010 test elk Europees land zijn nieuwe rassen volgens de in Nederland ontwikkelde toetsmethode. Sinds 2010 worden er al aardappelgeniteurs getest op M. chitwoodi resistentie.

32 Partiële resistentie:
27/05/2019 Partiële resistentie: ‘On farm’ testen Teler Eieren/ g grond ’On farm' demo gestart in 1992 kon op 20 velden van 1 ha in de fabrieksaardappelteelt met 1:2 en 1:3 rotatie, gedurende 2 rotaties, (risico's gedragen door IPO) aantonen dat zonder grondontsmetting en zonder granulaten hogere opbrengsten konden worden gehaald en lagere populatiedichtheden van het pathogeen achterbleven.

33 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Partiële resistentie: 1992 Na 20 jaar, in 2012, zijn 4 velden opnieuw onderzocht op aaltjesdichtheden. Alle telers – op 1 na – we noemen hem teler X – zijn doorgegaan met het telen van partieel resistente rassen en daarna met HR rassen. Teler X teelde nog een aantal jaren vatbare rassen en daarna gedurende twee aardappelteeltjaren HR-rassen. Op alle velden is de AM-besmetting kleiner dan 2 nematoden/g grond. Dat is ongeveer de tolerantiegrens. Op het veld van teler X waren de cysteaantallen met levende inhoud groter dan op de velden van de overige telers. In 1992 lagen de aaltjesdichtheden tussen 50 en 350 nem/g grond. Vruchtwisseling, de principes

34 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Partiële resistentie: Na 20 jaar Hetzelfde perceel, dezelfde plekken 20 jaar later. Schaal y-as identiek aan die van Er lijken geen aaltjes meer aanwezig te zijn. Even een andere schaal proberen.... Vruchtwisseling, de principes

35 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Partiële resistentie: Na 20 jaar Hetzelfde perceel, dezelfde plekken 20 jaar later. Schaal y-as nu aangepast. Nog steeds juvenielen aanwezig. Aaltjesdichtheden zijn kleiner dan de tolerantiegrens (T) voor schade. Grondontsmetting of granulaten om schade door AM te voorkomen zijn overbodig geworden. Vruchtwisseling, de principes

36 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding TBM gebied Het percentage “ niet besmette” velden in het aardappelzetmeelaardappel-telende gebied. “Niet besmet” betekent “niet aantoonbaar” met de zgn. combi-bemonstering van de NAK. Nullen bestaan niet in de aaltjeswereld. Vruchtwisseling, de principes

37 Effect grondontsmetting
NemaDecide aaltjescursus Module 3 Beheersing en bestrijding Bestrijding: Nematiciden: grondontsmetting Effect grondontsmetting T T’ Het effect van grondontsmetting is het doden van een percentage van de levende inhoud van de cysten in de bouwvoor. Laten we aannemen dat een grondontsmetting 80% van de aaltjespopulatie doodt (een gebruikelijke aanname uit het verleden); wat gebeurt er dan? In de grafiek is de populatie dichtheid bij het poten van het gewas en de te verwachten opbrengst verlies voor (blauw) en na een grondontsmetting (paars) weergegeven (schade relatie zie module 2). Als je na de ontsmetting niet opnieuw de populatiedichtheid meet maar wel naar de opbrengst kijkt, lijkt het dus alsof de tolerantielimiet T (tolerantiegrens waar de eerste schade optreedt) naar rechts is verschoven. T lijkt nu bij 10 lle/g grond te liggen (is natuurlijk 10 – 80% van 10 = 2; de normale tolerantiegrens). Of, ander voorbeeld, de te verwachten schade bij 20 eieren/g grond wordt nu bij 100 eieren per grond waargenomen. Wat je ook ziet is dat er bij zeer lage en zeer hoge dichtheden het verschil tussen de beide opbrengstcurves niet erg groot is. Juist in het midden gedeelde is de meeste opbrengstverhoging en dus de meeste financiële winst te halen. Dankzij de het model voor schade (module 2) en kennis betreffende de dodingspercentages is het dus mogelijk een kosten/baten analyse uit te voeren voor grondontsmetting. Grondontsmetting werkt niet alleen tegen ACA, maar ook tegen niet cyste vormende aaltjes die veel gevoeliger zijn. Dit feit en de toename van groenbemesters zijn waarschijnlijk de reden dat er nu meer problemen zijn met sommige niet-cyste vormende (migratoire) aaltjes. 2 Chemische bestrijding

