Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdArthur Boender Laatst gewijzigd meer dan 5 jaar geleden
1
Bloed en afweer Bloed = weefsel: Cellen en tussencelstof (= plasma)
2
Cellen Erythrocyt (rode bloedcel) Leukocyt (witte bloedcel)
Thrombocyt (bloedplaatje)
3
Cellen: erythrocyt Bevat hemoglobine
Zorgt voor transport van O2 en CO2 Bloedarmoede (anemie) = tekort aan ery’s!
4
Cellen: leukocyt Afweer (soldaten van het lichaam)
Verschillende soorten: Lymfocyt Granulocyt (PMK) overig
5
Cellen: leukocyt: granulocyt
Cel met korreltje De kern is sterk gelobd: polymorfkernig (PMK) In de korreltjes: ammunitie (verdedigingsstofjes) 3 soorten: Basofiel, Eosinofiel, Neutrofiel Basofiel, eosinofiel en neutrofiel: vernoemd naar reactie op kleurstof. Basofiel kleurt blauw. Eosinofiel kleurt rood. Neutrofiel kleurt niet/ nauwelijks
6
De rode bloedcellen (erythrocyten) zijn de kleinste cellen
De rode bloedcellen (erythrocyten) zijn de kleinste cellen. Ze hebben geen kern. Verder zijn er 5 leukocyten zichtbaar: Linksboven een neutrofiele granulocyt, midden boven een monocyt, rechtsboven een eosinofiele granulocyt, linksonder een basofiele granulocyt, rechtsonder een lymfocyt.
7
Cellen: Thrombocyt Bloedplaatjes
Zorgen samen met eiwitten uit plasma voor stolling Dus reparatie van defecten Voorkomt dat dier zomaar doodbloedt
8
Plasma Water Opgeloste stoffen Eiwitten stolling
Transport eiwitten (albumine, globulinen) Afweer eiwitten (immunoglobulinen) Hormonen Voedsel Afval Etc etc etc
9
Afweer A-specifiek: tegen alle indringers
Specifiek: tegen één indringer
10
Afweer: a-specifiek Huid en slijmvliezen
Talg/ maagzuur en andere secreta Braken/ diarree Koorts Leukocyten
11
Afweer: specifiek Gericht tegen één bepaald antigeen
De witte bloedcellen die dit antigeen herkennen, zullen reageren. Zij reageren niet op een ander antigeen.
12
Afweer 1: Een antigeen is iets lichaamsvreemds (bijv een bacterie of een virus, maar ook een medicijn, of een getransplanteerd bloed of orgaan). Het lichaam herkent dit als lichaamsvreemd en wil het onschadelijk maken. De witte bloedcellen zijn de soldaten en gaan in de verdediging. Dit kan zowel a-speciek als specifiek. (sommige witte bloedcelen vallen alles wat vreemd is aan; anderen alleen één bepaald antigeen)
13
Afweer 2: De leukocyt (in dit geval een plasmacel: een B-lymfocyt) maakt antilichamen oftewel antistoffen aan. Deze antistoffen passen precies op kleine uitsteeksels aan dit antigeen.
14
Afweer 3: Het antigeen is nu “gevangen”in antistoffen. Dit is op zich al een belemmering voor het antigeen. Maar: het wordt nog veel erger! Macrofagen zijn witte bloedcellen die veel eten. Het betekent letterlijk: grote eter oftewel dikke vreter. De macrofaag heeft weer kleine tentakeltjes, die de antilichamen vast kunnen grijpen. Hierdoor heeft de macrofaag goed grip op het in antilichamen gebonden antigeen, en vreet hij het antigeen (dus het virus, of de bacterie, of het bloed wat getransplanteerd is) op. Exit antigeen!! Macrofagen horen bij het a-specifieke deel van de afweer. Specifiek en a-specifiek werken dus samen.
15
Afweer: immunisatie In de volksmond: enten
Actief: lichaam maakt zelf afweer aan (= vaccineren) Passief: lichaam krijgt de afweer (inspuiten immunoglobulinen = Ig) Maternaal: via biest en/ of placenta
16
Overal zijn zaken die het lichaam ernstig kunnen beschadigen: denk aan micro organismen, maar ook aan hitte, kou, chemische stoffen, allergenen zoals pollen etc.
17
Zonder afweer kunnen allerlei ziekteverwekkers het lichaam binnendringen. Het dier zal dan snel doodgaan.
18
Vaccineren Het sterk verzwakte of gedode antigeen wordt in het dier gebracht (door injectie, opeten, inhalatie). Het antigeen is zodanig verzwakt (of dood), dat het dier er niet meer ziek van wordt. Het dier maakt wel afweer aan.
19
Passieve immunisatie Het dier krijgt antistoffen (= antilichamen of immunoglobulinen) tegen een bepaald antigeen toegediend. Het dier heeft nu afweer. Een speciale vorm van passieve immunisatie is de maternale immuniteit. In biest (dit is de eerste melk na de geboorte) zitten veel Ig’s. Dus via de moeder krijgt een jong dier al veel afweer. Dit is heel belangrijk, want het afweersysteem van een jong dier is nog niet volgroeid. Een jong dier kan dus zelf minder afweer aanmaken. Zonder deze bescherming van de moeder zal een jong dier snel overlijden tgv allerlei infecties.
20
Als een dier voldoende afweer heeft, zullen binnendringers de kans niet meer krijgen om schade aan te brengen. De afweer ligt in de loopgraven, en kan de aanval afweren.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.