38 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Bestrijding: Grondontsmetting Onvoldoende doding Grondmonsters, per 5 cm diepte, zijn verzameld voor en na een grondontsmetting met DD. Met een loktest is gekeken in hoeverre de cyste-inhoud was gedood door het middel (donkerpaarse staven). Grootste doding ligt rond de injectiediepte van het middel. In de bovenste en de onderste horizonten was de doding laag. De doding lag op 42, 72 en 48% respectievelijk in deze percelen. De 72% doding in perceel 2 was de hoogste ooit gevonden op klei. Een afwijking in injectiediepte was merkbaar in perceel 3 dat zo zwaar was dat de injectiescharen niet op de juiste diepte konden worden gehouden ondanks gecontroleerde rijsnelheid. Het hele injectieprofiel is omhoog geschoven. Samen met de andere onderzochte percelen kon uiteindelijk worden geconcludeerd dat gemiddeld 50% van de aaltjes werd gedood op zavel en kleigronden. Chemische bestrijding

39 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Kosten/Baten Beheersing en bestrijding De winst van grondontsmetting hangt af van de vermindering van de schade door het middel. Bij lage dichtheden is de extra opbrengst zo laag (zie schade relatie module 2) dat de kosten van het middel er niet uit kan. Bij zeer hoge besmettingen raak je wel een groot gedeelte van de aaltjes kwijt maar het zijn er nog steeds te veel (je zit nog steeds op de minimum opbrengst m van de schaderelatie). Er is weer geen positief effect op het saldo. Er is een range van dichtheden waar de afname van de populatie een groot effect heeft op de opbrengst. Dan kan er geld worden verdiend. Deze relatie is weer afhankelijk van de prijs van het geteelde gewas (dit voorbeeld is aardappelen), de aaltjesgroep cysteaaltjes. (vrijlevende aaltjes zijn gevoeliger dan cysteaaltjes), de populatiedichtheid, of combinatie van dichtheden van aaltjes. Deze afweging moet worden gemaakt. Dit is onmogelijk om met de hand te doen maar kan wel met een adviessysteem als NemaDecide. Voor pootgoed en AM – in het geval dat er enkel een besmettingshaard aanwezig is – is de kosten/baten analyse uiteraard negatief gezien deze is gebaseerd op de meeropbrengst aardappelen van de toepassing. Er kan wel een vertraging in de ontwikkeling van de detectiekans worden verkregen. Chemische bestrijding

40 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Bestrijding: Granulaten Drie te beïnvloeden parameters: Ymax: opbrengst bij Pi=0 of Pi<T T Tolerantielimiet m Minimale opbrengst Niet-lineaire relatie. Dus: Verschillen afhankelijk van Pi. Effect op de opbrengst Ymax Hier de standaard schaderelatie (module 2). De begindichtheid (Pi) is op een logschaal gezet. Opbrengst is absoluut weergegeven. Daar elk volgend aaltje minder schade veroorzaakt (module 2) zijn er steeds meer aaltjes nodig om dezelfde hoeveelheid extra schade te veroorzaken. Bij dichtheden onder de tolerantielimiet T voor schade is geen schade waarneembaar. Bij hogere dichtheden naderen we de minimale opbrengst van het gewas (planten vallen niet dood om). Chemische bestrijding

41 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Bestrijding: Granulaten Effect op de opbrengst Ymax Minimale opbrengst m is deel van de plant en plantengroei dat aaltjes ongemoeid laten Stel het gewas is compleet tolerant, op de manier waarop telers tolerantie interpreteren, dus dat de minimale opbrengst m van het onbehandelde ras gelijk is aan Ymax. Er valt dus niets te compenseren. Het granulaat kan dan geen opbrengstverlies goedmaken. Dat wil echter niet zeggen dat het granulaat geen effect heeft. Op sommige gronden en afhankelijk van de toepassing veroorzaakt een granulaat een verhoogde opbrengst in afwezigheid van aaltjes; andere pathogenen worden kennelijk bestreden wat zich uit in een iets hogere opbrengst. Normaal gesproken zijn er echter weinig gewassen, bijvoorbeeld cultivars van aardappel die dit soort tolerantie m is bijna Ymax bezitten. Normaal gesproken kan er bij aardappelen bijvoorbeeld een gemiddeld opbrengstverlies (bij een volveldsbesmetting) van 60% worden geleden met uitersten van 40 en 80% opbrengstderving. Chemische bestrijding

42 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Beheersing en bestrijding Bestrijding: Granulaten Effect op de opbrengst m’= minimale opbrengst van plant behandeld met nematostatica. Verliescompensatie afhankelijk van Pi. Daarom: Relatieve verlies compensatie: (m’-m)/(1-m) Ymax moet bekend zijn!!!! Ymax Het belangrijkste effect van granulaten: Doordat het wortelsysteem gedurende meerdere weken niet kan worden aangevallen door plantenparasitaire aaltjes treedt er gedurende deze weken geen penetratie op van het wortelstelsel en dus geen groeiremming. De hele plant kan zich gedurende deze tijd ontwikkelen alsof er geen aaltje aanwezig is. Voor de aaltjes, die alleen bij de wortelpunt binnendringen, blijft dit gedeelte van het wortelstelsel onbereikbaar ook als het granulaateffect afgelopen is. Omdat een groter wortelsysteem ondergronds ook een grotere plant bovengronds betekent kan er ook meer worden geproduceerd door de plant. Bijvoorbeeld aardappelen. De minimum opbrengst is daarom hoger (hier m’ ). Zoals te zien in het plaatje is de absolute meeropbrengst afhankelijk van de populatiedichtheid. Het lijkt dus moeilijk om met dit gegeven om te gaan. Gelukkig blijkt de meeropbrengst uit te drukken als een fractie of percentage. Wanneer bijvoorbeeld de absolute opbrengst op 1 wordt gezet en hiervan m wordt afgetrokken (m is al een fractie) blijft het verlies over; m’ - m is de winst die we hebben gemaakt en als we deze winst delen door het verlies zonder granulaat berekenen we in feite de meeropbrengst van het granulaat – weer als fractie of als percentage). Dit getal wordt de relatieve verliescompensatie genoemd en deze (hij is relatief) geldt nu voor elke dichtheid. We kunnen dus nu voor elke dichtheid de meeropbrengst berekenen en dus ook een kosten/baten analyse van toepassing van het granulaat. Gezien 40% weinig extra meeropbrengst oplevert bij lage dichtheden, maar wel bij hoge dichtheden is het duidelijke dat de grootste financiële winst wordt gemaakt bij hoge populatiedichtheden. Chemische bestrijding

43 NemaDecide aaltjescursus Module 3
Kosten/Baten Zetmeel Beheersing en bestrijding Kosten baten analyse granulaat gebruik bij de teelt van zetmeel aardappelen, uitgaande van een volveldbesmetting, 40 ton opbrengst en een prijs van 60 euro per ton. Uiteraard is ook de prijs van het middel belangrijk. Chemische bestrijding

44 Dank voor uw aandacht! Akkerweb Precisielandbouw thomas.been@wur.nl
Tel. (+31) Precisielandbouw Tel. (+31)


Download ppt "2nd stage juveniel De nummer 1 belager van de aardappel na de 2de wereldoorlog: het aardappelcysteaaltje. Dit is het juveniel zoals het uit het ei komt."

Verwante presentaties


Ads door Google